Bitter

Vroeger, in de jaren ’80 van de vorige eeuw was het leven in Bierland simpel: er waren ongeveer duizend biermerken, waarvan de helft gewoon Augustijn was dat werd afgevuld met een ander etiket. Dat maakte van Augustijn zowat het referentiebier voor het hele land. Iets beters brouwen was niet echt moeilijk en als een bier dat niveau niet haalde dan was de meestal het gevolg van flagrant amateurisme – iets wat we tegenwoordig “Craft” zouden noemen − of omdat het grootste deel van het budget naar marketing ging in plaats van naar grondstoffen. Moest Bierman een slechte mens zijn dan zou hij dat laatste “Leffe” kunnen noemen. Maar Bierman is geen slechte mens en Leffe is uiteindelijk toch ook maar gewoon een bier.

Misschien is het wel een gelukkig toeval dat Bierman het bier leerde waarderen in dit andere tijdperk, toen de consumenten nog konden praten. Hij kan ze nog allemaal bij naam noemen: de gewoontedrinkers van doen, die half hangend aan de toog wisten wanneer de brouwer een paar duizendsten van een procent met hun bier geprutst had en die geen schroom kenden om in ondubbelzinnige bewoordingen dit onheilige huwelijk van hoogmoed en ondernemingszin te veroordelen. De meesten van hen zijn al lang geleden gestorven met de smaak van bierschuim nog op de lippen. Misschien maar goed dat ze het postmoderne biergeweld dat nu de wereld overspoelt niet meer moeten meemaken. Ze zouden er niets van begrepen hebben. Het laatste schot in deze al lang verloren oorlog viel toen misdaadauteur Pieter Aspe zijn fictieve hoofdcommissaris Van In samen overschakelden van Duvel naar Omer. Daarna kwamen de barbaren.

Om maar te zeggen: Bierman is terug. Tien jaar lang besprak hij elk biermonument te lande in hoop ooit het einde te bereiken. Achievement Unlocked zoals de millenials het zouden zeggen: alles gedronken, alles besproken, over alles een finaal oordeel klaar. Om dan vermoeid maar voldaan, met een jonge Orval in de hand naar de gouden gloed van de onderstaande zon te kunnen kijken bij zichzelf prevelend: "het is volbracht".  Maar Biermans groot gedacht liep stuk op de realiteit van een bierwereld die rond de eeuwwisseling uiteenspatte in eindeloze variaties van zichzelf. Waar de anderen rijkdom zagen, zag Bierman armoede en dus heeft hij de afgelopen tien jaar heeft gezwegen om zich te wentelen in een deken van melancholie en gehopte tranen (geen onprettig gevoel overigens). 

De realiteit die Bierman en zijn generatie heeft moet leren aanvaarden is dat iedere prutser nu zelf zijn bier maakt in een emmer onder zijn bureau en dat die prutser – met dezelfde onkwetsbare naïviteit als de uitvinder van de Pizza Hawaï – van mening is dat de wereld hem hier oneindig dankbaar voor zijn moet. De realiteit is ook dat Bierman langzaam klaar is met zwijgen en met enig sardonisch genoegen de rol opneemt die hem heeft toekomt: uitgebreid en in detail de tekortkomingen van nieuwerwetse brouwsels duiden, onderwijl niet aarzelend om steeds nieuwe variante te bedenken van die éne boutade: vroeger was alles beter.  Bierman is dus terug, bitterder dan ooit en ook wat op leeftijd. Juist zoals hij zijn bier graag heeft.

Bierman verschijnt ook in dwars