Ultimum Optimum

De gemiddelde columnist kan zich vandaag de dag handenwringend verkneukelen in de terugkeer van Yves Leterme als baas van politiek België en bij uitbreiding van u en ik en alle Walen. Weer een goede reden om de komkommers door de soep te mixen en de pen aan te scherpen, in vitriool te dopen en zacht gniffelend de DINA4tjes te bekrassen met slim gevonden schimpscheuten of schuimbekkende vuilspuiterij. Al bij al fleurt het een anders net iets te sombere winterdag toch weer wat op. Maar u begrijpt natuurlijk beste bierliefhebber dat bierman dit voorrecht niet is beschoren. Niet enkel omdat Yves ook baas is van alle bieren in België, maar vooral omdat het in biermans column in het studentenblad van de Universiteit over bier moet gaan om de dorst te lessen en niet over politiek om dorst van te krijgen. Dat verwachten de lezers.
Voor de politiek gepreoccupeerden onder ons kan bierman het echter niet nalaten om alsnog een kleine communautaire kanttekening te plaatsen bij het debat. Biergeografisch gesproken staat de grootnederlandse gedachte namelijk voor het inruilen van Rochefort voor Oranjeboom, kruidige Saison voor plat Bokbier of La Chouffe voor godbetert Heineken. U begrijpt dat bierman hier dan ook niet anders kan dan een pleidooi houden voor realisme in de politiek: mochten de Walen geen Belg meer zijn dan verliezen we wel heel erg véél hectorliters onvervangbaar kwaliteitsbier en dat is bepaald geen vrolijke gedachte. Ok, ze werken naar het schijnt niet zo hard door in Walonië en ze worden nooit geflitst, in het seizoen schieten ze op hertjes met hun tweeloop en ze stemmen allemaal socialistisch en als bierman hier Flahaut, Reynders of Di Rupo schrijft, dan begint u waarschijnlijk spontaan te glimlachen met een nauwelijks merkbare, maar onmiskenbare grimas in de linkerbovenhoek van de mond. Maar ze brouwen er wel Belgisch bier en dat kan vooralsnog van Nederland in geen enkele betekenis van het woord gezegd worden.

Om dan toch even toch de kern van de zaak te komen: enkele weken geleden nog prees Bierman de nieuwe Hopus de hemel in en noemde het feit dat de brouwer een apart borrelglaasje voor de gist bijleverde een voorbeeld van innovatie en inventiviteit van onze brouwers in een markt die zich internationaal steeds meer aan het consolideren is. Tof en origineel idee wilde bierman eigenlijk alleen maar zeggen. Bij brouwerij Haacht hebben ze blijkbaar goed opgelet want de nieuw vormgegeven Tongerlo Prior heeft toch wel ook hetzelfde gadget erbij gekregen zeker. Bierman wist even niet waar hij het had. Gaan ze nu bij elk bier van die flutglaasjes bijleveren zodat de argeloze consument niet meer weet wat eerst ter hand te nemen? Wat eerst nieuw en verfrissend leek dreigt nu plots een wat vermoeiende aangelegenheid te worden die de kastelein veel afwas gaat bezorgen. Voorlopig is bierman nog absolute mini-gist-glaasjes fan, maar dan alleen voor delicate topbieren waarbij dit ook echt een meerwaarde is. De dag dat Leffe Blond hiermee begint, zal voor bierman in een veelvoud aan betekennissen van het woord een druppel te veel zijn.

De nieuwe look van de Prior is overigens erg geslaagd. In zwart en goud ziet het bier er hartverwarmend uit en dat komt meteen overeen met de smaak en de negen graden alcohol. Het glaasje dat bij de prior hoort – noem het een geniale diefstal - heeft zelfs een naam gekregen: het Ultimum Optimum. Naast Protinus cum Capella (vooruit met de geit) en nog wat ander kerklatijn kent bierman niet zoveel van dode talen, maar dit lijkt te verwijzen naar “Het allerlaatste en het allerbeste” van de Prior. Amen zou bierman aan dit definitieve slotwoord nog kunnen toevoegen, maar misschien is zelfs dat nog te veel.

De Constante Bierstroom

De meeste brouwprocessen staan de dag van vandaag helemaal op punt. Er is een vast recept dat met exacte maten werkt (waar vroeger al eens “men neme een grote schep” of “een klein handvol” werd gebruikt). De installaties zijn proper en betrouwbaar geworden en ingrediënten kunnen met een constante kwaliteit aangeleverd worden. Giststammen worden tegenwoordig zorgvuldig geselecteerd en muteren niet meer verder en op het einde wordt vaker wel dan niet alles nog eens platgepasteuriseerd zodat het gisten ook stopt op het moment dat de brouwer wil dat het stopt. Vandaar dat de dag van vandaag het verschil tussen pakweg het vijftiende en het zestiende brouwsel in ketel drie van Jupiler zelf met de blote smaakpapillen niet valt te ontdekken.
Maar al bij al is het natuurlijk toch een erg middeleeuwse gedachte dat om bier te maken altijd maar weer opnieuw gestookt en gekoeld moet worden onder een collectie stalen ketels en cylindroconische tanks. Het brouwproces blijft een ingewikkeld en omslachtig ambacht waarvan het resultaat niet gegarandeerd wordt. Het beste bewijs hiervan is natuurlijk de mislukte verplaatsing van Hoegaarden naar Jupille. Vandaar dat onze grote brouwers nu al een tijdje op zoek zijn naar de heilige graal van het brouwen: een methode om het brouwproces dusdanig te vereenvoudigen dat het product gegarandeerd steeds hetzelfde zal zijn en tegelijk menselijke fouten en omgevingsfactoren vrijwel uitgesloten zijn. Het ultieme oplossing van deze queeste is voorlopig nog Sciencfiction, maar is toch al een pak verder gevorderd dan bijvoorbeeld de ruimtelift, de lange wapper, een Windows zonder blauw scherm of de hervorming van justitie. Net als de lopende band van de slachterij, koekjesfabriek of autoassemblage zoeken onze grote brouwers naar een lopende band voor de productie van bier: de constante bierstroom. Het idee hierachter is dat vooraan in de brouwfabriek de ingrediënten instromen en dat achteraan het bier zonder onderbreking uit de kraan loopt. Tussenin gebeurt dan alles automatisch.

Hoewel bierman bij het bovenstaande wel hier en daar een bocht heeft afgesneden, blijft het een vreemde gedachte dat ook bier onderworpen is aan de wetten van de multinationale voedingsindustrie. Misschien voldoet bierman verder niet geheel aan de verwachting door zich niet meteen pathetisch de haren uit het hoofd te rukken al jammerend dat de ziel uit het bier wordt gehaald of het failliet van het brouwwezen in Vlaanderen eraan zit te komen of zo. Tenslotte komen auto’s al jaren uit de fabriek en los van de beruchte maandagochtendmodellen heeft bierman daar eigenlijk geen problemen mee. De koekjes uit de fabriek smaken eigenlijk soms stiekem beter dan die van de warme bakker. En bepaalde biersoorten lenen zich nu eenmaal gemakkelijk tot industriële productie dan andere. Als de brouwers op het flesje zetten hoe hun bier gemaakt is, dan zou het voor bierman al voldoende zijn, maar dat zal wel teveel gevraagd zijn. Enfin, ik zal u op de hoogte houden als het zover is zodat u alvast niet kan zeggen dat u van niets weet.

Als tegengewicht rest bierman dan ook niets anders dan in zijn kelder te duiken en een paar biertjes van de Dolle Brouwers (Oerbier, Arabier, Dulle Teve, Boskeun en Stille Nacht, u kent ze wel) boven te halen. Deze micro hobbybrouwerij staat erom bekend dat de verschillende jaargangen van hun bieren subtiele verschillen in samenstelling en smaak kennen. Bierman zal u bij gelegenheid wel het resultaat van zijn vergelijkende studie kenbaar maken.

Andersdenkenden

“Bierman”, zo sprak een verre vriend een paar dagen geleden in café de weg naar Rome, “…als verstokte wijnliefhebber moet me iets van het hart.” Bij het horen van deze woorden fronste bierman meteen even de wenkbrauwen om duidelijk aan te geven dat hij weliswaar een grote tolerantie heeft voor andersdenkenden, maar dat de confrontatie hiermee toch nog steeds een gunst van hem was, eerder dan een recht van de ander. Een beetje zoals de modale stemplichtige burger graag placht te stellen ‘ik heb niks tegen (vul hier zelf een bevolkingsgroep in) maar ze moeten niet (vul zelf een bezwaar in).
“Bierman”, zo ging de andersdenkende onverschrokken verder, “het is wetenschappelijk bewezen dat een glas wijn per dag goed is voor hart- en bloedvaten en ook de vrije radicalen in het bloed doet oxideren hetgeen de kans op kanker doet verminderen. Wijn is dus goed voor de gezondheid en verlengt het leven en dat is alles wat ik er van wil zeggen” In de weg naar Rome viel er een stilte alsof de Paus zelf achter de toog was verschenen om een Hoegaarden te tappen. De kaarters draaiden vol verwachting hun stoelen naar bierman toe en in een hulpeloos gebaar van pathetische mime fronsten ook de inmiddels wat scheefgezakte overblijvende leden van de vogelepikclub een occasionele wenkbrauw – voor zover deze hen nog niet over het ooglid hing. De toogmadeliefjes pruilden de lippen en maakten zich zuchtend klaar om een uur vroeger de straat op te gaan. Bierman nam een grote verfrissende slok van zijn perfect getapte Verboden Vrucht en besloot om antwoord te geven, waar geen antwoord nog soelaas kon bieden. “Wijn is goed voor de gezondheid” sprak Bierman met zachte stem, “dus wijn wordt gedronken uit doodsangst en wie drinkt er nu iets om minder vroeg te sterven? Bierman daarentegen die drinkt zijn bier uit pure levensvreugde.” … en terwijl de vogelepikclub probeert om met gefronste wenkbrauwen met de ogen te knipperen, bestelt bierman Verboden Vrucht voor iedereen.

De Verboden Vrucht is een oud bier van uit de tijd dat de studenten nog op de barricaden en de Amerikanen nog in Vietnam zaten. Het is amber van kleur en hartverwarmend van dronk en het past perfect voor onderweg: iets om tijd voor te maken en toch nog voort te kunnen (maar dan wel liefst de volgende dag). Het is een strijdvaardig bier, vol vuur en tegensprekelijk debat. Een slok Verboden Vrucht geeft bierman het verlangen om op de toog te springen en Leuven Vlaams te roepen of Bont is Moord of zo. Maar tegelijk heeft het bier een zachte afdronk die zelfs het meest onverzettelijke hart doet verzoenen met de weerbarstige wereld en de koppige ander om uiteindelijk iedereen als gezworen vrienden uit elkaar te laten gaan. Toen Pierre Celis – redder van het witbier in Vlaanderen – zijn brouwerij in Hoegaarde afbrandde, kwamen naast het witbier zelf ook drie andere meesterwerken bij Interbrew terecht: Julius, Hoegaarden Grand Cru en Verboden Vrucht. De later gelanceerde Hoegaarden Das was niet onverdienstelijk, maar is inmiddels samen met de Julius een stille dood gestorven (waarschijnlijk te weinig wijn gedronken). De poging daarentegen van AB-Inbev om Hoegaarden in Jupille te brouwen is nog altijd een billenkletser van formaat. Celis zelf brouwt nu helaas in Amerika, maar zijn erfenis is gebleven.
Eenmaal thuis schenkt bierman zich nog een glas witte bourgogne in voor het slapengaan. Het was een mooie avond en wie wil er nu niet graag langer leven?

Volkscafés

Bij gelegenheid leest bierman wel een eens een boek en bij diezelfde gelegenheid is het voor bierman wel zo aangenaam als op elk blad van het betreffende boek ook een prentje bij het tekstje te vinden is. Zo schafte bierman zich vorige week een fotoboekje aan over volkscafés (Volkscafés, vrouwentongen en mannenpraat, Davidsfonds, 2009) in Vlaanderen. De foto’s die in dit particuliere boekje stonden, en die bij het langzaam degusteren van een goed geschonken Gulden Draak in café “Bij Vera en de Rosse” één voor één de revue passeerden, brachten bij bierman een brede lach van herkenning op de lippen. Uit de onderbuik van de samenleving gulpte warempel een stroom aan herinneringen naar boven uit een nog niet eens zo ver verleden van schrale geuren, karakterkoppen, sanseveria’s en achterkoertjes. Met enige trots kon bierman een vijftal van de afgebeelde cafés doorheen het hele Vlaamse land aanvinken als reeds door hem met een bezoek werden vereerd. Eerder het grote aantal volkscafés dat de selectie niet haalde was voor bierman aanleiding tot een lichte frons.
In de lelijkheid van TL lampen, groene gordijnen, kale houten zitbanken, bifi-worsten en oplossoep zit een vreemd soort schoonheid dat samenhangt met het onbemiddelde en rauwe leven. Het respect en de liefde voor het detail van de fotograaf lieten dit eigenlijk vrijwel moeiteloos aan de oppervlakte komen in biermans eigenaardige karakterboekje. En tegelijk zit in die lelijkheid natuurlijk ook de tragiek van het gebroken leven, maar die zit in het paleis van Laken ook en daar hebben ze zelfs geen bier. Enfin, mocht u nog op zoek zijn naar een mooi kerstgeschenk dan is deze uitgave alvast een enorme aanrader. En zo hebt u meteen ook een mooi reisboek om deze zomer mee het land rond te trekken.

Het Belgisch biertoerisme als typevoorbeeld van de hedendaagse ‘glokaliseringstendens’ door V. Van Roy is één van de teksten die in de bibliografie van “Volkscafés” werd opgenomen. Bierman kent toevallig Vincent erg goed en was dan ook blij om te zien dat diens tekst over de constructie van onze nationale bieridentiteit halfweg de vorige eeuw nog steeds opgeld maakt. Kritische geluiden zijn zeldzaam in de bierwereld, maar Vincent toont alvast feilloos aan dat het locaal verankeren van een bier en dit tegelijk over heel de wereld verkopen een commerciële truc is die serieus wat voeten in de aarde heeft. Over hoe dit juist is verlopen zal ik u bij gelegenheid met graagte verder vertellen aan de hand van Vincents tekst, maar u mag het mij natuurlijk ook altijd komen vragen. In café Beveren bijvoorbeeld, als het orgel daar niet draait.

Kaas en Bier

Bier behoeft geen betoog en toch zwamt bierman er nu toch al redelijk vermoeiend lang op los tot eer en meerder glorie van het nobele brouwwezen. En hoewel het altijd een slecht idee is om de concurrentie een hak te zetten, beter is het om uit te gaan van eigen kracht, kan bierman het voor deze ene keer niet laten om eens iets te zeggen over een monument dat eigenlijk geen monument zou mogen zijn: de kaas- en wijnavond!

Om te beginnen citeert bierman met graagte uit een artikeltje van ene Cornelis Heystek die uit een doctoraat uit 2005 aan de universiteit van California leert dat wijn en kaas met elkaar vloeken als de kettingrokende buurvrouw die de tram pakt naar de Turnhoutsebaan. De klassieke definitie van een goed samengaan van smaken stelt dat beide smaken elkaar zouden moeten versterken en nu blijkt dat dit bij wijn en kaas eerder weinig het geval is. Vooraf had overigens al één of andere Zweed bewezen dat witte wijn en blauwe schimmelkaas elkaar qua smaak negatief beïnvloeden. In het Californische onderzoek werden 8 kazen met 8 wijnen gedurende drie maanden met elkaar gecombineerd door een grondig opgeleid proefpanel. Hieruit bleek dat nagenoeg elke combinatie tussen de wijnen en de kazen, een negatieve invloed had op de goede (smaak)eigenschappen van de wijnen. De smaak van kaas was nadelig voor de gepercipieerde rijpheid en fruitigheid van zowel de dure als de goedkope wijnen. Alle kazen, van de milde kaas tot pikante Gorgonzola, maakten dat men in elke wijn, minder hout, minder rijpheid en minder zuren proefde. De blauwe schimmelkazen hadden een iets groter effect op de wijnen dan de twee zachte kazen, maar deze verschillen waren niet significant voor bijna elke smaak.

Vooral in Vlaanderen staat de vanzelfsprekende associatie van kaas en wijn als een huis. Het moet echt wel tot één van onze culturele wortels behoren of zo. Nochtans heeft ons land geen streekgebonden grote wijnen, zijn vele wijnen kwalitatief inferieur aan onze bieren en bovendien meestal ook veel te duur. De wijncultuur werd ons ingegeven door het verlangen om aan te sluiten bij onze Franstalige elite (toegegeven: in een tijd waarin de kwaliteit van zowel bier als wijn erg wisselvallig was). Maar waarom er dan tot op vandaag nog steeds hardnekkig en massaal kaas- en wijnavonden worden gegeven is bierman een groot raadsel. Het moet iets met de gedachte te maken hebben dat als iedereen het doet dat het dan wel goed zal zijn. Tot voor kort ging dit overigens ook nog op voor beleggen op de beurs. Vroeger had bierman al eens ergens opgevangen dat kazen een vetlaagje in de mond leggen waar wijnen negatief door beïnvloed worden. Schuimende bieren hebben van dit nadeel veel minder last. Om er eens pseudo-wetenschappelijk een complete slag naar te slaan kan bierman hier nog aan toevoegen dat bier- en kaasgisten gewoon veel meer met elkaar gemeen hebben. Wijn is iets om te combineren met neutraal brood en in mindere mate kruidige vleesgerechten, maar ook daar valt veel te zeggen voor een schuimend glas goedgebrouwen bier van de juiste temperatuur en smaak.

In het bierpassie magazine geven ze al een paar jaar tips om kaas en bier te combineren. Net als bij andere gerechten is er bij de combinatie met bier steeds de keuze tussen contrast en harmonie. Bij wijze van uitsmijter geeft Bierman nog een kleine bloemlezing:
Contrast en harmonie: Ename en coulommiers;
Zacht en romig: Straffe Hendrik en camembert;
Rijk en mild: Duvel en Comté;
Complex en kruidig: Tripel Karmeliet en Cantal;
Zoet en romig: Chimay rouge en Maroilles;
Fris en sterk: La Trappe Tripel en Neteling (geitenkaas);
Romig en kruidig: Grimbergen Goud en Brillat-Savarin;
Vettig en bitter: Colombier Fermier en Orval;
Krachtig en zoetzuur: Bleu des Causses (zachte blauwe schimmelkaas) en Kriek Cuvée René.
In heel wat gevallen bestaan er kazen en bieren van eenzelfde merk. De combinatie hiervan meestal ook wel erg lekker. Maar de echte fijnproever gaat in beste gastronomische en Bourgondische traditie voor de meerwaarde. De echte fijnproever drinkt het juiste bier bij zijn kaas zelfs al doet de rest van de wereld daar niet aan mee.

P Magazine

Op onduidelijke wijze werd bierman vorige week het gratis studentennummer van de P in de schoot geworpen. Nu staat bierman vooral bij zichzelf niet meteen bekend als een vastgeroeste moraalridder met de uitstraling van de buitenband van een tractor. Dus een matige dosis P-magazine – toch wel het betere weekblad voor jongens op leeftijd die bij tijd en wijle met graagte eens hun hersenen in een bokaal naast hun bed zetten – valt zeker te waarderen. En de verwachtingen werden overigens ook ruimschoots ingelost, want blijkbaar schrijft niet enkel bierman op het niveau van een driejarige kleuter. Zet een vrouw in ondergoed op de voorpagina en maak van de rest van het boekske een variatie op een handvol thema’s: sex, bier, pippi en goedkope brol om het kot in te richten (er stond ook dure brol in, maar die was van een merk). Enfin, u begrijp biermans volkomen professionele interesse werd meteen gewekt en het feit dat de P er niet in slaagde om enige diepte in hun academische publicatie te leggen deed bierman werkelijk een groot genoegen. Een beetje zoals Oranje strafschoppen zien trappen op een groot tornooi: je weet wat er gaat komen, je weet dat het niet goed zal zijn en je kijkt er echt naar uit.

Bierman proeste echter zijn slok lauwe Karlsquelle uit bij het argeloos lezen van de P’s grote goedkope bierentest. “Ze mogen doen wat ze willen”, riep hij nog enigszins pathetisch uit, “maar van mijn Karsquell moeten ze afblijven !”. Achteraf gezien zijn ze waarschijnlijk ook van Karlsquell afgebleven of zullen ze er toch niet al te rap meer aankomen gezien het feit dat dit bier een erg lage score kreeg en de vermelding “als mijn zwembad ermee gevuld zou zijn, zou ik er nog op letten dat ik bij het zwemmen niets binnenkrijg.” Kijk, dat vindt bierman nu een echt onder de gordel. Op het gevaar af de zaak wat te ver op de spits te drijven (en natuurlijk ook als een martelaar beschimpt te worden in de volgende P) durft bierman naar zijn bescheiden mening daarom toch te stellen dat de heren onderzoeksjournalisten van de P, die overigens op de foto staan terwijl ze pippi doen, een voor de hand liggende fout hebben begaan: ze verwarren bier met pils. Maar Pils is gewoon pils, zeker als het blikpils is. Het is lage gistingsbier met een beperkte hoeveelheid ingrediënten. Het wordt door grote brouwerijen zo snel mogelijk geproduceerd in grote hoeveelheden – vervolgens volkomen doodgemaakt - en dan in verschillende verpakkingen en volgens verschillende marketingmodellen (luxe, merk, huismerk, zonder merk) aan de man gebracht.

De praktijk van het vergelijken van pilsmerken komt er volgens bierman dan ook eigenlijk op neer dat het proefkonijn probeert te achterhalen hoe dicht het betreffende blik bij de geijkte smaak zit van de vertrouwde merkpils. Europese hygiënenormen zorgen ervoor dat ze allemaal nog veilig te drinken zijn en de Duitse brouwregels maken bier van daar wat zwaarder in de hand en op de maag (in het hoofd enkel achteraf). Zelfs blind geproefd, zegt het hoger inschatten van het huismerk van een multinational boven het onvolprezen Karlsquell meer over de consument dan over het product. Blij zijn met merkpils lijkt op Vlamingen uit de Moeren (het vlakste stuk van het vlakke land) die opkijken naar de Kemmelberg, op een rit winnen in de ronde van de Condroz, op trots zijn op een Trabant met leren zetels, op de buurvrouw die een schonere vaas heeft, op de P lezen voor de artikels.

Voor bierman heeft het allemaal iets van een scène uit de helaasheid der dingen, wat waarschijnlijk ook wel de bedoeling was. Wel jammer blijft natuurlijk het feit dat brouwers tot op vandaag de brouwerij van herkomst en een paar essentiële brouwgegevens (gepasteuriseerd, hergist, gebruikte kruiden, densiteit…) niet op de verpakking moeten zetten. Maar laat ik voor deze ene keer eens niet te inhoudelijk worden.

De mooiste brouwerij

Hoewel bierman tekstjes schrijft voor de Zonnelandjes van de universiteit van Antwerpen, woont hij eigenlijk in een godvergeten gehucht van Oudenaarde in een oude bocht van de schelde. Geologisch-toeristisch gesproken ligt biermans dorpje – waar overigens ook andere mensen wonen die niet allemaal bier drinken - op de grens van de Zwalmstreek, Scheldevalei en de Vlaamsche Ardennen. Gezien deze niet onbelangrijke troeven, heeft in biermans agrarische dorpje dan ook iedereen van naam en stand een koersvelo om de Ronde Van Vlaanderen na te spelen. De lokale beloftekampioenen scheuren kompleet afgetraind aan schrikbarende snelheid doorheen de dorpskern, terwijl de lokale veertigers op hun al even schrikbarend dure Merckxfietsen hun bierbuik langs het jaagpad aan de schelde rollen. Soms verenigen de wielerfanaten zich in clubs en rijden dan om ter snelste, wat niet noodzakelijk hetzelfde is als snel. Om een lang verhaal kort te maken: als een twintiger plots veertig wordt dan koopt hij een Merckxfiets, dat is de ongeschreven wet van het wielermilieu en zo komen oude koersvelos te koop te staan langs de kant van de weg. Na jarenlang ontelbare voortuintjes gepasseerd te zijn met daarin te koop staande fietsen kon bierman zich op een warme zondag afgelopen zomer niet langer bedwingen. Bierman heeft nu ook zo een koervelo. En zo is het gekomen dat bierman voortaan elke zondag zijn koersbroek met zeemvel aantrekt alsook zijn sponsen handschoentjes zonder vingers. Dan neemt hij zijn pas verworven rijwiel en begint aan zijn persoonlijke Ronde Van Vlaanderen: Biermans Brouwerijenroute. Na het jaagpad langs de Schelde tot in Oudenaarde, slaat bierman vlak voor de binnenstad linksaf om de voetgangersbrug over de schelde op te rijden. En halverwege die brug over de Schelde blijft hij staan om het uitzicht te bewonderen: bouwerij Liefmans.

Het hart van deze brouwerij wordt gevormd door een prachtig bakstenen gebouw van vier etages in 19e eeuwse industriële stijl (een echte fabriek dus en geen modern steriel geval van staal en glasl), omgeven door de loskade bij de rivier, opengetrokken bijgebouwen en een paar rijen windstrelende populieren. Vanop de plaats waar bierman staat ziet brouwerij Liefmans er met voorsprong uit als één van de mooiste industriële sites van ons land. Overigens is bierman bij gelegenheid ook eens binnen gaan kijken in de brouwerij. De open zinkkuipen van Liefmans hebben iets weg van een ondiep art-deco zwembad. De open ramen en verweerde materialen dragen bij aan de plechtige sfeer van noeste arbeid en edel ambacht. De grote houten schotten om het gistschuim af te scheppen, hangen aan hengsels hangen in de diepe kuipen en worden tot op vandaag nog steeds door twee man met de hand voortgetrokken. Overigens worden na de recente overname door Moortgat op deze site enkel nog de ingrediënten gemengd en in contact gebracht met de wilde omgevingsgisten. Het eigenlijke rijpen en bottelen gebeurt voortaan in Breendonk. Enkel de kriekbieren worden in een tweede fase nog ter plaatse op krieken gelegd.

Als bierman echt goesting heeft rijd hij op zijn stalen ros nog een kilometer verder om dan net voor Ename rechts de Volkegemberg op te draaien op de grote plaat (12 procent). Na de kasseien volgt dan de redelijk geschifte afdaling van de Boigneberg (15 procent kronkelbaantjes) om dan een paar straten verder rijdt langs de mooie brouwerij Roman in Mater te passeren. Na de kasseien van de Jagerij en terug een stukje scheldevalei passeert bierman dan bij gelegenheid nog even langs het hoeventje van brouwerij Contreras in Gavere.

Vlaanderen is rijk en enkel de inkompoort van Slagmuylder is mooier dan het brouwschip van Liefmans. En wie mij niet gelooft moet hier zelf maar eens een koersvelo komen kopen en gaan kijken. De veertigers raad ik Volkegemberg wel eerder af, zeker op de grote plaat. Hoewel er boven wel een goed café is.

Maneblusser

Net als Mao, Herman Hesse en JeanMarieDeDecker denkt bierman er hard over na om een boekje met spreuken en wijsheden uit te geven, die allen in de eerste plaats wel te maken hebben met bier, maar bij uitbreiding ook geschikt zouden zijn voor huis- labo en aulagebruik uit te geven. Het grote voordeel van deze literaire productie zou er vooral in bestaan dat ook toekomstige generaties niet langer verstoken zouden blijven van biermans onontbeerlijke inzichten en wetenswaardigheden inzake bier.
Bovendien vragen mijn fans mij met een zekere regelmaat naar het geheim van grote bieren, mij onderwijl overigens enigszins verontrustend aanstarend met hondstrouwe puppyogen. Met zoveel volgelingen wordt het dus ofwel een boekje ofwel een staatgreep en omdat bierman nu eenmaal geen politieke ambities heeft, een culturele revolutie vooral vermoeiend vindt en vooralsnog geen lijst die zijn naam draagt wil oprichten, zal het waarschijnlijk wel een boekje worden.

“Een dorstig paard kan geen haver eten”, bedacht bierman nog deze morgen bij het opstaan, dus dat komt er zeker in het grote bierspreukenboek. Niet dat het echt iets betekent, maar het klinkt wel goed. Wat bierman eigenlijk wil zeggen is natuurlijk: “een dorstige bierman kan geen paardensteak eten”. Maar dit soort dieronvriendelijke uitspraken zet geen zoden aan de dijk. Overigens: “Een dijk breekt door teveel water, een man door teveel pils”, bedenkt bierman hier meteen ter plaatse. U merkt het stof genoeg voor een boekje. Want “Wie stof veegt moet bier drinken”, waarmee bierman natuurlijk wil zeggen dat wie voor een examens studeert ook elk uur tien minuten pauze moet nemen. Enfin, al die uitleg is waarschijnlijk overbodig, maar voor de volledigheid gaat bierman nog even door met het bedenken van addagia zonder bijgevoegde hermeneutische sleutels: wie het vat aanslaat moet tot de bodem durven gaan; denk nooit aan de volgende slok; wie brouwt met tarwe kan geen gerstenwijn maken; kabouters maken kabouterbier maar reuzen drinken kabouterbier, men kent een man/vrouw aan de bierkelder, het leven is als bier – wie er niet van drinkt laat het verschralen, brouw enkel bier dat je zelf wil drinken, wie denkt in bakken drinkt veel bier – wie denkt in glazen drinkt graag bier, wie roept kan niet drinken, koester je dorst, … enzovoort enzoverder. Mocht u er mij nog enkele willen terugmailen, dan wil ik ze in de volgende post wel publiceren.

Afronden doet bierman met de woorden van Mao: als je in China bent, doe dan zoals de Chinezen. Vorige vrijdag was bierman in Mechelen en dus dronk bierman een Maneblusser. In 1657 of zo dachten een paar zatte Mechelaars dat de St. Romboutstoren in brand stond omdat de bloedmaan vanachter de toren scheen. Een pijnlijke vergissing die vreemd genoeg vandaag is uitgegroeid tot een trotse bijnaam eerder dan een schaamtelijke slapstick waaruit hopelijk geen conclusies te trekken zijn over de degeneratie van de familiestamboom. De Maneblusser zelf, want daar wilde bierman het uiteindelijk over hebben, is zeker geen vergissing zoals de gelijknamige anekdote, maar ook weer geen uitslaande brand. Het is wederom een eigentijds mooi bleek biertje van 6 procent, met opmerkelijk stevige schuimkraag. Een bier dat eigenlijk zowel op het terras als op een feest of receptie goed tot zijn recht komt. Brouwerij het Anker - in het hart van de Mechelse binnenstand, bekend van edele bieren als Gouden Carolus en Cuvée van de Keizer - herdoopte de bestaande BlusserPils tot AnkerPils, zodat geen verwarring kon ontstaan met deze nieuwe Maneblusser. Bij zoveel inzet en toewijding kan bierman alleen maar een traan wegpinken.

Hopus

Naar goede gewoonte valt bierman bij het bespreken van een bier maar meteen met de deur in huis. Kwestie van achteraf niet te kunnen zeggen dat hij het niet gezegd heeft: Hopus is een monument, een meesterwerk in het glas, het bewijs dat het talent van onze brouwers schier onuitputtelijk is. Meteen erg jammer ook dat ik het bier niet eerder heb opgepikt en pas vorige week heb kunnen degusteren. Er waren nochtans signalen genoeg. Zo schreef Laura, een vriendelijke (en erg beleefde) studente mij een paar maanden geleden nog dat ik de Hopus toch echt een moest proberen. En ook het bierpassiemagazine van rond die tijd had een special over Brasserie Lefebvre’s nieuwste creatie klaar. Ach ja, iedereen maakt fouten zeker en daarmee is bierman geheel vrijwillig – zij het wel uit onwetendheid – zes maanden lang verstoken gebleven van een ronduit subliem bier. Bierman kan zich wel voor de kop slaan van spijt en tot penitentie slechts nadrukkelijk aan elke rechtgeaarde bierliefhebber smeken om alstublieft niet dezelfde fout te maken.

Meteen al de vormgeving van Hopus is er één om staande van achterover te vallen. Terwijl Werner van de Agora (waar Hopus sinds kort ook te verkrijgen is) het de beugel van het flesje deed knallen en inschonk in een ranke kelk, viel biermans mond onwillekeurig een beetje open en kon hij slechts met de inzet van al zijn vermogens vermijden dat een straaltje saliva de mondhoeken deed glanzen. De knal van die beugelfles verraad al dat het bier net iets meer druk zet op het flesje dan een gemiddeld bier en de fijne pareling en rijke schuimkraag vormen hiervan het bewijs. Wat ook getuigt van uitzonderlijke kwaliteit is die nadrukkelijke verzadigde hopgeur die bij het openen van een flesje Hopus meteen vrijkomt. Onwillekeurig draaide bierman zijn hoofd om te kijken welk mooi meisje zo geparfumeerd voorbij kwam, alleen maar om te ontdekken dat het om het bier zelf ging. Het hele bier draait dan ook om vijf soorten vrouwelijke hopbellen die met mout en gist vervlochten worden tot een klein kunstwerkje in het glas. Weliswaar vijf vrouwen in één glas, zo denkt bierman verder volmaakt onschuldig en zonder vrouwonvriendelijke bedoelingen, maar toch geen oorlog. De hopus is blond en zacht. De bodem van het flesje wordt wijselijk in een apart druppelglaasje geserveerd omdat de gist de subtiele smaak volledig zou overheersen. En wat overblijft is een stabiele maar erg lichte body en een smaakbasis van aciditeit en mout. Daarop heeft de brouwer echter een opwindende bries van bitterheid gezet die mijn eeuwig jongenshart spontaan wat sneller deed slaan.

De zoete golf is voorbij. Supergesuikerde stroopbieren met allerlei smaakjes overheersten tot een paar jaar geleden de markt volledig. Vergelijk het gerust met dames die denken dat ze parfum moeten blijven bijspuiten net zolang iemand hen er een compliment over geeft. Maar het breken met deze overvloed aan zoetigheid, maakt de trend die we de laatste jaren in het bierglas kregen des te smaakvoller. Dat is de herontdekking van de basis van het bier, gekoppeld aan het vakmanschap om de massieve basissmaken te temperen, die het geheel moeilijk verteerbaar maken. Het feit dat onze brouwers erin slagen om naast al het klassieke brouwgeweld nog nieuwe bieren te maken die vanaf de eerste slok staan als een huis vervult bierman dan ook met bewondering, dankbaarheid en vooral heel veel dorst. En als u me nu wil excuseren, ik ga maar eens terug naar de Agora.
Meer info: www.brasserielefebvre.be/

Augustijn 2

Een nieuw academiejaar vol met bierbesprekingen is weeral begonnen. Er zijn nog ongeveer 950 belgische bieren waarover bierman nog geen woord gesproken heeft, dus er valt meer dan genoeg te doen. Helaas schiet de boel echt niet op natuurlijk als de actualiteit bierman een ferme loer lapt. Enkele maanden geleden prees bierman nog de Augustijn als meest klassieke bier van ons land. Een degelijke maar erg klassieke smaak, een mooi maar erg klassiek glas, een prettig logo dat wel erg luid jaren 70 schreeuwt en een abdijbier tenslotte dat bij gebrek aan een abdij naar een kloosterorde werd vernoemd. Brouwerij Van Steenberge, het vroegere Bios in Ertvelde, staat erom bekend dat ze dezelfde bieren onder verschillende merknamen durven afleveren en onder innovatie begrijpen dat iets wel weer terug mode zal worden al je er maar lang genoeg mee doorgaat. (Augustijn verscheen naar het schijnt ook al als Cuvée de Briqville, Domein Bleek, La Filee, Ne Goen, een Klingse Kalsei, Nounou, Queue de charrue blonde, Stoeren bonk, Nen Turf en een Verrebroekse Flip, ...). Maar al bij al is Augustijn voor bierman, die zelf met veel vreugde naar de paters Augustijnen van Sint-Rita in Kontich is gegaan (patrones van de hopeloze gevallen), altijd weer een blij weerzien geweest met de authenticiteit van het leven zoals het is, eerder dan de valse romantiek van heel de trappisten omkadering.

De inkt van biermans lofzang op Augustijn was evenwel nog niet helemaal droog of daar kondigde de brouwheer al een totale revisie van het bier aan. Na de klassieke Augustijn (7,5%)) en de recente Augustijn Grand Cru (9%) verschijnt er deze maand dus onvermijdelijk een Augustijn donker (7%). Ten behoeve van de argeloze lezer die het niet meteen kan geloven en ook niet de moeite wil doen om de vorige regel te herlezen zal bierman het nog een herhalen: Augustijn Donker! Hoe je het ook draait of keert, het blijft toch een beetje als een vloek klinken: Augustijn Donker dat klinkt toch echt een beetje als Duvel Zero, Guinnes Witbier of Westmalle Pils. Maar hoe revolutionair deze Ertveldese stunt ook lijkt, in het glas gedraagt de donkere Augustijn zich toch weer helemaal als een volwaardig lid van de familie met een klassieke en veilige smaak, een beetje aan de zoete kant, maar boeiend genoeg om dorst te lessen en zintuigen te verzadigen. Kortom de betrouwbare Opel Kadet onder de bieren, met één jaar omnium en extra airbags.

Het logo van Augustijn krijgt verder ook een update van begin jaren 70 naar midden jaren 90 en lijkt nu op iets wat Baltazar Boma zou krijgen als hij zijn merk besteld bij Pascalleke (hoewel wij natuurlijk allemaal weten dat dit een Sloeber is). Gelukkig is het klassieke Augustijnerpaterke gered geworden, hoewel dat toch echt niet lijkt op de paters waar ik vroeger nog les van kreeg. Voor de volledigheid zegt bierman er ook nog bij dat de Augustijn nu ook officieel geen abdijbier meer is omdat het geen erkenning kreeg toen de Vlaamse brouwers enkele jaren geleden de markt afschermden. Daarmee breekt het feit dat ze geen abdijnaam vonden voor hun bier al die jaren geleden, hen nu alsnog redelijk zuur op. De brouwer kiest nu uit marketing overwegingen, radicaal voor de kwalificatie ‘kloosterbier’ dat vooral in Duitsland een ingeburgerde term is.
Voila, twee keer Augustijn besproken binnen het jaar. Een mens moet het maar kunnen. En ook bij de volgende restyling van de Augustijn, als alles goed gaat naar verwachting in 2035 zal bierman er zeker bij zijn.

Gusto

Gusto is het nieuwe bier van brouwerij de Koninck. Bierman was van plan om bij wijze van bladvulling nog wat wetenswaardigheden over Bollekes, Prinskes, Fluitjes en Handjes te schrijven, maar ergens midden vorig jaar is deze brouwerij al de revue gepasseerd. Bovendien staat er een degelijk filmpje op http://www.dekoninck.be/ en met de dictatuur van de audiovisuele media in het achterhoofd, weet bierman dat hem bij een goedgemaakt filmpje slechts nederig zwijgen rest. Opmerkelijk is die Gusto overigens wel. Meer dan hondervijftig jaar lang maakt De Koninck één enkel universeel bier dat heel Groot Antwerpen maar moet slikken en een paar jaar later hebben ze al een blonde, tripel, winterkoninck en nu ook twee zware en smaakvolle Gusto’s in het aanbod. Niet dat biermans argwaan hiermee nu meteen gewekt is, het gaat tenslotte niet om Trappist-Bitburger of zo, maar als toegewijd onderzoeksjournalist leek enige nadere prospectie toch aangewezen.

Net op het juiste moment bracht een goede vriend van bierman warempel geheel onverwacht een volle fles Gusto mee (Gusto 1833 Golden Blond om precies te zijn, wat iets helemaal anders is al de Gusto 1833 Ruby Red). Na enige dagen eerbiedig naar de fles te hebben gekeken – de gist moest zakken na het transport in de rugzak – hebben we ze samen gedegusteerd. In gedachten zie ik u al de wenkbrauwen fronsen: bierman die geen bier drinkt, maar degusteert? “Heeft hij misschien het groot lot gewonnen”, zo hoor ik u al denken, “voelt hij zich te goed worden voor gewone studerende bierliefhebbers, moet meneer er nog een gegrilde oester bij hebben of zo, … ?” … enfin het gebruikelijke geweeklaag van de zich gepasseerd voelende kleinburger. Geen nood evenwel, snobisme is mij nog steeds geheel vreemd - voor zover zelfonderzoek toereikend is om de kenmerken hiervan bij het eigen subject te identificeren - ik eet nog altijd elke morgen boterhammen met choco terwijl ik eerst de sportpagina’s lees in mijn gazet. Dit laatste maakt mij wel een ontegensprekelijk volstrekt onopmerkelijk deel van het klootjesvolk, maar dit neemt niet weg dat het nieuwe bier van De Koninck wel gewoon de naam “Gusto” gekregen heeft en dat het overal omschreven wordt als een fijn en fruitig degustatiebier. Wie is bierman dan om tegen de massa in te gaan. Het is gewoon eerder moeilijk om dit bier te niet te degusteren.

De droge afdronk, fijne pareling en subtiele fruitigheid die zowat overal door critici wordt omschreven of overgenomen uit het persbericht, heeft bierman overigens zelf wel kunnen ontdekken. Wat verder bijbleef was dat in dit bier, net als in enkele gloednieuwe bieren van andere brouwerijen, ook weer vrij bleke mout werd gebruikt. Voor bierman is de Gusto 1833 Golden Blond dan ook vooral een voorzichtig bier, dat inderdaad eerder om aandacht vraagt dan de zintuigen op te eisen. En zo is de cirkel rond en komt bierman weer bij het degusterenen laat dat nu ook net de laatste mode zijn. U weet wel: onthaasting, vereenvoudiging, slow food enzo. Enfin brouwerij De Koninck gaat mee met zijn tijd en hun eerste volwaardige hergiste bier is goed gemaakt, lekker, origineel (er staat eens geen abdij of kasteel op het etiket) en vrij degelijk vormgegeven

“Antwerpen is de hoofdstad van Vlaanderen, de rest is parking”, zo zeggen studenten mij soms als zwanzend. Gusto is alvast een argument om te gebruiken als ze van de parking om uitleg komen vragen.

Pater Lieven

Enige tijd geleden smaakte bierman het grote genoegen om het blijde huwelijk van zijn schoonbroer te mogen vieren. Bierman is natuurlijk een man van de wereld, aangezien bier van de wereld is en man geen verdere uitleg behoeft. Daarom nam bierman zijn tweewekelijkse douche drie dagen te vroeg, trok zonder morren op deze bloedhete maar gezegende dag, zes lagen door het verzamelde vrouwvolk geschikt bevonden kleding aan en woonde geduldig en vreugdevol ceremonie en recepties bij. Omdat bierman elk jaar een jaar ouder wordt, kan hij zich overigens al menige receptie herinneren waar bier rijkelijk vloeide. Zo staan de recepties van deze universiteit bekend om het feit dat er regelmatig een vat Koninck wordt aangeslagen. Meer extralegale voordelen moet een mens zich in zijn leven niet wensen. Ook trouwde een vriend van bierman in de achtertuin van Haacht, met een schier onoverkomelijke hoeveelheid Campusbier in voorraad. Op het einde van die receptie had bierman het bruidspaar wel kunnen kussen van vreugde (wat hij dan ook ten overvloede gedaan heeft).Verder herinnert bierman zich eerder bieren en locaties, maar niet altijd meer de blijde gebeurtenis die eraan vasthing: Ename in de Parochiezaal van Asper, Hoegaarden in de tuin van het kasteel van Vlierbeek en natuurlijk zijn eigen trouwreceptie in De Pinte (in Bierbeek was niets meer vrij) met Duvel. Terugkijken op het leven, kan bierman enkel vreugde vinden. Natuurlijk zijn er mensen die liever champagne, Campari, cola, water of witte wijn drinken op een receptie. Ze bestaan en doen geen kwaad. Bierman heeft een grote hart waar plaats is voor iedereen. Maar bij de schoonbroer, was het dus een vierkantshoeve in Ronse en er was Pater Lieven. En nu bierman er zo over nadenkt: er is geen bier met een toepasselijkere naam om op een huwelijk te schenken. “Pater”, verwijzen naar het vaderschap en vruchtbaarheid van het huwelijk en “Lieven”, een beetje jammer van het meervoud, maar toch de liefde die het koppel samenbracht. Bierman werd er warempel een beetje melancholisch van. De blonde heb ik dan ook gedronken op de gezondheid van het koppel. De bruine voor mezelf en voor de smaak.

Nog meer tot aanbeveling strekt het feit dat de Pater Lieven een echt feestbier is. Het werd door brouwerij Van den Bossche in Sint-Lievens-Esse ontworpen als feestbier in 1957 voor de toenmalige Liviniusfeesten (die elke 50 jaar worden gevierd). Het is de grote verdienste van de brouwer dat hij de smaak ook duidelijk afgestemd heeft gekregen op feestgedruis en tooggesprekken. De blonde is knapperig en smaakvol, maar heeft een licht body en een zeer aanvaardbare 6,5 alcoholpercentage. De bruine heeft combineert deze laatste twee kenmerken met een smakelijke mout en rooktoets. Onze nationale topbieren zouden op een doorsnee volksfeest misschien kopje onder gaan te midden van het dessertbuffet, de wafelenbak, hotdogs, de Marie-Louise en DJ Dave. Maar ook onze multinationale subtoppers – voor de hand liggend als ze zijn – maken net iets te kwistig gebruik van vergiste en onvergiste suikers om nog vlot verteerbaar te zijn op een feest. Pater Lieven doet waarvoor hij gemaakt is: op een smakelijke manier de dorst lessen in vol feestgedruis zonder op de maag te wegen. Wie doet het hem na?

Augustijn

Ooit was er een tijd dat elke brouwerij op zoek moest gaan naar een eigen abdijbier om de vers vertrekkende bierboot niet langs de kant te staan uitzwaaien. We spreken nu van de tijd voor de grote oliecrisis van vorige eeuw. Helaas raakte de namen van de bestaande grote abdijen vrij snel uitgeput. Vandaar dat brouwerij Bios in Ertvelde op het einde van de grote stoelendans besloot om geen abdij maar meteen een volledige kloosterorde aan boord te brengen van de nog steeds overdrachtelijke boot die u als universitair nog wel zal kennen uit de eerste zin van deze tekst. Bios, tegenwoordig bekend als brouwerij Van Steenberge, begon dan ook vol overtuiging met het brouwen van de Augustijn, een merk van paters dat voorheen bierloos door het leven moest. Echt héél erg ongelukkig was Bios overigens niet met het pas verworven Augustijnen label, want een paar jaar later was de spoeling zelfs al zo dun geworden dat brouwmeersters voor hun bier een abdij moesten zoeken die van horen zeggen vroeger nog in de buurt had gestaan. Ename, Corsendonk, Bornem en Ter Dolen om er maar een paar te noemen van de tweede keus. En nog een decennium later moest zelfs de Vlaamse Kerk haar eigen bier Pilaarbijter dopen omdat zowat al het andere religieuze erfgoed van de lage landen al een bijhorend bier had gekregen. Liers Begijnhofbier is voorlopig nog vrij denk bierman, net als Oostakkers of Scherpenheuvels bedevaartsbier maar echt zeker weet ik het toch niet helemaal.

Ontstaan in volle oliecrisis en de kater na de golden sixties, ademt de Augustijn tot op vandaag diezelfde oliecrisis-sfeer uit. Zelfs het etiket van dit bier pronkt nog steeds met identiek dezelfde elementen die dertig jaar geleden al moesten verkopen: een pater, een vat en een antiek lettertype. Ook in het glas is de Augustijn een subtopper vol overtuiging: stevige pareling zonder verfijnd te worden, stevige smaak zonder subtiel te zijn, stevige mout en bitterheid zonder echt helemaal evenwichtig te zijn. In zijn robuustheid lijkt het bier meer iets te zijn om in een aarden kroes te gieten en met minstens drie slokken tegelijk naar binnen te werken. Maar ook het glas van de Augustijn is gewoon een veilige klassieke kelk met een wat antiek aandoende belettering.

Maar laat dit alles nu ook de reden zijn waarom bierman eigenlijk graag Augustijn drinkt: de overtuiging waarmee Augustijn gewoon zichzelf is kan niet vals zijn. Wie aan kloosters en abdijen denkt, komt vaak uit bij beelden van eeuwenoude duistere gangen, gregoriaanse gezangen, oude paters en vergeelde perkamenten. Allemaal romantiek en marketing natuurlijk. Het gemiddelde Vlaamse klooster van pakweg de redemptoristen, salesianen, broeders van liefde of augustijnen is echt geen eeuwenoud middeleeuws complex maar een degelijke naoorlogse nieuwbouw die dringen aan renovatie toe is. Dit soort gebouwen ruikt naar boterhammen, koffie en kuisproducten. Er schuifelen geen monniken in pij rond, maar parochiepaters en leraarpaters met genieuwkuiste kostuums en stuk voor stuk een klein kruisje rechts op de vest. Paters met in de voormiddag een trouw, in de namiddag een begrafenis en tussendoor nog twee dopen. Paters die vier uur geschiedenis geven en zes uur Latijn. Minder romantisch allemaal, maar wel veel meer van vlees en bloed. Augustijnen zijn altijd al mensen geweest die in het leven staan en wat moeilijker op flessen te trekken vallen. Er zijn niet zo heel erg veel Augustijnen meer in Vlaanderen en er wordt zeker niet zo heel erg veel Augustijn gedronken. Maar onvervalst Vlaamser dan dit wordt er niet meer gebrouwen.

Tegenwoordig moet een nieuw bier bleek, fris en fijn zijn. Augustijn is een bier dat zonder aarzeling zijn eigen onvolmaakte zelf is. Als bierkenners sinaasappelschillen in de Westmalle ruiken, mag bierman dan boterhammen en koffie in de Augustijn vinden? Het is de geur van een tijd die zo dichtbij is dat we hem nog zouden kunnen vastgrijpen, maar tegelijk ook al zo erg definitief voorbij is. Een mens bloeit als een bloem op het veld, en niemand weet waar ze ooit heeft gestaan. (Ps 103)”.

Kasteelbier

Deze week dronk bierman voor de tweede keer in zijn leven een bruin kasteelbier, hoewel ik bij de eerste gelegenheid gezworen had om dit nooit meer te doen. Al van mijn eerste slok van dit zwarte suikerwater bekroop mij een gevoel van diepe spijt dat ik dit glas had uitgeschonken. Heer, u kent mij toch, mompelde ik nog half om te lachen – ik ben de beroemde bierman, laat u alstublieft deze kelk aan mij voorbijgaan. Maar helaas, de Heer bleef doof voor mijn bede en mijn glas bleef vol.
Bruin kasteelbier is voor bierman echt veel te zoet om nog lekker te zijn. De donkerbruine schuimkraag op dit bier schreeuwt gewoon suiker uit. Sommige bierliefhebbers houden hiervan en combineren dit bier graag met een chocomousse of gebruiken het in stoofvlees om de boel wat te karameliseren. Maar de smaak van kasteelbier valt eigenlijk best te omschrijven als Cola waarvan de zuurheid vervangen is door wat bitterheid en waar voor de volledigheid 11 procent alcohol is bijgekapt. Wie dit in het glas krijgt heeft meteen een volle maaltijd binnen.

Nu de brouwer – Van Honsebrouck in Ingelmunster – zegt het zelf: ik brouw wat de mensen willen drinken. En blijkbaar valt Kasteelbier bij heel wat mensen in de smaak. Als commercieel product is het bier alleszins geniaal: op het moment dat de markt verzadigd was van abdijbieren wist het toch nog een plaats veroveren door abdij te veranderen in kasteel. In al zijn eenvoud blijft het een indrukwekkende successtory uit de tijd dat Knight Rider en The A-Team nog op de TV waren. Van Honsebrouck is dan ook echt het typevoorbeeld van de hard werkende en ondernemende ‘selfmade’ Vlaamse brouwer. Zijn lelijke brouwerij domineert de dorpskern van Ingelmunster, hij was jarenlang shirtsponsor van Club Brugge en naast de brouwerij klust hij bij in het vastgoed. Zijn reclamespotjes verschijnen regelmatig op VTM en toen dorpsgenote Betty uit het Big Brotherhuis stapte had Van Honsebrouck zijn “Big Betty bier” al klaar. Wie bij dit alles Boma-worst (FC De Kampioenen) denkt zit aardig in de buurt maar ondertussen geeft deze brouwer wel werk aan meer dan 70 mensen uit de streek en steunt hij gul het goede doel.

Met middelmatig bier en de juiste marketing kan je de wereld veroveren. Daarvan zijn er in ons land nog voorbeelden te vinden (en daar is op zich niets mis mee). Maar vreemd genoeg is de Brigand, de amberen Duvelkloon van Van Honsebrouck, een zeer lekker bier. De nieuwe Indian Pale Ale moet ik nog proeven, maar als de consument nu meer en meer bitter wil, en (ondertussen al de zoon van) Van Honsebrouck brouwt wat de consument wil, dan ziet de toekomst bierman er nog zonnig uit. Enfin, eerst nog mijn Kasteelbier opdrinken. Het zou zonde zijn om hem weg te kappen, niet?

De erg vreemde site van deze brouwerij: www.vanhonsebrouck.be
Boek: 50 jaar brouwer: mijn verhaal, Luc Van Honsebrouck, Lannoo, 2003

Timmermans Lambicus Blanche

De tijd van de terrassen breekt aarzelend aan. Bij dit prille wankele evenwicht tussen zon en temperatuur durft bierman bij gelegenheid zich al eens neer te zetten op een stoel en iets te bestellen dat bij de omstandigheden past. Op zo een moment drijven de gedachten alle kanten op. Is Fallout3 nu beter dan The Witcher bijvoorbeeld, of kunnen elfjes ook met twaalf zijn (u begrijpt: ik maak een grapje). Over bier denkt bierman natuurlijk ook na en soms maken deze gedachten mij een tikje boos of verdrietig.

Zo hoorde bierman onlangs een fundamentalist vertellen dat bier bij voorkeur geproefd wordt in een witte kale ruimte die volledig geur- en smaakloos ingericht is. Het glas is best een neutraal proefballonnetje dat op een witte plastic tafel staat bij een witte plastic stoel. De vloer mag een beetje grijs zijn. Enkel in deze laboratoriumomstandigheden zo menen de hardliners van het bierproefwezen, kan de complexe smaak van bier ten volle in alle aroma’s genoten worden. Geur, smaak en afdronk moeten gescheiden worden van elkaar en ter verduidelijking gekoppeld aan een soortgelijke smaak die ergens in het echte leven ook bestaat (suikermeloen, amandel, karamel, sinaasappelschillen, talkpoeder, zagemeel, cederhout, hooi, appels, … zo kunnen we nog wel even doorgaan). Nog volgens deze theorie wordt na drie minuten het bier ondrinkbaar. Onder invloed van licht oxideren namelijk de hoparoma’s waardoor het bier te schraal wordt om de bierproever te bekoren. Vergaande oxidatie is de geur van felidaelische urine die ’s morgens nogal eens in een café durft te hangen.

Terwijl biermans gedachten rustig langs dit soort houthakkersweggetjes lopen breekt er een warme glimlach op de lippen. De theoretisch ideale omstandigheden om een bier te proeven staan lijnrecht tegenover de ideale omstandigheden om een bier te drinken. Mooie meisjes wandelen voorbij langs mijn terrasje. Een rustig gesprek kabbelt naast mij verder, de zon doet haar prille best en de middag duurt nog eeuwen. Voor mijn handen op de tafel staat mijn eerste vers uitgeschonken Timmermans Lambicus Blanche van het seizoen. Een breed recht glas met daarin een troebel goudgeel bier dat glanst in de zon en een bescheiden maar redelijk onstuimige schuimkraag. Na meer dan drie minuten naar dit meesterwerk te hebben gekeken vergeet ik toch wel op de smaak te letten zeker. De witte Timmermans is een koele dorstlessende explosie in de mond. Strak en complexloos is dit bier en volledig aangepast aan alle zomerse buitenomstandigheden. Deze Timmermans binnen drinken zou een beetje zonde zijn. En dat is ook het gevoel dat bierman heeft bij het al te fanatiek uiteen rafelen van de smaak van een bier: een beetje zonde, een stukje tekort schieten bij het drinken. Wat er ook van zij, bierman weet alvast weer waarom hij verse Timmermans Lambicus Blanche heel het barbecueseizoen door in huis wil hebben.

Lambicus wil overigens zeggen dat de basis van dit unieke bier lambiek is (gerst + 30% ongemoute tarwe). Hierbij komt een flinke scheut klassiek witbier (gerst + meer dan 40% gemoute tarwe). De combinatie van de twee is gewaagd maar eigenlijk niet echt onlogisch. Maar je moet echt wel een Belgische brouwer zijn om hier op te komen. De Timmermans brouwerij in Itterbeek is momenteel eigendom van John Martin’s (Gordon) en maakt naast klassieke maar minder opmerkelijke Geuze- en kriekvarianten ook de Bourgogne de Flandre… ook al een mengbier.

Chimay

Over de Vlaamse trappistenbieren: Westvleteren, Westmalle en Achel heeft bierman het bij gelegenheid al uitgebreid gehad. Net als Rochefort en Orval bij onze Zuidelijke medelanders. Niet toevallig blijft daarmee Chimay als laatste nationale trappist over. Dat bierman even geaarzeld heeft om het hoofdstuk Chimay aan te snijden heeft een eenvoudige reden: het is de minste van deze 6 trappisten.

Chimay is het bier van het Belgisch compromis. Om het label van authentieke trappist te mogen voeren, moet een bier binnen de muren van een trappistenabdij gemaakt worden. In de Abbaye Notre Dame de Scourmont (1850) in Chimay mengt men de weliswaar de ingrediënten, maar vervolgens pompen de paters boel in een tankwagen en rijden naar het lokale industriepark om het bier af te werken. Is dit volksverlakkerij, zo vraagt bierman zich af? Zijn tappisten tweezakken in allerbeste tsjeventraditie? Gasten die regels opstellen en vervolgens de flexibiliteit hiervan testen? Bierman neemt even een slok Grande Réserve en gaat verder.

Chimay is naast Westmalle de meest succesvolle trappist. Naast een ruime export is dit bier in zowat alle cafés in ons land te verkrijgen. De drie versies van dit bier (Wit, Rood en Blauw) worden bovendien gebotteld in alle mogelijke flesformaten (onder de namen Première, Cinq Cents of Tripel en Grande Réserve). De tripel (Cinq Cents) is ook van het vat verkrijgbaar. Het moge duidelijk zijn dat bij het brouwen van grote hoeveelheden soms ook de verleiding opsteekt om compromissen te sluiten in de productie. Van bij de start van de brouwerij in 1862 kozen de paters van Chimay ervoor om meer te brouwen dan ze nodig hebben voor hun levensonderhoud (in tegenstelling tot Westvelteren) om een eigen bijdrage te kunnen doen in de lokale werkgelegenheid en met de bijkomende opbrengsten van hun VZW allerhande initiatieven te steunen. Al bij al een erg nobele instelling.

Noem mij een oude zeur, maar ook in het glas smaakt bierman het compromis. Volgens de geruchten wordt in de productie hopextract gebruikt in plaats van pallets, tarwezetmeel en kandijsuiker in plaats van zuivere mout. Dat zijn ingrepen die een abdijbier doorgaans niet te boven komt. De Chimay’s hebben dan ook eerder weinig karakter en uitgesproken smaken. Vooral de amberen witte Chimay blijft zorgvuldig op de vlakte (Michael Jackson noemt hem enthousiast een droge dorstlessende Ale). De rode krijgt maar smaak na zijn tweede jaar in de kelder. In de al wat oudere herinneringen van Bierman leeft de blauwe Chimay zeker nog als een klein biermonument. Maar bierman checkt even bij Tim Web’s Biergids en leest over de Chimay blauw: “ooit een groot, donker en zeer serieus kloosterbier dat niet in de schaduw van zijn rijke verleden kan staan.” Tijd om nog eens te gaan proeven.

Het blijft een indviduele expressie van een individuele emotie, maar Chimay is duidelijk het mindere zustertje van de familie. De Achel is jong en ontstuimig, de Orval explosief en creatief, Westmalle zeker en solide, Westvleteren exclusief en verfijnd, Rochefort oud en gerijpt. Zelfs het Nederlandse La Trappe heeft uitschieters en pijnlijke biernederlagen. Maar Chimay is gewoon degelijk middelmatig bier. Bierman heeft 53 tekstjes moeten schijven om het uit zijn pen te krijgen maar nu staat het er toch. Ik zal het voor de zekerheid nog eens schrijven: Chimay is een lekkere trappist die in heel de wereld verkocht wordt, maar het zijn geen opmerkelijke bieren. Meer iets dat voorhanden om geen Leffe te moeten drinken op de mosselsouper van de lokale Chiro. Wie spreekt mij tegen?

Affligem

Affligem blijft maar internationale bierprijzen binnenhalen, zoals vorig jaar nog op de World Beer Cup (2008 en 2004) of in november op de European Beer Star Award. Op zich niets opmerkelijks en bierman zou slechts licht geamuseerd de schouders ophalen bij het horen van weinig zeggende wetenswaardigheden betreffende een bier. Wat weten ze in het buitenland tenslotte over ons bier, zo vraagt bierman zich enigszins retorisch af? Of zou er ooit een Amerikaans bier écht en verdiend de eerste prijs kunnen halen in “Belgium Style Tripple”. Trouwens: niet iedereen doet overal altijd aan mee, dat kost gewoon veel te veel. Ook in het enige noemenswaardige bierblad van de lage landen (nee, niet het Unifac-Postje, maar toch bedankt), Bierpassie Magazine (BPM), worden bij gelegenheid de superlatieven bovengehaald over Affligem. Maar aangezien het eerste kritische woord over een bier in BPM nog moet geschreven worden is dat ook niet echt een referentie. Ze moeten daar tenslotte toch nog altijd de brouwers een beetje te vriend houden.

Maar recent deed een klein geruchtje bierman de nietsvermoedende oren spitsen: Affligem heeft een blindgeproefde bierwedstrijd tussen Belgïe en Nederland gewonnen. Voor de volledigheid: het was een wedstrijd georganiseerd door BPM, waarvoor mijn bijzondere dank en appreciatie! Nu moet bierman zich wel een beetje inhouden. Vorige week de Walen en een paragraaf eerder al buitenlanders in het algemeen, als ik nu ook nog begin af te geven op Nederlanders dan gaat mijn trouw lezerspubliek toch langzaam een vals vermoeden van xenofobie op mij beginnen projecteren. Ik heb trouwens al genoeg genoten van Lars Boom dit seizoen, dus ik beperk mij verder tot minzaam glimlachen.
Maar: Tzhe proef of tzhe pudding is in tzhe eating… zo zeggen ze in Frankrijk. En dus dronk bierman speciaal voor u, een volledige maand lang, elke week exact één Affligem en noteerde bijhorende smaaknotities (vloeibaar, biersmaak, sporen van mierikswortel en pijpkruid, enz...). Conclusie: Affligem is een goed afgewerkte en zeer degelijk gemaakte tripel die inderdaad naadloos opgaat in de klassieke tripel in Belgische stijl. Noem het de op punt gezette exponent van een rijk verleden en in die zin meteen ook een goede optie op de toekomst (zoals brave huisvadersaandelen en zo, u kent dat wel). De Affligembieren zijn verfijnd en lekker. Naar biermans smaak heeft de tripel wel wat teveel zoet en de bruine wat teveel mout (of is het de anijs die mij stoort omdat ik ooit eens teveel Pastis heb gedronken), maar ik ben een moeilijke op dat punt.

Rest bierman nog om te zeggen dat de brouwerij Affligem (De Smedt) in Opwijk ligt en dat er dus niet binnen de muren van de abdij wordt gebrouwen. Affligem is het abdijbieren huismerk van Heineken, dat verder geen noemenswaardig bier in huis heeft. De Smedt brouwt verder ook het iets minder opmerkelijke Postel gamma.

Omer

Bierman, zo zeggen studenten mij bij gelegenheid wel eens, er is iets mis met ons land. Bierman schudt bij het horen van deze woorden dan wijs zijn hoofd en houdt er verder met troebele ogen het zwijgen toe. Sommige dingen behoeven geen commentaar en overigens ook geen uitnodiging om veder doorgeboomd en uitgebeend te worden. Vlaanderen, zo zeggen die studenten dus, en bierman nipt aan zijn Omer en knijpt half de ogen toe van puur genot, Vlaanderen heeft de verkeerde grenzen. De Hollanders hebben ons Zeeland afgepakt en Maastricht is een kunstmatige knobbel Vlaams gebied. De IJzeren Rijn zou akkerdzjie door het centrum van Maastricht moeten lopen in plaats van die boemel langs het prinsbisdom Luik. En Noord-Frankrijk, zo wordt zonder overgang opgeworpen terwijl Bierman even de oren spitst, Noord-Frankrijk is ook van ons: Honschoote, Hazebrouck, Wormhout, Steenvoorde, De Franse Moeren, Winnezeele, Bergues en Duinkerken zijn Vlaamse steden en dorpen. Daar woonden de graven van Vlaanderen toen heel de wereld nog op onze kop zat omdat wij alle lakens hadden. Daar wordt Vlaams gesproken, Vlaams geleefd en Vlaams gebrouwen. Zelfs in St. Omer kunde nog Studio Brussel ontvangen, zo wordt menig betoog besloten.

Op de gewijde stilte die dan valt placht bierman al zijn wijsheid en adem te verzamelen. Even een zacht schudden van het hoofd, alsof een gedachte hem zwaar valt en bierman steekt van wal. Vlaanderen is groot genoeg, maar iedereen is welkom om aan te sluiten en met ons mee te doen. De Walen zijn een goede kopie, maar de Ardennen zijn nu eenmaal moeilijk af te graven, dus zullen ze altijd wel wat hoger zitten. Nochtans zouden we de grond goed kunnen gebruiken om het kanaal te dempen. Maar de Walen hebben evenveel en even lekker bier als Vlaanderen… dus zijn het Vlamingen, en wie het daar niet mee eens is, is een buitenlander. Als ervaren caféfilosoof weet bierman dat een boetade op tijd en stond het glas gevuld houdt. En inderdaad, onder algemene bijval worden de glazen bijgeschonken.

De Hollanders van de Achelse kluis, zo gaat bierman verder, zijn weggevlucht weg uit hun land om net over de grens te gaan brouwen. Als het is om te brouwen zijn ze welkom, dat is pas inburgering. Meteen voelt bierman, niet geheel gespeend van enig eigenbelang, dat een stille wenk hier op zijn plaats is: Een villa in Schoten is overigens ook uitermate geschikt om te brouwen.

Maar, zo stelt bierman, laat ons eerlijk zijn, laat ons een vat een vat noemen. Waar het eigenlijk allemaal om draait, waar elk gesprek altijd weer op neerkomt, is toch altijd weer Bellegem deelgemeente van Kortrijk (de meest Oost-Vlaamse stad van West-Vlaanderen). In Bellegem staan twee brouwerijen, voorbij Bellegem begint Vrankrijk. De grens is rechtvaardig getrokken. Een weerwoord overbodig.

Terwijl iedereen de rechtvaardigheid van dit betoog beaamt spreekt bierman verder met tranen in de ogen. In Bellegem brouwen ze Bockor pils, Jacobins en Bellegems Bruin en daarmee drie monumentale zuilen van Vlaamse biercultuur. Maar naast bier van het verleden, maken ze sinds vorig jaar Omer en dat…(Nu daalt de stem van bierman tot een schor gefluister en hij smakt met zijn lippen zoals Lamme Goedzak dat doet bij het zien van gebraden Kapoenen met boter en armdikke worsten) …is het bier van de toekomst.
Ooit stopte mijn trein te laat in het station, waardoor ik de stad moest intrekken op zoek naar een café. In den Baziel bestelde ik een Omer en toen moest zelfs bierman even slikken. Een glas als een open kelk, met schuim dat van plezier uit het glas springt. Een body zo licht dat je niet weet of je nu een slok in de mond hebt of niet, als een mooie vrouw die in je armen springt. De volle klassieke smaak van echt bier met een stevige alcoholvolume in de beste traditie van Blonde hoge gisting. Maar dan, op het einde, net als je denkt: lekker, Vlaams maar niet opmerkelijk, dan bloeit het bier een tweede keer open. Een frisse subtiele toets van citrus die lang blijft nazinderen en met verstomming slaat. Ik heb direct mijn volgende trein gemist.