Budels Honing

Bierman heeft net een Zuid-Afrikaanse bijbel gekregen en dus gaat hij van deze keer maar meteen de evangelische toer op. Wat is er tenslotte een betere manier om de dag te beginnen dan met een stevig citaat uit de Nuwe Lewende Bybelvertaling van de Christelike Uitgewersmaatskappy: Hulle wat ander se dors les, is self altyd verkwik. Mense wat graag uitdeel, ontvang altyd meer (Spreuke van Salamo, 11).

Rest bierman nog om iets intelligents te vertellen over het biologisch honingbier van Budels dat via heel wat omwegen bij hem in het glas ik gekomen. Dit bier zonder vooroordelen drinken heeft wel iets verfrissend: het smaakt als een mooi afgeronde pils met een lichte honingafdronk. Verder heeft de brouwer ervoor gekozen om de Budels honing nogal nadrukkelijk als zacht aan te prijzen (het wordt volgens het etiket zelfs gebrouwen met zacht brouwwater wat volgens wikipedia dan weer duidt op een lage concentratie van metaal-ionen, bicarbonaten en sulfaten. Gedemineraliseerd strijkwater dus …). Maar hoe dan ook vat ‘zacht’ de boel wel helemaal samen. Budels honing is zacht en subtiel, beetje bleek en doorschijnend, pareltjes die eerst beleefd vragen of ze mogen prikken, honingsmaak die pas aan de slag gaat als de delicate toets van hopbitter plaats heeft gemaakt, een beetje alcohol om niet onfatsoenlijk te zijn en schattig pluizig schuim waarmee een hoofdkussen gevuld kan worden om heerlijk op te slapen. Het feit dat er eigenlijk wel heel wat honing in dit bier verwerkt zit blijkt vooral achteraf, bij het ruiken aan een net leeggedronken glas waarvan de hop is vervlogen. Wat overblijft is een beetje mout en véél zoete honing. Al bij al vormt het geheel vormt een toegankelijk maar toch redelijk boeiend bier dat duidelijk moeite doet om meerwaarde te bieden. Iets om halfweg te drinken: op een of andere woensdag of na het werk maar voor de avond of zo.

Tegenover Barbãr, de ongekroonde koning van de Vlaamse honingbieren, valt natuurlijk weinig te beginnen. Maar anderzijds is Barbãr wel een zwaar, dik bier waaruit de honing uit alle poriën zweet. In die zin zijn de Nederlandse bastaardneefjes van onze Barbãr als Budels of Alfa Midzomerbier eigenlijk wel vlot verteerbare tussendoortjes die zeker hun eigen bestaansreden hebben.

De brouwerij van Budels zelf, is een middelgrote familiebrouwerij met een zeer uitgebreid assortiment. Diversificatie kan een goede marketingstrategie zijn, maar bierman vraagt zich toch een beetje af of Pilsener, Oud Bruin, Malt, Witte Parel, Capucijn, Goudblond, Kolos, Zware Dobber, Lentebock, Herfstbock, Pilsener Bio en Honing op de markt te brengen niet een beetje teveel van het goede is. Maar misschien vormt dit tegenover de sterke merken van de grote brouwers wel een goede optie, net als eigen lijn van flesjes (van 30 cl) van deze brouwerij, die zo goed als allemaal op eenzelfde vormgeving terugvallen.

Budels ligt overigens in het uiterste zuiden van Nederland, net naast buurgemeente Hamont-Achel waar sinds een decennium ongeveer Vlaamse trappist wordt gebrouwen. Het moet daar een rijke streek zijn, waar het goed is om wonen.

Peerdevisscher

Bierman, zo durven zeldzame kritische stemmen wel eens te fluisteren, bierman bol het af met uw wekelijkse flauwe zever tot nut en vermaak van het klootjesvolk voor wie het toppunt van vertier nog steeds een dag met de kinderen in Plopsaland is. Een tekst van bierman over één of ander marginaal bier lijkt meer op een geschreven aflevering van Vlaanderen vakantieland dan op een wetenschappelijke analyse van een bier met bijhorende proefnotities zoals serieuze onderzoeksjournalistiek zou moeten zijn. Een Watergate van het bier dat zou pas een artikel zijn, zo weten critici hier niet gespeend van enig sarcasme nog aan toe te voegen, maar denkt bierman nu echt dat bierminnend Vlaanderen zit te wachten op weeral een beschrijving van de betere toeristenval met bijhorend bier?

Hoewel bierman erg goed tegen kritiek kan en eerder al menig tegenstander die het tegendeel beweerde op hardhandige wijze de mond heeft gesnoerd, valt er toch wel enige waarheid te schrapen uit de bodem van de emmer naijver en nijd, die deze biercritici van de biercriticus met hun ezelsstamp omverschoppen. Maar anderzijds denkt bierman natuurlijk wél dat Vlaanderen op hem zit te wachten. En de retorische vraag die bij deze boutade hoort, zal dan ook eerder met een volmondig ja beantwoord worden dan met een veronschuldigend kuchje en een verlegen blik naar het schrale schuim op het glas. Of denken de heren critici dat bierliefhebbers willen lezen aan wat voor smaak een bier doet denken? Als bierman sinaasappelschil wil proeven dan zal hij wel in een appelsien bijten dank u wel, maar verder dient een bier alleen maar om van te genieten onder de juiste omstandigheden.

Vorige week bracht bierman dan ook in allerbeste Vlaanderen Vakantieland Traditie een bezoek aan het visserijmuseum in Oost-Duinkerken, terwijl buiten de voorlopig ergste waternood in de lage landen van het lopende millenium zich aan het ontwikkelen was. Na met grote aandacht en belangstelling en stuk walvisschedel te hebben bekeken alsook een ruim scala aan artefacten die de visvangst doorheen de eeuwen mogelijk maakten, na twee dozijn schilderijen van garnaalvissers te zijn gepasseerd en de miserie van de ijslandvaarders zowat aan den lijve te hebben gevoeld, kon bierman eindelijk zijn hart ophalen in de het bijhorend etablissement Den Peerdevisscher. Overigens voelde Bierman zich doorheen het museum, bij het bekijken van de visserboot Martha en het doorlopen van een oud vissershuis (dat ze vergeten in Bokrijk te zetten zijn), zowaar een beetje stoere zeebonk worden, klaar om een nog spartelende haring ter plaatse te fileren en te pekelen terwijl de golven over het dek slaan en boeg strak op de Zuidwester staat of zo. Een zuidwester die op dat ogenblijkoverigens wel degelijk spel aan het houden was in ons vlakke land. Geen wonder dat bierman met veel dorst de deur van Den Peerdevisscher voor zich opensloeg en bij de waardin een vers getapt gelijknamig bier bestelde.

Deze Peerdevisscher was afwisselend zoet en zuur, pikzwart met lichtbruin schuim en het zat in een klein buikglas waarhet precies niet echt in thuishoorde, alsof het eruit wou springen of zo. De grote verdienste van dit bier is dat het met zijn uitgesproken smaken een zeeman waardig is en toch redelijk goed samengaat met – zo weinig mogelijk bereide – vis of ander zeeleven. De 6,5 graden alcholol waren net voldoende om de storm buiten even te vergeten. Bierman kreeg er zowaar een warm gevoel bij en zou zelfs zijn grootste critici op dat moment zonder aarzelden de vredeskus hebben gegeven.

Achteraf bleek het vreemd genoeg redelijk moeilijk om uit te vinden waar het bier juist gebrouwen wordt. Waarschijnlijk werd het vanaf 1987 in Brouwerij Callebaut (Wieze) gebrouwen en na de sluiting hiervan, bij Strubbe in Ichtegem waar ze ervaring hebben met Ichtegems Oud Bruin dat duidelijk van dezelfde familie is. Naar het schijnt is de versie van het flesje iets wranger, iets wat bierman eigenlijk veel liever in het glas krijgt.

Voila – vissersbier dus – en daarmee weet u weeral wat doen als u weer eens aan de Belgische kust bent of een onderwerp zoekt om kritiek op te geven bij het drinken van een passend biertje in uw favoriete café.