Slaefke: Aughems Fluytjesbier

Wie ooit het genoegen heeft om op het dorpsplein van Zingem te vertoeven (een dorp dat overigens in tegenwoordige tijd geheel van brouwerijen verstoken is) kan een kleine steenworp verder naar het Westen al helemaal verdwalen in eeuwenoude Scheldpolders, zompige meersen en met riet dichtgegroeide kleiputvijvers waar al lang uitgestorven watergevogelte nog welig placht te tieren. Voor mensen uit overontwikkelde gebieden zal de openbaring dat de Schelde niet enkel door De Enige Ware Stad stroomt, maar ook langs dorp en polder meandert wellicht een openbaring zijn. Maar voor de gemiddelde Zingemnaar, deze generatiechristendemocraat met paard en kar, is de breed gedachte Schelde, ondanks de uitvinding van veerpont en later zelfs een indrukwekkende brug die wat vloekt met de lokale waterkiekens,  een grens die het dorp naar binnen keert en opsluit in zichzelf. Gavere, dat vreemde Oostenrijkse bergdorp dat net over de Schelde op de eerste uitloper van de Vlaamse Ardennen ligt, is een dreigende, torenende sprookjesstad waar scherpschietende burgemeesters en halfgare poppenspelers acteren in hun eigen Magisch-Realistisch universum.

Wie evenwel de veilige buik van Zingem dorp verlaat, kan via de steenweg op Kruishoutem zich een weg banen naar het oude karrenspoor dat de steden Gent en Oudenaarde met elkaar verbindt. Helaas zijn de verleidingen onderweg niet gering en menig Zingemnaar werd onderweg reeds verzwolgen zonder ooit nog een spoor achter te laten. Naast twee casino’s en een om mysterieuze redenen op ouderjaarsnacht afgebrande parenclub (Bierman ziet nog steeds de halfnaakte beteuterde en op copulatie beluste Duitsers langs de kant van de steenweg staan) is er in de straat ook een filiaal van een multinationale hamburgerketen die met een machtig lichtbaken de voorbijtrekkende stadsmensen en argeloze autochtonen in haar ingewanden trekt. Wie bovendien het lef zou hebben om iets te ver naar het Noorden af te dwalen kan ter plaatse stok stijf steendood gebliksemd worden door een extreem geval van ontaarde rotondekunst: de Scheldekoningin. Het betreft de tweede laureaat van een kunstwedstrijd (het eerste ontwerp, een visbak, bleek onuitvoerbaar) en stelt een fallus voor met de afmetingen van een kleine kerktoren die licht gebogen en druipend, als een obscene blok beige kunststof het failliet van het huwelijk tussen kunst en democratie bezegelt. Het is een Medusa van de Schelde, deze eenogige, halfopgerichte spuitkop, klaar om het vruchtbare warme zaad op de vette poldergrond te lozen zodat de boeren kunnen oogsten in overvloed. Het is een obsceniteit die koningin en fallus is tegelijkertijd en bijgevolg ook een extreme gepetrifieerde artistieke zelfbevruchting, vlek en baken in het landschap, blikvanger die mensen vol plaatsvervangende schaamte de blik doet afwenden. Maar Bierman dwaalt af.

Want wie er uiteindelijk in slaagt om tussen alle verlokkingen en gevaren te navigeren komt in het ingeslapen gehucht Ouwegem terecht, een onooglijk dorp met een groot hart voor bier.  Tijdens het Pinksterweekend gaat in Ouwegem namelijk niet enkel de jaarlijkse Trappistenloop door, maar worden aldaar ook steeds opnieuw de Fluitjesfeesten gevierd. Volgens de legende zou in de streek tijdens de middeleeuwen de katholieke bedelorde van de Allerheiligste Drie-eenheid actief zijn geweest (de Trinitariërs) om geld in te zamelen voor het vrijkopen van Christelijke slaven uit de handen van de Saracenen (Zou het eigenlijk toeval zijn dat de naam van deze orde net verwijst het belangrijkste theologische verschil tussen Christendom en Islam?). De mare wil dat bij het in stoet terugkeren van de verloste slaven hun komst al fluitend werd aangekondigd.

Vanuit deze erg mooie legende groeide het idee om het Slaefke te brouwen, een ‘Aughems Fluytjesbier’. De verhuisbrouwerij, die Bierman nog kent uit het eerste seizoen van Toernée Générale, stelde het recept op punt, maar tegenwoordig wordt het in wat grotere hoeveelheden gebrouwen in St. Canarus in Gottem. De belangrijkste kenmerken van het bier zijn de ronduit indrukwekkende hoeveelheid informatie op het etiket en de nummering van de opeenvolgende brouwprocessen. Het bier zelf is een wat generieke Tripel van 7,5%, met een dorstlessende bitterheid. Het is een mooi, streekeigen bier dat uitnodigt om met vrienden genuttigd te worden (of voor wie geen vrienden heeft: bij een stuk kaas en een boterham). En wie zich volgend jaar met Pinksteren tussen Gent en Oudenaarde beweegt, schipperend tussen Scylla en Charybdis, kan zich halfweg laven aan dit legendarische bier. Gewoon aan de McDonnalds naar rechts.