Nadat in ons klein vaderland het besef doorbrak
dat goed bier zich vanzelf verkoopt in heel de wereld (en middelmatig bier ook middels
het universele glijmiddel van een degelijke marketing) kregen heel wat van onze
brouwerijen plots weer de nodige zuurstof om innovatie aan kwaliteit te
koppelen. Schoolvoorbeeld van deze evolutie vormt brouwerij het Anker in
Mechelen, die er, na een eerder moeilijke periode, tegenwoordig schijnbaar
moeiteloos in slaagt om veel goed bier te maken en te verkopen. Met enige regelmaat ontwikkelde Het Anker de
afgelopen jaren verschillende varianten van de Gouden Carolus en inmiddels
zagen de Gouden Carolus Classic, Trippel, Ambrio en Christmas het levenslicht,
alsmede twee luxeversies van deze bieren onder de naam Cuvée van de Keizer
blauw en Rood.
Bij een vorige gelegenheid heeft Bierman reeds
een boom opgezet over de eigenaardige preoccupatie van Brabantse Brouwerijen
met Karel V, per slot van rekening toch de man die de inquisitie instelde in de
Lage Landen, alle protestanten ter dood veroordeelde middels het beruchte
Bloedplakkaat, de Trans-Atlantische slavenhandel op gang liet komen en
tenslotte, een weinig oorlogsmoe, onze contreien overleverde aan de voze handen
van zijn wat onevenwichtige zoon Filips II. Maar meer relevant dat dit soort
pseudo-historische zever is natuurlijk het feit dat de nieuwste telg aan de
Gouden Carolusboom als Hopsinjoor door het leven gaat, wat nog net kan doorgaan
voor een taalkundige vondst omdat deze naam zowel kan verwijzen naar het
rijkelijk gebruik van Hop in het bier, geheel naar de mode van de tijd, als
naar het Opsinjoorke, een Mechelse folkloristische figuur.
In Mechelen was het reeds in de 17e
eeuw de gewoonte om een pop van Vuilen Bras rond te dragen, een korte dikke man
met een vettige snor die het archetype moest voorstellen van de slechte
echtgenoot, en deze met een doek op te gooien en terug op te vangen. Toen deze
pop per abuis op het hoofd van een Sinjoor (inwoner van Antwerpen) terecht kwam,
werd de Opsinjoor geboren. Onmiddellijk relevant voor de Universiteit van
Antwerpen zijn verder de gebeurtenissen van 7 december 1949, toen “de Wikings het Mechelse museum binnendrongen
en de koffer en de pop Opsinjoorke stalen. Ze brachten enkele dagen later hun
buit over naar de Antwerpse burgemeester Lode Craeybeckx. Craeybeckx beloofde
de Mechelse burgemeester dat de pop aan de stad zou worden terugbezorgd, maar
eerst werd ze enkele dagen tentoongesteld in het Rockoxhuis in Antwerpen. Exact
een maand later, op 7 januari 1950, werd hij terug naar Mechelen gebracht. De
Wikings werden voor de rechtbank gedaagd, maar werden vrijgesproken. Bij het
overhandigen van de pop aan het Antwerpse stadsbestuur was ongeveer 25.000 man
en de buitenlandse pers aanwezig. (Wikipedia)”. In alle eerlijkheid moet
Bierman vaststellen dat hij uitkijkt naar de dag dat de schavuiten van de Wikings-NSK of een andere roemrijke studentenclub er nogmaals in zouden slagen zo een sublieme maar verder geheel onschuldige
guitenstreek uit te halen, maar misschien is het tijdsgewricht inmiddels
onherroepelijk gekanteld.
De Hopsinjoor zelf blink niet echt uit in
originaliteit en heeft vooral als functie om het palet aan biersoorten van Het
Anker te vervolledigen. Dit bier wordt als enige van de Gouden Carolussen niet
gefilterd. In zijn soort is het zeker een zeer verdienstelijk en goedgebrouwen bier,
met een aangename en stevige bitterheid. Bierman kan vanuit commercieel oogpunt
goed begrijpen waarom het werd ontworpen, maar tussen de Maneblusser als
doordrinkbier en de Trippel als degustatiebier, was de noodzaak voor een
doorgehopte variant bij Het Anker toch minder dan bij heel wat andere
brouwerijen. De brouwerij mag gerust blijven uitgaan van haar eigen kracht,
veel glijmiddel hebben ze niet nodig om hun bier verkocht te krijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten