Elegie voor dode bieren

Soms sterven bieren en de zeldzame keer dat Bierman wat sentimenteel durft te worden, dat is dan vooral in de donkerste dagen van het jaar, durven zijn gedachten wel eens af te glijden naar het ondraaglijke idee dat er bieren bestaan die niemand ooit nog zal kunnen drinken. Bieren die decennia lang smaak brachten en dorst lesten op de lippen van lang vergeten zondagskinderen zijn nu voor altijd weg. Op de achtergrond speelt Vivaldi zachtjes zijn vierde en laatste seizoen.

Wie de bruiloft met de vlaaien van Bruegel bekijkt ziet keuterboeren in verstilde pose rijstpap zwelgen. Aan de kant staat er een man doodernstig bruin bier in kruiken te gieten. Het zestiende-eeuwse bier van Bruegel bestaat niet meer. Er is nog wel wat bekend van wat en hoe er toen gebrouwen werd, maar de bacteriën die toen in de lucht hingen zijn al lang tot iets anders geëvolueerd en de vrouwen die vroeger het graan van de boer opwerkten zijn nu allemaal verpleegster of kleuterjuf geworden. De bieren die het dichtst bij Bruegel in de buurt komen zijn de Brusselse Lambiekbieren en de Oud Bruine bieren uit Zuid-Oost Vlaanderen. Het is dan ook geen toeval dat er een allang teloorgegane Geuzesteker de naam van de schilder adopteerde en dat een min of meer verdienstelijk Bruegelbier in Assenede werd gebrouwen. Het Breugelbier van Van Steenberge daarentegen, het enige dat vandaag nog op de markt is, heeft enkel de verdienste dat het de juiste kleur heeft. Waarschijnlijk werd het ontwikkeld in de jaren ’80 toen Breugelmaaltijden met geperste kop en mosterd populair waren. Het moet wel, want verder is er niet echt een verband.

Van de spontaan gegiste Lambiek kan vermoed worden dat deze bieren dicht bij het origineel van toen zijn gebleven, hoewel onversneden Lambiek nu nog maar zelden wordt gedronken. Het Marsbier met kaneelsuiker dat gemaakt wordt van de laatste spoeling van de Lambiekmaish is al helemaal een zeldzaamheid geworden.
Veel minder goed is het gesteld met het wrange oud-bruine bier uit Zuid-Oost Vlaanderen, het bier dat de smoel deed scheeftrekken van iedereen die in Oudenaarde passeerde. Dit bier is gestoven met het stopzetten van de brouwactiviteit bij brouwerij Clarysse in 2003.  Wat er overblijft van dit biertype in de streek is nog altijd ruimschoots het drinken waard, maar veel veiliger, hygiënischer en minder avontuurlijk dan de redelijk extreme brouwsel uit betere Breugheliaanse tijden. Aangezien moeilijk toegankelijke smaken bijna niet te verkopen zijn, valt dit wel te begrijpen. Maar jammer is het ook.

Andere dode bieren werden slachtoffer van de biergenocide, hoewel de multinationale brouwers liever spreken over de consolidatie van de biermarkt. Eufemisme of niet, Bierman kan niet anders dan wat zoute tranen proeven wanneer hij zijn bierglas van Atlas Pils bovenhaalt en noodgedwongen met iets anders dan Atlas Pils volschenkt. Na de tweede grote wereldbrand kochten de groten de kleintjes op en vernietigden vervolgens alles wat van ver of dichtbij aan deze dwergbieren kon herinneren. De groten vertelden ze dat dit rechtvaardig en noodzakelijk was en dat als zij het niet deden iemand anders het wel zou doen. Dat kwaliteit en commercie in evenwicht moeten zijn, dat het beter was voor iedereen en dat er ooit een dag zou komen dat wij dat allemaal wel zouden verstaan. Op die manier zijn er toen veel bieren gestorven. En de grote brouwerijen van toen zijn ondertussen uitgegroeid tot brouwers die niets meer met bier te maken hebben. Maar jammer is het wel.

En tenslotte zijn er bieren die het gewoon niet hebben gehaald. Ze worden niet meer gemaakt omdat ze niet meer gedronken worden,… of Omgekeerd. Bierman denkt soms terug aan het eerste experiment van brouwerij DeKoninck onder de naam Gusto en Bierman zal wel de enige zijn die daar nog aan terugdenkt. Van sommige dode bieren heeft Bierman zelfs nooit de smaak kunnen leren kennen. Het zal voor altijd een mysterie blijven hoe Oudkerken bier smaakt en wat het geheim is van Akila Pils, om maar te zwijgen van Beernems Berenbier, Bierbuik of Brugse Babbelaar en dat is alleen nog maar de letter B. Jammer.


Aan deze en alle andere dode bieren van de wereld, goed of slecht (daar kan het bier zelf niks aan doen), wil Bierman graag nog hetvolgende zeggen: het gaat jullie goed in de eeuwige bierhemel en hopelijk, ooit tot weerziens. 

St. Feuillien Saison

Van alle bestaande en vergeten biersoorten valt de Henegouwse Saison nog het moeilijkst te omschrijven. In zijn ‘Great Beers of Belgium’ beschrijft de grote Michael Jackson zaliger bladzijden lang deze biersoort compleet met veranderingen doorheen de tijd, nuances, varianten en uiteindelijk ook gelijkenissen en verschillen met de Noord Franse Bières de Garde en Vlaamse Seizoensbieren. Andere grote biergeleerden maakten er zich iets eenvoudiger van af door te stellen dat Saison als bierstijl simpelweg niet bestaat.
Het betoog van Jackson komt er in grote mate op neer dat de klassieke Saison waarschijnlijk op het einde van het brouwseizoen werd gebrouwen door de vaste knechten op de Henegouwse boerderijen, net voor het te warm werd om nog bier te maken met wilde gisten. Het resultaat zou een amberkleuring, goed doorsmakend en dorstlessend bier zijn, met eerder laag alcoholpercentage, waarin eventueel graanoverschot kon verwerkt worden en dat gedurende heel de zomer drinkbaar zou blijven. Het bier was vooral bedoeld om seizoensarbeiders van drank te voorzien, maar werd later het hele jaar door populair (en dankzij koeltechnieken ook gebrouwen) in de Waalse steenkoolbekkens en metaalindustrie.

Tot voor kort was de traditionele Saison eerder zeldzaam, maar vooral vanuit Amerika groeide de interesse voor (en vraag naar) deze bierstijl enorm. Van een moderne interpretatie van Saison wordt vandaag wel verwacht dat deze blond en goed doorgehopt is met een duidelijk hoger alcoholpercentage en dat er scherpe, zurige of aardachtige smaken doorkomen bij het drinken.


Hoewel de Saison van St. Feuillien in Henegouwen gemaakt wordt, is het toch een relatief recent bier dat ontwikkeld werd om in te spelen op de Amerikaanse markt, waar vaak de term ‘Farmhouse Ale’ gebruikt wordt. Vandaar dat de brasserie St. Feuillien dit bier duidelijk onderscheidt van haar klassieke gamma abdijbieren. De Saison is weinig verassend (maar wel zeer gewaardeerd) drooggehopt en ongefilterd. In het begin werd het bier nog afgevuld op magnum flessen, maar tegenwoordig is het vooral in blik beschikbaar. In principe is het niet onlogisch om een bier dat bedoeld is om dorstlessend en goed doordrinkbaar te zijn af te vullen in blik, eerder dan de wat meer omslachtige grote flessen die een heel ritueel en glaswerk vereisen. Het is telkens weer een waar genoegen om op een mooie zomeravond  een blik goed gekoelde Saison open te trekken na een broeierige dag hard werken. De enige vraag die overblijft is natuurlijk wat er gebeurd is met de hergisting op fles nu het bier afgevuld wordt in blik. Voor de volledigheid deed Bierman hierover navraag bij de brouwerij. Omdat Bierman zelf ook wel eens wat durft aarzelen met antwoorden op een elektronisch bericht, is hij vanzelfsprekend de laatste die dit bij de brouwerij van St. Feuillien ten kwade zou duiden. Maar dat neemt niet weg natuurlijk dat er tot op vandaag een hergisting in het luchtledige blijft hangen. 

De Brouwer

"De term Bierfirma is zonder onderwerp en het onderscheid met een Brouwer louter cosmetisch."

Vaak zijn de eenvoudigste definities nog de beste en dus is een Brouwer iemand die bier maakt en een Brouwerij de plaats waar dit bier vermag te ontstaan. Omdat Bierman evenwel bij zichzelf een soortement van zelfopgelegde informatieplicht ontwaart die niet helemaal verschilt van deze van de openbare omroep  en omdat een informatieve tekst van minder dan twee zinnen weliswaar correct mag heten maar daarom nog niet onverdeeld als exhaustief gepercipieerd placht te worden, is enige nuancering aan de orde.  

In de eerste plaats stelt Bierman vast dat een Brouwer in de volksmond nog steeds kan verwijzen naar elke gespecialiseerde drankhandelaar, ongeacht of deze al dan niet zelf bier brouwt, maar wel met een duidelijke voorkeur voor het type waarbij de bierliefhebber kan binnenrijden met de auto in een groot uitgevallen loods teneinde de koffer vol te laden met vertrouwde of nieuwerwetse brouwsels. Vanzelfsprekend is volgens het woordenboek iemand die niet brouwt geen brouwer, maar Bierman stelt vast dat niet brouwende drankhandelaars weldegelijk als brouwers door het leven plachten te gaan. Mogelijk is dit een overblijfsel uit een nog niet zo lang vervlogen tijd waarin elk dorp over minstens één brouwerij beschikte. Bij deze wil Bierman nadrukkelijk vragen aan iedereen die bij tijd en wijle de Vlaamse spraak bezigt om vooral verder te gaan met het gelijkstellen van brouwer en drankslijter. Het aantal lokale brouwerijen is op dit eigenste ogenblik zo explosief aan het toenemen dat de tijd waarschijnlijk erg nabij is waarin taalgebruik en feiten dicht genoeg bij elkaar zullen zitten om wederom semantisch correct te zijn. Als de evolutie zich doorzet dan zal weldra elke brouwer terug een Brouwer zijn en dat, beste lezers, is in het hoofd van Bierman de definitie van een betere wereld.

Een tweede nuancering wordt gemaakt door Bierspecialisten allerhande die graag opmerken dat er een duidelijk verschil is tussen een Brouwer en een Bierfirma, waarbij het laatste slaat op: “…een onderneming die eigenaar van één of meer eigen bieren is en deze zelf commercialiseert, maar geen eigen brouwinstallatie heeft en deze bieren in opdracht laat brouwen in een andere brouwerij.” (Wikipedia) Er zijn met andere woorden in de hoofden van mensen die er iets van af kennen twee soorten brouwers: degenen die zelf brouwen en degenen die laten brouwen. Een recent soort van biersnobisme stelt daarbij steeds nadrukkelijker dat de bierfirma’s een minderwaardige variant zijn van het echte, eigenlijke, ultieme en authentieke brouwen.


Bierfirma’s lijken in die zin op conceptuele kunstenaars niet zelf iets creëren maar ideeën leveren en deze door anderen laten realiseren. De brouwfirma bestelt recepten bij bestaande brouwerijen (waarvan sommigen enkel met dit doel werden opgericht) en neemt zelf vooral de marketing en distributie in de hand. Nu is het zo dat Bierman in het algemeen de conceptuele kunst, kunst waaruit het ambacht werd weggelaten, niet veel hoger inschat dan pakweg vogelpikken. Conceptueel bierbrouwen daarentegen is eigenlijk een briljante vondst en het ultieme bewijs dat Belgen het brouwen in het bloed hebben. In die mate zelfs dat ze brouwers en brouwerijen ter beschikking hebben waar iedere sterveling zomaar gebruik van mag maken. Het is met andere woorden de ultieme democratisering van het bierbrouwen, waarbij het ambacht niet zozeer wordt weggelaten, maar net onbeperkt ter beschikking gesteld van minder getalenteerde (of drukker bezette) bierliefhebbers. Elk bier dat uiteindelijk in het glas terecht komt moet gebrouwen worden, door een brouwer, in een brouwerij. Net daarom is voor Bierman – zolang de Brouwerij van oorsprong duidelijk vermeld wordt - de term Bierfirma zonder onderwerp en het onderscheid met een Brouwer louter cosmetisch. 

Bush de Charmes

Zelfs in een land waar een onwaarschijnlijk grote dichtheid aan hooggegiste biermerken meer vanzelfsprekend zijn dan pakweg zwaartekracht en valversnelling, een land waar op een doordeweekse dag meer biermerken geboren kunnen worden dan een zeug biggen kan jongen, een land waar kinderen op school de belangrijkste brouwerijen van de tien provincies leren in plaats van de hoofdsteden van de wereld, een land waar … enfin u begrijpt geachte lezer ongetwijfeld de teneur van bovenstaande - zelfs in dit soort bierland, wordt de naam van Bush bier steeds met een bovengemiddeld respect uitgesproken.

Bush ontstond in de jaren dertig van vorige eeuw als een typisch amberkleurig bier in Engelse stijl. Na de eerste wereldoorlog keerde de wereld zich af van alles wat Duits was en daar viel vanzelfsprekend ook het Teutoonse gerstenat onder. En op dat moment moest de echte grote wereldbrand zelfs nog komen. De brouwers van Dubuisson vertaalden hun familienaam naar het Engels en schonken de wereld niet enkel een smakelijke Pale Ale, maar bovendien ook een interpretatie van deze biersoort met een massieve 12 procent alcohol. Het resultaat is alvast niet enkel een wonder van brouwtechniek en vakkennis (en een extreem sterke giststam die in leven blijft bij hoge alcoholpercentages), maar vooral een bier dat ten alle tijden met de nodige omzichtigheid en eerbied behandeld dient te worden. Bushbeer vormt op veel manieren een mijlpaal in de nationale brouwgeschiedenis.

De wortels van Brouwerij Dubuisson, waar Bush wordt gebrouwen, gaan terug tot in de 18e eeuw en de makers van het bier spelen de kaart van de authenticiteit nadrukkelijk uit. Enkele van de oude gebouwen van de brouwerij worden nog steeds gebruikt, terwijl er in de afgelopen 7 jaar 15 miljoen euro werd geïnvesteerd in nieuw materiaal. De productie, die net als bij vrijwel elke brouwerij voor 75 procent naar export gaat, verviervoudigde sinds het begin van de eeuw.

Meest achterlijke voetnoot in de geschiedenis van de brouwerij is natuurlijk het feit dat A-Busch de grote Amerikaanse brouwer van een wat zielig smakende rijstpils in Duitse stijl erin slaagde om de Belgische variant te laten verbieden. Vandaar dat in de meeste landen van de wereld sinds 2004 Bush als Scaldis door het leven gaat, ondanks een letter verschil en pakweg 80 jaar meer geschiedenis en smaak … en stijl. Maar de Amerikaanse Bush heeft in het voorbijgaan heel wat meer gesloopt dan enkel een Belgisch Biermerk, dus misschien is ons land er nog goedkoop vanaf gekomen.

De Henegouwse brouwers van Dubuisson brouwen twee massieve variaties van hun indrukwekkende Bushbier: Bush Blonde en Bush de Noël. De microbrouwerij van Cuvée des Trolls, die eigendom is van Dubuisson, brouwt eigenlijk een interpretatie van de klassieke Bush met een wat meer hanteerbaar alcoholpercentage. Al sinds 2000 varieert Dubuisson, niet in de laatste plaats uit een verlangen naar creativiteit, met bieren die rusten op eiken foeders. in tempore non suspecto, zo heet dat dan of naar hedendaagse trend: they did it before it was cool. De vruchten van dit experimenteren zijn respectievelijk de Bush Prestige, Bush de Nuits en uiteindelijk sinds dit jaar de Bush de Charmes.

Dit laatste bier is eigenlijk een Bush Blonde die vier maanden mag lageren in Franse foeders waarop recent witte Bourgognewijn rustte. Daarna volgt er nog een hergisting op fles tot de gebruikelijke 10,5 volumeprocent. Het resultaat van deze niet onaanzienlijke inspanningen is zondermeer verheffend. De Bush de Charme is uitgegroeid tot een charmant bier dat in geur en smaak stevig verwijst naar witte wijn zonder zijn bierwortels te verloochenen. Wie een fles van dit bier te pakken krijgt zal stomverbaasd staan over wat welke fantastische dingen er allemaal mogelijk is binnen de grenzen van het brouwen.


Trappist Sint Bernardus

"Trappist is dood, leve de trappist"

Ergens halfweg tussen Poperinge en het Frans-Vlaamse Kassel, diep in de West-Vlaamse polders ligt het gatachterlijke smokkelaarsgehucht Watou, een gemeente van minder dan 2000 inwoners. Het dorp stelt zo weinig voor dat het zelfs tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig gespaard bleef, terwijl de rest van de streek rustig afbrandde.
Net zoals kleine mensen occasioneel de buitensporige neiging durven vertonen om wat dingen te compenseren, de volksmond spreekt dan van een Napoleoncomplex, leeft ook in Watou het verlangen om meer te zijn dan een onbetekende rurale vlek op postindustrieel België. Zo herbergt het dorp al sinds jaar en dag een kunst- en poëziefestival lang voor hedendaagse kunst en poëzie de legitimiteit verwierven die hen tegenwoordig zo aantrekkelijk maken voor langzaam ontvolkende slaapdorpen. “They did it before it was cool” dus, en dat is zowat het grootste compliment dat vandaag de dag kan gegeven worden. Ten overvloede telt het dorp ook twee steengoede brouwerijen.

Over brouwerij Van Eecke, bekend van het smakelijke Poperings Hommelbier zal Bierman u bij een andere gelegenheid met graagte verhalen. Belangrijker is evenwel de roemruchte brouwerij van Sint Bernardus, een lichtend monument van brutonationaal brouwverleden en glorierijke wijsvinger naar de ultieme bierhemel. Uniek aan Sint Bernardus is het feit dat ze tussen 1945 en 1992 de wereldberoemde trappistbieren Sint Sixtus van WestVleteren brouwden. Zelfs na het proces in 1962 van de Trappisten tegen brouwerij Slagmuylder over het gebruik van de naam trappist voor hun Witkap Pater en andere beschermende maatregelen, kon Sint Bernardus rustig Trappist blijven brouwen op commerciële basis, terwijl de brouwerij van de abdij beperkte hoeveelheden afleverde voor verkoop ter plaatse en in een drietal lokale cafés.
Het is duidelijk dat de Trappisten in de tweede helft van vorige eeuw eerst hun bieren op punt stelden en pas later hun commerciële strategie. Blijkens bijvoorbeeld ook uit het geknoei met de bieren van LaTrappe uit die periode. Maar het zeer fortuinlijke resultaat hiervan voor bierliefhebber is toch vooral dat er een commerciële variant van Westvleteren op de markt is die mogelijk zelfs dichter aansluit bij het originele bier dan de wereldberoemde gerstewijn van de abdij die het tot de eerste plaats schopte op ratebeer.com.
Want niet enkel kreeg de brouwerij van Sint Bernardus van bij aanvang de beschikking over het recept van de bieren van Westvleteren, ook de meesterbrouwer kwam ter plaatse technieken overleveren. En bovendien (en als allerbelangrijkste), werd ook de originele giststam van de bieren onverkort beschikbaar gesteld (terwijl het vandaag een open vraag blijft of Sint Sixtus zelf nog wel gebruik maakt van deze gisten of eerder met de gist van Westmalle brouwt). Vandaar dat Bierman, hoewel dit om begrijpelijk redenen voor de brouwerij zelf verboden is, zonder enige terughoudendheid spreekt over Trappist Sint Bernardus en een proverbiale middenvinger opsteekt naar alle bierfundamentalisten die hem belerend op zijn fout wijzen. Overigens kunnen ze, na de wat genante inflatie van zogenaamd echte Trappistentitels de afgelopen vijf jaar, voor Bierman’s part rustig inpakken met het ‘Authentic Trappist product’ logo. Trappist is dood, leve de Trappist.


Het moge duidelijk zijn dat de schaarste van de WestVleteren en het mooie verhaal dat aan de abdij verbonden is een paar procenten toevoegen aan gepercipieerde smaak en waardering van het bier. Bierman heeft ook nooit anders beweerd dan dat bier niet in de laatste plaats een verhaal over bier is. En zo is het goed ook. Volgens de bronnen van Bierman levert de brouwerij van Sint Bernardus overigens tot op vandaag nog bier aan WestVleteren indien er een tekort dreigt, maar misschien is dat gewoon een vuige leugen. 

Het bierfestival

Bij gelegenheid placht Bierman wel eens een rondslingerend exemplaar van Flair - het weekblad voor middelbare vrouwen die zich willen informeren over wat nog ontbreekt in hun leven - te doorbladeren op het toilet, onderwijl zich met gestaag afnemende ironie afvragend of er een schadevergoeding bestaat voor tijd en energie die verloren is gegaan bij het omslaan van de bladen van dit tijdschrift. Deze postabsurde collage van willekeurige teksten over gevoelens en uiterlijk die de leefwereld van Bierman niet raken, beschikt evenwel over de bijzondere verdienste dat ze hem het buitengewoon banale inzicht verschaft dat alles wat vandaag wil bestaan een beleving of gebeurtenis moet heten.

En dus is ook bier vandaag tot een belevenis of gebeurtenis verworden. Naast het gebruikelijke aanbod aan opendeurdagen, promotiecampagnes, facebookacties, sponsoring van veldrijden, missverkiezingen en cantussen, schieten ook de bierbeurzen en –festivals als paddenstoelen uit de grond. In een wereld waar het aantal biertittels sneller groeit dan de – vaak al betaalde en gereserveerde – beschikbare plaats in de supermarkt, moeten brouwers steeds grotere hoeveelheden tijd en energie steken in de promotie van hun bieren op allerhande beurzen en bijeenkomsten. Dat is in de eerste plaats plezant natuurlijk voor iedereen die hierdoor voltijds door het leven kan gaan als professionele bierpromotor. Biereventing heeft alvast de verdienste dat het een handvol banen schept waarin mensen zich kunnen uitleven en amuseren.

Daarnaast is er ook een publiek dat bierfestivals bezoekt, wat volgens Bierman toch een ietwat vreemde ervaring is. Het gezamenlijk stoer doen van biervolk rond veel te kleine proefglaasjes in geïmproviseerde tentenkampen of kale hangars, het rondschuifelen voorbij bekende en onbekende brouwsels, de verlegen schuine blik naar de professionele bierpromotor die niet anders dan een bevoorrecht monument kan zijn in bierland en misschien zelfs de meesterbrouwer met de voornaam mag aanspreken na de werkuren, het steels wegkijken bij het vragen van een proefglas, het onvermogen om bieren van elkaar te onderscheiden in een massa van geuren en indrukken, het gevoel buiten de massa te staan terwijl honderden mensen bewegen met identiek hetzelfde doel, … het staat allemaal redelijk ver af van de beleving die Bierman thuis organiseert wanneer hij een Hercule Stout drinkt bij het stoken van een vuurtje op zijn terras na het vallen van de nacht (de Flair is daarbij overigens prachtig bruikbaar als aanmaakpapier). Maar bier brouwen en schenken is nu eenmaal mensenwerk en dus beweegt zelfs Bierman zich bij gelegenheid wel eens in de vergetelheid van de massa om verlegen een bescheiden proefglas te laten vullen met anoniem bier. Op zoek naar warmte komt de mens soms op de gekste plaatsen en soms ligt daar heel even het gouden strand.

Voor de volledigheid geeft Bierman nog een overzicht van de belangrijkste bierhappenings mee. Sommigen zijn helaas net voorbij, maar vallen volgend jaar ongetwijfeld in dezelfde periode.
Bierpassieweekend Antwerpen (Augustus 2015) www.bierpassieweekend.be
Modeste Bierfestival (3-4 oktober 2015) www.modestebierfestival.be
Brassigaume 17-18 oktober 2015 www.brassigaume.be 
Poperings Bierfestival 24-25 oktober 2015 www.poperingebierfestival.be
Kerstbierenfestival Essen Objectieve bierproevers 19-20 december 2016 www.kerstbierfestival.be
Zythos Bierfestival April 2016 www.zbf.be
Noordzee Bierfestival Oostende 26 – 28 augustus 2016 northseabeerfestival.com
Brugse Autonome Bierproevers Festival Brugge 6-7 Februari 2016 www.brugsbierfestival.be
Belgisch Bierweekend Brussel 2-4 september 2016 www.belgianbrewers.be
Belgisch Bierweekend Hasselt www.limburgse-biervrienden.be

Uw Bierman
Gert Van Langendonck

Pastorale Dienst

Petrus Sour

In het onooglijke boerengat Bavikhove - voornamelijk bevolkt door mensen die doorheen de eeuwen met paard en kar langs te Leie van Kortrijk naar Gent trokken en onderwijl door een vreemde combinatie van technische problemen en aangeboren neerslachtigheid de moed verloren om verder te gaan – ligt de kleine brouwerij De Brabandere. Hoewel het niet de gewoonte is van Bierman om zich met meer dan fatsoenlijke hardnekkigheid toe te spitsen op negatieve zaken, kan Bierman omwille van de duidelijkheid en volledigheid niet anders dan even te vertellen wat er allemaal mis was met deze brouwerij de afgelopen twee decennia toen ze nog als brouwerij Bavik door het leven ging. Dat heet dan door de zure appel bijten. Achteraf vertelt Bierman dan met graagte dat De Brabandere tegenwoordig met recht en rede een kloppend hart van innovatie en kwaliteit mag genoemd worden.

De vroegste herinnering van Bierman aan Bavik betreft een accordeonconcert in een naoorlogs Poperings café. Het café in kwestie was met enige hardnekkigheid ingericht om gevoelens op te roepen die doorgaans gepaard gaan met het schielijk afsterven een geliefd huisdier. Witstenen vloer, gelamineerde meubels, biljartende bejaarden, beslagen ruiten, TL lampen, sanseveria’s en dus ook levende muziek van het trekorgel. Het is – toegegeven - niet ongebruikelijk dat de combinatie van al deze factoren een melancholisch verlangen naar vergeten tijden oproept. De tijd evenwel waarnaar dit café verwees heeft nooit bestaan en dat is maar goed ook want de kans is groot dat mensen zich in deze omgeving nooit zouden hebben kunnen voorplanten. En in dit café werd dus ook Petrus van brouwerij Bavik geschonken. Tot zover het negatieve.

De Petrus van toen is niet meer hetzelfde bier. In de eerste plaats verwijst de naam van de brouwerij nu terug naar de oprichting in 1894 door wijlen Adolphe De Brabandere en in een beweging naar de lange brouwtraditie die hiermee gepaard gaat. De bestaande onoverzichtelijke vloedgolf aan Petrus bieren werd opgesplitst in de Traditionele anonieme abdijbierklonen enerzijds en de Petrus Sours anderzijds. De ‘Sours’ zijn drie ambachtelijke op eiken foeders gerijpte zure bieren die naar believen met elkaar gemengd kunnen worden. De Petrus Aged Pale is het oudste en meest veredelde bier van de drie. De Petrus Oud bruin is een traditioneel Vlaams bruin en de Aged Red is een kriekenbier. Deze laatste twee worden versneden met de Aged Pale om de typische verfrissende smaak van melkzuurgisting te verkrijgen. Wie deze bieren wil drinken wordt aangemoedigd om zelf op zoek te gaan naar de ideale mengeling van deze drie bieren. Hiervoor bestaat er een speciale 6 Pack editie van de bieren. Voor de minder avontuurlijk aangelegde bierliefhebber is er ook nog een ‘Brewmasters Favorite Blend’.


De afgelopen jaren maakte brouwerij De Brabandere een gigantische investering in houten foeders. Dit zijn grote rechtopstaande eiken vaten die de ideale dragers zijn van de complexe giststammen maar zelf geen houtsmaak aan het bier afgeven. Op deze manier kan de brouwerij de productie vergroten zonder één enkele toegeving te doen aan de kwaliteit. Natuurlijk is deze gigantische groei enkel mogelijk door de grote overzeese vraag naar Belgische bieren en de huidige hang naar alles wat op hout gerijpt is. Maar het mooie is wel dat brouwerijen als De Brabandere plots al meer dan honderd jaar een wat vergeten brouwtechniek op het schap hebben liggen die de komende maanden de wereld zal veroveren. Het zure bier van brouwerij De Brabandere is haar absolute sterkte en krijgt eindelijk de centrale rol terug die het verdient. De ‘make your own blend’ marketing is daarbij verdienstelijk en benadrukt de kwaliteit van het bier. Als nu ook nog de achtergebleven abdijbieren van de brouwerij een nieuwe naam krijgen dan liggen de tijden van schrale vaagheid misschien wel definitief achter ons. 

Barrel Aged

"....het feit dat een brouwer bewust op de vlakte kan blijven over hoe “Oaked” en “Aged” zijn bier precies is, maakt het voor de consument moeilijk om de betere kwaliteit te onderscheiden..."

Hoewel het voor de achteloze toeschouwer, de gemiddelde Jupilerbelg zeg maar, lijkt alsof bier er altijd al is geweest en in ongewijzigde vorm moeiteloos de eeuwigheid zal doorstaan, verandert bier in werkelijkheid bijzonder veel. Zo wordt de gisting sinds de oudheid niet meer op gang gebracht middels een goede fluim van opa in de versgekookte granen. In de middeleeuwen  begonnen brouwers dan weer een nieuwerwets kruid toe te voegen dat voor verhoogde bitterheid en betere bewaarbaarheid zorgt. Enkel in Engeland was de weerstand deze zogenaamde ‘hop’ groot en bleef er jarenlang een verbod op bestaan.
Sinds vorige eeuw volgen de trends in Bierland elkaar steeds sneller op, wat meteen ook resulteert in het feit dat nieuwe bieren niet enkel meer ontstaan, maar ook wel eens – al dan niet samen met hun brouwerij – het tijdelijke voor het eeuwige wisselen. De Engelse stijl is voorbij, de zoete kriek- fruitbieren worden alleen nog maar door toeristen gedronken, de Citrahop was even een opwindende nieuwigheid, maar wordt nu als banaal weggezet. In het spoor van elke echte vernieuwing volgen steeds talloze subtiele variaties en verbeteringen. In datzelfde spoor volgen ook steevast een groot aantal slechte kopieën.

Dit alles om te zeggen dat elk bier dat zichzelf vandaag (en de komende twee tot drie jaar) serieus neemt op een of andere manier in contact geweest moet zijn met hout. ‘Oak Aged‘, zoals dat dan heet bij mensen die het mooier kunnen uitleggen dan Bierman, is the next Big Thing voor brouwers wereldwijd. Na een wat aarzelende start, vooral onder impuls van de Amerikaanse consumenten die de aandachtscurve van een fruitvlieg op speed lijken te hebben en dus als een bende kinderen zowat onophoudelijk wenen om nieuw en opwindend bier, is iedere zichzelf respecterende brouwer in het hout gevlogen.
België zou evenwel Bierland niet zijn moest het ook op dit gebied reeds een stevige voorsprong bijeen hebben gebrouwen. Een groot aantal van de Belgische brouwers beschikt reeds eeuwen over techniek en ervaring met Oak Aged bieren. Bij ons heet dat dan gewoon Oud Bruin of Rood. De grootste moeilijkheid bij het opstarten van deze brouwtechniek bestaat erin om in dood hout de juiste levende bacteriën te krijgen die kunnen zorgen voor de melkzuurgisting. Het grote voordeel van deze techniek is dat de resulterende bieren een zure smaak opleveren die vrijwel nergens anders terug te vinden is. De vaten zelf zijn vele decennia na elkaar bruikbaar, zolang de gistcultuur niet vervuild of vernietigd wordt (bijvoorbeeld door de vaten droog te laten staan).
Naast deze edele en verheven brouwtechniek werken veel brouwers hun bier af met een rijping op vaten die eerder voor wijn, porto of andere dranken gediend hebben. In deze vaten gebeurt doorgaans geen gisting, maar het bier neemt wel heel wat aroma’s van het gebruikte hout op. De vaten zelf zijn slechts één tot twee keer bruikbaar. Omdat de markt voor Barrel Aged bieren is geëxplodeerd is er een relatief grote schaarste ontstaan aan gebruikte vaten.
Een derde techniek om bieren in contact te laten komen met hout bestaat erin om houtschilfers toe te voegen en achteraf terug uit te filteren. Ook dit kan mooie resultaten opleveren, maar staat in de praktijk ver af van een hoogwaardige gisting op hout. Geheel in de lijn van voorgaande trends zoeken brouwers naar mogelijkheden om zonder al te hoge productiekosten mee te gaan in de trend van de Oak Aged bieren. Bijkomend voordeel van contact met hout is dat het een mooie manier is om aan middelmatige bieren oude of opmerkelijke smaken toe geven. Gezien de enorme vloed van nieuwe bieren in het genre en het feit dat een brouwer bewust op de vlakte kan blijven over hoe “Oaked” en “Aged” zijn bier precies is, het voor de consument moeilijk om de betere kwaliteit te onderscheiden. Enkel proeven helpt in dit geval… of Bierman lezen.

Pilsner Urquel

"als de Belgische brouwerijen zich als bierland ernstig nemen dan moeten onmiddellijk stoppen met pils brouwen of beginnen pils te brouwen op een manier die recht doet aan deze biersoort"

Afgelopen zomer kende Bierman de eer en het genoegen aanwezig te mogen zijn op de European Beer Bloggers en Writers Conference in Brussel, alwaar bloggers van over de hele wereld verzamelden om ideeën uit te wisselen en – vanzelfsprekend – bier te proeven. Bij het afsluiten van deze tweedaagse was het aan de brouwers van Pilsner Urquel om Bierman en de rest van de elite onder de verzamelde bierschrijvers te vergasten op de ultieme beleving van hun bier.

Net als de rest van bierminnend Vlaanderen kent Bierman de Pilsner Urquel natuurlijk wel van de gebruikelijke groene versie op flessen getrokken pils die in yuppiebars voor veel te veel geld verkocht worden als premium lager. Het bier is vaak al bekend, ook het feit dat deze pils de allereerste pils ter wereld was, blijkt vaak geweten, maar – net als Bierman – vinden consumenten het bier in het algemeen weinig bijzonder. De flessenpils van Urquel is duidelijk kwalitatief beter dan gemiddeld, maar het verschil is door de band genomen behapbaar.
De versie die in Brussel persoonlijk werd voorgesteld door een trotste Vaclav Berka (Master Brewer) was van een totaal andere orde. Deze Pilsner Urquel heeft ook gerijpt op houten vaten, maar was bovendien ongefilterd en werd geschonken middels een revolutionair nieuw systeem waarbij een stalen tapinstallatie rechtreeks wordt gevuld aan de lagertanks van de brouwerij en via een gekoeld transport letterlijk het betreffende evenement wordt binnengereden.  Het bier dat vervolgens getapt wordt in de karakteristieke glazen kroezen van de brouwerij is verse pils zoals de makers van pils hem bedacht en bedoeld moeten hebben: stralend helder, knapperige bitterheid en een parelwitte schuimkraag met de dichtheid van slagroom.

Pilsner Urquel was bij zijn ontstaan in Tsjechië in het gezegende jaar 1842 de eerste pils ter wereld. De kwaliteit van de productie, waarbij ambacht en volume hand in hand gaan, maakt van dit bier ook de enige pils ter wereld. Wie echt van bier houdt, heeft na het drinken van dit bier in de ideale omstandigheden geen enkele behoefte meer om lokale pils van onze grote brouwerijen te consumeren. Wat bij ons als pils verkocht wordt valt bij blind proeven niet te onderscheiden van Cara Pils en dat is eigenlijk een schande. Belgische Pils kan de vergelijking met Pilsner Urquel niet doorstaan. Nogmaals: in optimale omstandigheden, maar laat dat nu net de enige omstandigheden zijn waarin Bierman zijn bier wil drinken. Belgische Pils is in alle opzichten een inferieur product tegenover Pilsner bier zoals het origineel bedoeld is. Bierman begrijpt natuurlijk dat op festivals of andere gelegenheden iets moet geschonken worden dat niet slecht is en waarvan goedkoop en snel veel kan gemaakt worden, maar als de Belgische brouwerijen zich als bierland ernstig nemen dan moeten onmiddellijk stoppen met pils brouwen of beginnen pils te brouwen op een manier die recht doet aan deze biersoort. Het alternatief is dat onze brouwers zich concentreren op datgene waar ze echt goed in zijn: kwalitatief bier maken van hoge gisting. Met de huidige brouwtechnieken is het perfect mogelijk om blond en helder te brouwen bij hoge gisting en tegelijk het alcoholvolume onder controle te houden.



Bierman 10 jaar later

Op de kop af tien jaar geleden schreef Bierman zijn eerste woorden over bier, iets wat uiteindelijk zou uitgroeien tot de – met ruime voorsprong – trouwst verschijnende column voor studerend Vlaanderen en tot een van de meest gelezen bierblogs van de Lage Landen.
Bij zijn eerste column stelde Bierman expliciet vast dat bij studenten vaak zonder nadenken grote hoeveelheden van één bepaalde biersoort wordt geconsumeerd.  Een monocultuur van pilsenerbier zeg maar of een tsunami van lage gist. Het pedagogisch project van Bierman bestond er dan ook in om bier terug zijn rechtmatige plaats te geven tussen de vloeibare goden aan het firmament als een smakelijke en gevarieerde, nooit opdrogende bron van genot. Pils is niet meer dan een bepaalde soort van bier en bovendien valt vrijwel alle pils in ons land bij blind proeven niet te onderscheiden van Carapils, het huismerk van de grootste budgetketen. Dat wil zonder twijfel iets zeggen over de hoge kwaliteit van onze budgetpils, maar dat betekent vooral dat België een wel bierland is maar geen degelijke pils brouwt. De Tsjechische pils is duidelijk superieur in kwaliteit, Engelse Lager heeft op zijn minst de verdienste dat het anders is dan de middelmaat en zelfs Duitse pils is zuiverder en heeft minder pretentie dan de onze.

De uitstekende reputatie van Belgisch bier in de wereld steunt volledig op de kwaliteit van bieren van hoge gisting en het (voorlopig) vrijwel exclusieve monopolie op gemengde en spontane gisting. Het feit dat ook enkele van onze pilsbieren wereldwijd gedronken wordt toont aan hoe slecht het internationaal is gesteld kennis en kwaliteit van bier en hoe goed onze marketing is.

Tien jaar later zijn de bierkaarten toch wat anders komen te liggen. In de eerste plaats komt Bierman steeds vaker studenten en andere normale mensen tegen die genieten van de smaak en beleving van speciale bieren. De reductie van bier tot pils als drager van alcohol wordt niet meer reflexmatig gemaakt en dat is voorwaar een goede evolutie. Ook anders is het feit dat bier voor meer en meer mensen een beleving wordt. Bier wordt niet enkel meer gesmaakt wordt op café, maar ook op restaurant en op tal van speciale bierevenementen, -happenings en -festivals doorheen het land. Keerzijde van de medaille is dat na een lange periode van stabiliteit, het aantal unieke biertittels op de markt is verdrievoudigd (zelfs de conservatieve Trappisten zijn met drie keer meer dan tien jaar geleden). Het spreekt voor zich dat bij dit alles ook veel goed bedoelde maar niet steeds vakkundig uitgevoerde middelmaat zit. In een aantal gevallen gaat het helaas ook om schadelijk commercieel opportunisme waar niemand iets aan heeft.

Intussen zijn er ook enkele biertrends gepasseerd. De golf van mierzoete bieren uit de jaren ’90 is voorbij en laat een licht beschaamd gevoel achter. De glorieuze terugkeer van bittere bieren hebben alles wat onze brouwers dachten te weten over bier diagonaal doorkruist.
Het lijkt erop dat de komende jaren in het teken van hout zullen staan, waarbij bieren op gebruikte vaten rijpen en daarbij de eigenschappen van de voorgaande drank overnemen. Brouwers die bovendien ook de melkzuurgisting beheersen van de traditioneel oud rode of bruine bieren wacht een gouden toekomst omdat ze de controle hebben over natuurlijke zure smaken. Maar dit alles en nog veel meer, zal voor de komende weken zijn.

Gueuze Cantillon

Woensdag 20 mei zal Bierman voor de tweede keer te gast zijn op de duurzame voedingsmarkt van de UAntwerpen (Hof Van Liere) met een uitgelezen selectie Biobieren. Kom gerust langs om te proeven van deze heerlijke bieren en natuurlijk al de andere dingen die deze markt te bieden heeft.

Een Biobier is per definitie een bier dat gebrouwen wordt met graan en hop van biologische teelt. Op zich moet dat wel voldoende zijn, maar in zijn hoofd denkt Bierman daar nog bij dat de heren brouwers zich ook onthouden van allerhande smaak- en kleurstoffen, behoudens enkele kruiden van –alweer- biologische teelt. Geen fruit- of hopsiroop dus, maar volle vruchten en bellen en vooral geen onnozelen brol zoals E150c (Ammonia Karamel). En ja Bierman kijkt naar u: Hertog Jan Grand Prestige, schaam u Gij dwaas excuus voor een bier. Tot op vandaag wordt Bierman op gezette tijden nog gillend en met schuim op de lippen wakker wanneer hij denkt aan wat er in u verwerkt zit aan kunstmatig toegevoegde stoffen. Gij commercieel gegoten nagel van lood en blik aan de doodskist in gelakte vezelplaat van elk zichzelf respecterend bier.

Sinds jaar en dag is geweten dat de grootste fundamentalisten van de Biobier ideologie te vinden zijn in de Rue Geude in Anderlecht, bij de brasserie van Geuzesteker Cantillon. Deze brouwerij die tevens ook door het leven gaat als zelfverklaard Musée Bruxellois de la geuze/ Brussels museum van de geuze  is eigenlijk niet meer dan een geelbruin geschilderde garage die overeind wordt gehouden door de lokalen van het evangelische Praise Center Alleluia aan de ene en de Eglise Pentecotiste aan de andere kant. Cantillon heeft alvast met dit soort evangelische kerken gemeen dat ze bier maken vanuit een ideaal, vreugde vinden onderweg en indien mogelijk ook de wereld willen bekeren tot het éne ware bier. Fundamentalisten onder elkaar zeg maar. Cantillon brouwt al Biobier nog voor dit woord zelf maar bestond en terecht is het grootste compliment op hen van toepassing dat vandaag de dag in onze postmoderne tremorcultuur aan iemand kan gegeven worden: They did it before it was cool!

Overigens heeft net als zowat elke andere geuzesteker, ook Cantillon regelmatig problemen met de gezondheidsinspectie en de Europese richtlijnen voor voeding en hygiëne. Bier van spontane gisting heeft nu eenmaal een omgeving nodig waarin de Wort (ongegist bier) kan besmet raken met rondvliegende bacteriën en in een steriele omgeving is dit helaas onmogelijk. Vandaar dat de brouwer er zorgvuldig over waakt om zo weinig mogelijk stof af te nemen van zijn koperrode ketels alsmede zijn vloeren zo weinig mogelijk te dweilen teneinde zijn product zo proper mogelijk te kunnen besmetten. Voor wie niet graag de afwas doet is Geuze brouwen in de pompbak het ideale argument om nooit meer te moeten afwassen.


Ergens diep in Biermans kelder liggen er waarschijnlijk wel nog een paar verloren flessen Cantillon opgeslagen, maar omdat die dingen zo goed als eindeloos bewaard kunnen worden doet Bierman het komende decennium geen enkele moeite om ze op te graven. De spontane gisten in Oude Gueuze bewaren bier beter dan de gemiddelde draak een fiere maagd in haar kasteel kan houden (of die rothobbits van de schat weghouden). Binnen een paar decennia zal de Cantillon wel al wat op dronk gekomen zijn. Bierman heeft alle tijd. Voor wie niet zo lang kan wachten is Woensdag 20 Mei in het Hof Van Liere van de UAntwerpen een goede plek om een frisse Cantillon en een paar andere Biobieren te komen proven, alsmede de rest van de Duurzame Voedingsmarkt even langs te snuisteren. Naast de gebruikelijke zaken hebben ze ook gepofte krekels, meelwormen en insectensaté’s in aanbieding. 

Duchesse de Bourgogne

Het onooglijke dorpje Vichte ligt ergens op de grens tussen West- en Oost Vlaanderen, twee landstreken waarvan enkel de inwoners zich zorgen maken over de titelgevende windrichting  maar die bij de rest van het land gewoon bekend staan als “over het water “. Het water is in dit geval de Schelde en het ‘over’ in deze bijwoordelijke bepaling verwijst niet enkel naar opwindende en exotische verre oorden die de vermetele ontdekkingsreiziger te wachten staan aan de andere oever, maar evenzeer naar iets vreemds dat gelukkig ver genoeg ligt om geen last van te hebben.
Naast een dorp aan gene zijde van de Schelde is Vichte ook de thuisbasis van brouwerij en brasserie Verhaeghe, een brouwfamilie waarvan de stamboom teruggaat tot ver in de 15e eeuw. Donkere bieren van gemengde gisting staan in Oost-Vlaanderen bekend als Oud-Bruin, terwijl ze in West-Vlaanderen als Oud-Rood door het leven gaan. Grensgeval Verhaeghe is gespecialiseerd in deze bieren en spreekt daarom consequent van roodbruine bieren. De brouwerij koos ervoor om tijdens de woelige periode van marktconsolidatie zeer nadrukkelijk in te zetten op de kwaliteit en authenticiteit van hun bieren. Een strategie waarvan vooral de vermaarde Duchesse de Bourgonge de vruchten van heeft mogen plukken. De Vichtenaar is de wat eenvoudigere maar bijzonder dorstlessende interpretatie, terwijl de Duchesse een wat meer complex luxebier mag heten. Beide bieren rijpen relatief lang op eiken vaten en worden volgens alle regels van de kunst gemaakt.
Bij de Vichtenaar worden tijdens het brouwen soms nog echte krieken toegevoegd voor de productie van “Echt Kriekenbier”. Ook hier maakt de brouwerij het onderscheid met grote bierfabrieken door de nadrukkelijke afwezigheid van siroop of kunstmatige kriekaroma’s.

Het moet perfect mogelijk zijn om de vaderlandse geschiedenis van de vroege middeleeuwen tot nu te vertellen met een bier in de hand dat aangepast is aan elke tijdsgewricht. Maria van Bourgondië, waarnaar de Duchesse de Bourgogne verwijst, was eigenlijk goed bezig met de Nederlanden te regeren en de Fransen te ergeren, tot ze in1482 in Torhout van haar paard viel op 25 jarige leeftijd. In haar praalgraf in Brugge ligt deze vorstin uit een andere tijdperk er voor eeuwig jong en stil bij. Haar naam en het bier dat naar haar werd vernoemd zullen voor altijd bij de 15e eeuw horen.

De Duchesse de Bourgogne is een complex en boeiend bier dat, veel meer dan pils of trappist, aansluit bij wat vroeger werd gedronken. De eerste kennismaking met dit bier, alweer heel wat jaren geleden, is Bierman steeds bijgebleven. Toen reeds blonk de Duchesse uit in karaktervolle presentatie en smaak. Volgens Michael Jackson is het bier een versnijding van jong en oud bier, zoals dit bij bieren van spontane gisting gangbaar is. Het bier is zoet, maar heeft ook een zeer aangename subtiele zuurte van spontane gisting. De aroma’s van wat meer gebrande mout zijn niet enkel in de smaak, maar ook in geur en zelfs mondgevoel goed bewaard gebleven. Dit bier is een vorstin meer dan waardig.


Hopsinjoor

Nadat in ons klein vaderland het besef doorbrak dat goed bier zich vanzelf verkoopt in heel de wereld (en middelmatig bier ook middels het universele glijmiddel van een degelijke marketing) kregen heel wat van onze brouwerijen plots weer de nodige zuurstof om innovatie aan kwaliteit te koppelen. Schoolvoorbeeld van deze evolutie vormt brouwerij het Anker in Mechelen, die er, na een eerder moeilijke periode, tegenwoordig schijnbaar moeiteloos in slaagt om veel goed bier te maken en te verkopen.  Met enige regelmaat ontwikkelde Het Anker de afgelopen jaren verschillende varianten van de Gouden Carolus en inmiddels zagen de Gouden Carolus Classic, Trippel, Ambrio en Christmas het levenslicht, alsmede twee luxeversies van deze bieren onder de naam Cuvée van de Keizer blauw en Rood.
Bij een vorige gelegenheid heeft Bierman reeds een boom opgezet over de eigenaardige preoccupatie van Brabantse Brouwerijen met Karel V, per slot van rekening toch de man die de inquisitie instelde in de Lage Landen, alle protestanten ter dood veroordeelde middels het beruchte Bloedplakkaat, de Trans-Atlantische slavenhandel op gang liet komen en tenslotte, een weinig oorlogsmoe, onze contreien overleverde aan de voze handen van zijn wat onevenwichtige zoon Filips II. Maar meer relevant dat dit soort pseudo-historische zever is natuurlijk het feit dat de nieuwste telg aan de Gouden Carolusboom als Hopsinjoor door het leven gaat, wat nog net kan doorgaan voor een taalkundige vondst omdat deze naam zowel kan verwijzen naar het rijkelijk gebruik van Hop in het bier, geheel naar de mode van de tijd, als naar het Opsinjoorke, een Mechelse folkloristische figuur.

In Mechelen was het reeds in de 17e eeuw de gewoonte om een pop van Vuilen Bras rond te dragen, een korte dikke man met een vettige snor die het archetype moest voorstellen van de slechte echtgenoot, en deze met een doek op te gooien en terug op te vangen. Toen deze pop per abuis op het hoofd van een Sinjoor (inwoner van Antwerpen) terecht kwam, werd de Opsinjoor geboren. Onmiddellijk relevant voor de Universiteit van Antwerpen zijn verder de gebeurtenissen van 7 december 1949, toen “de Wikings het Mechelse museum binnendrongen en de koffer en de pop Opsinjoorke stalen. Ze brachten enkele dagen later hun buit over naar de Antwerpse burgemeester Lode Craeybeckx. Craeybeckx beloofde de Mechelse burgemeester dat de pop aan de stad zou worden terugbezorgd, maar eerst werd ze enkele dagen tentoongesteld in het Rockoxhuis in Antwerpen. Exact een maand later, op 7 januari 1950, werd hij terug naar Mechelen gebracht. De Wikings werden voor de rechtbank gedaagd, maar werden vrijgesproken. Bij het overhandigen van de pop aan het Antwerpse stadsbestuur was ongeveer 25.000 man en de buitenlandse pers aanwezig. (Wikipedia)”. In alle eerlijkheid moet Bierman vaststellen dat hij uitkijkt naar de dag dat de schavuiten van de Wikings-NSK of een andere roemrijke studentenclub er nogmaals in zouden slagen zo een sublieme maar verder geheel onschuldige guitenstreek uit te halen, maar misschien is het tijdsgewricht inmiddels onherroepelijk gekanteld.


De Hopsinjoor zelf blink niet echt uit in originaliteit en heeft vooral als functie om het palet aan biersoorten van Het Anker te vervolledigen. Dit bier wordt als enige van de Gouden Carolussen niet gefilterd. In zijn soort is het zeker een zeer verdienstelijk en goedgebrouwen bier, met een aangename en stevige bitterheid. Bierman kan vanuit commercieel oogpunt goed begrijpen waarom het werd ontworpen, maar tussen de Maneblusser als doordrinkbier en de Trippel als degustatiebier, was de noodzaak voor een doorgehopte variant bij Het Anker toch minder dan bij heel wat andere brouwerijen. De brouwerij mag gerust blijven uitgaan van haar eigen kracht, veel glijmiddel hebben ze niet nodig om hun bier verkocht te krijgen.

Cum Laude


Slechts zelden krijgt Bierman de kans om de geboorte van een bier van dichtbij mee te maken, maar bij de creatie van Cum Laude – het nieuwe officiële huisbier van de Universiteit Antwerpen, mocht hij voor de gelegenheid op de eerste rij staan. het bier werd vorige week voorgesteld aan pers en wereld en om zuiver professionele redenen smaakte  Bierman het genoegen om getuige te kunnen zijn van deze heuglijke gebeurtenis. Het bier werd gecreëerd door twee gediplomeerde alumni van de Universiteit die eerder al een optie namen op de prijskamp van meest waardevolle bijdrage aan de wereldgeschiedenis door de Inglorious Quad op de wereld los te laten. De naam van het bier werd bovendien in samenspraak met alle collega’s van de Universiteit gekozen omdat de UAntwerpen nu eenmaal een universiteit is waar dit soort dingen nog belangrijk worden gevonden en het dient in deze context opgemerkt te worden dat waar het democratisch proces in de politiek al vaak een draak gebaard heeft, de keuze voor Cum Laude verrassend helder is: het klinkt academisch, straalt positieve energie uit en opent de mogelijkheid naar een Magna Cum Laude of zelfs een bier met felicitaties van de Jury, iets waarvan Bierman in zijn eigen studententijd alleen maar kon dromen.

Bierman verheugt zich overigens al op de eerste recepties bij de komende proclamaties alwaar een frisse slok bier een mooi complement zal vormen voor de uitgelaten feestvreugde van de zopas gediplomeerde en voor de arbeidsmarkt beschikbaar gekomen zonen en dochters van de Universiteit en hun met trots vervulde ouders. De verfrissende bitterheid van de Cum Laude, mooi afgerond met Citrahop die voor de gelegenheid aan pompelmoes doet denken, de afwezigheid van restsuiker en het relatief bescheiden alcoholgehalte maken dit bier erg geschikt als receptiebier of als aperitief. De kleur toont iets meer goud dan bij een bier van volledige Pilsmout, maar in combinatie met deze hoeveelheden hop is dit verschil eerder academisch te noemen.

De hoeveelheid nieuwe titels die de afgelopen jaren op de markt verschenen en vooral de consistent hoge kwaliteit van deze brouwsel die vaak afgewerkt worden in speciaal hiervoor ontworpen brouwerijen, is indrukwekkend. De lat ligt heel hoog en dat heeft alvast voor de bierliefhebber het voordeel dat ook getalenteerde brouwers niet op hun lauweren kunnen blijven rusten en zich steeds opnieuw moeten heruitvinden om niet in de middelmaat te verdwijnen. De Cum Laude is alvast een mooi voorbeeld van al het goede dat deze bierovervloed kan opleveren.  


Hoewel in de academische wereld de wijncultuur nog dominant is, een restant van een tijdperk – het lijkt lang geleden - waarin alternatieven minder voorhanden waren, is de Cum Laude een krachtig argument om dit soort vastgeroeste gewoontes open te breken. Alweer iets wat opmerkelijk goed past bij de Universiteit van Antwerpen als geheel. Het bier is vanaf heden tot in de eeuwigheid verkrijgbaar in en rond de Universiteit van Antwerpen en waarschijnlijk weldra in elke Universiteit die naam waardig. 

Links


Deze tekst is een reactie op twee artikels uit de Unifac Post, waarin Biermans artikels verschijnen: www.unifac.be 

Met fluwelen handschoenen neemt het lot een mens bij de hand van bij het ontwaken en voert hem uur na uur steeds verder in de warme gloed van de melancholie. Of misschien is er geen lot, alleen maar keuzes, ook dat zou ons lot kunnen zijn. In normale omstandigheden legt Bierman overigens een bijzondere omzichtigheid aan de dag voor de listen en lagen van het uitbundige lot, zodat slechts weinig zaken hem nog echt kunnen verrassen. In de wetenschap dat er meer dode dan levende filosofen zijn en dat met overtuiging een foute keuze maken veel interessanter is dan steeds opnieuw de voor veilig verklaarde lijst af te werken van dingen die een mens opsluiten in het gevang van zijne geest, stapt Bierman onverstoorbaar en met forse tred richting toekomst, Lady Fortuna aan zijn zijde in een mooie rode cocktailjurk van de H&M voor maar 29,95 euro gecombineerd met een horloge van Cartier of zo. Cocktailjurk is in deze overigens geen toevallige woordkeuze, want in alle eerlijkheid moet Bierman toegeven toch een weinig verrast te zijn geweest, noem het gerust een half opgetrokken wenkbrauw, toen hij moest vaststellen dat hij na een pauze van een week stijlvol langs links voorbij werd gestoken door niemand minder dan cocktailvrouw.

Hoewel het algemeen bekend is dat in sommige culturen ook vrouwen Bier durven drinken, viel het Bierman reeds geruime tijd steeds moeilijker de idee van zich af te zetten dat hem een complement ontbrak, een vrouwelijk tegenover zeg maar, die zijn wekelijkse onzin bij wijze van antithese volledig zou maken. Een Gingirl bijvoorbeeld, of een Barones Breezer, een Sangria Sirene, een Wine Woman of waarom niet eine Schöne Müllerin mit Schnaps Praline. Met enig genoegen mocht Bierman daarom vorige week vaststellen dat wat de Joker voor Batman is, Lex Luther voor Superman en Osamaman voor Obamaman, uiteindelijk Cocktailvrouw werd voor Bierman. Dat had voorwaar veel slechter kunnen aflopen. Bierman wenst alvast Cocktailvrouw, die anoniem wenst te blijven maar die hij zich in de voorlopigheid voorstelt als een kruising tussen Lady Fortuna en Anna Karenina, alle goeds en zal in de toekomst (vaste tred, vertouwvolle blik weet u wel) met veel genoegen haar pennenvruchten lezen.

Edoch, niet enkel werd Bierman afgelopen week langs links gepasseerd door Cocktailvrouw (moge er voor eeuwig Tequila Sunrise uit haar lavabo stromen en haar ochtendkoffie naar Mojito smaken) maar onderwijl werd hij brutaal langs rechts genomen op de roltrap van la dernière gare du monde. Het is namelijk zo dat Bierman bij voorkeur vol vertrouwen naar de toekomst kijkt, al dan niet met Lady Fortuna aan zijn zijde, op de linkerkant van de roltrappen in het Station van Antwerpen. Maar blijkbaar roept deze kleine subversieve daad van verzet tegen de dictatuur van de totalitaire samenleving, de regelneverij die een roltrap met twee snelheden creëert waarop de sociale mobiliteit ten koste moet gaan van een technologisch horizontalisme, warempel een ongegronde wrevel op. Voor Bierman is de roltrap een vrijplaats, een oase van rust in de urbane jungle. Het is de blinde vlek in het oog van vooruitgang en welvaart waar de machine beweging overneemt en bijgevolg beweging kan stilvallen. Een plaats om bij de dingen te zijn en gewoon lief te hebben. Op een roltrap onderneemt Bierman geen enkele poging tot beweging en communicatie – al dan niet bemiddeld door technologie. Geen streelscherm of dringende oproep krijgen hem van zijn plaats.


Op de roltrap is Bierman kortom het zwaarste object in het universum, want wie niet kan stilstaan op een roltrap is gedoemd om eeuwig in beweging te blijven. Bierman ziet ze wel gaan, de haastigen, die met de inspanning van al hun krachten de laatste trein trachten te missen. Langs de zijlijn, de marge waarin de correcties worden gemaakt, zijn zelfgemaakt reservaat op de foute kant van de machine tracht Bierman een tegenkracht te bieden. Een voorbeeldig en volwaardig alternatief van stil verzet, waar rechts en links betekenisloos opgaan in een onbewogen bewegen. 

Inglorious Brew Stars

Wrok is des mensen en slechts heiligen en kluizenaars slagen erin een leven te lijden waarin de ander geen ergernis wekt die diep vanbinnen het verlangen doet groeit om het door cultuur en beschaving geketende beest in zichzelf los te laten. En zo gaat een mens het leven door terwijl hij voor zichzelf middels sport, verkeer of andere vormen van gestileerde strijd, een gedeeltelijke en tijdelijke voldoening schept in de symbolische vernietiging van de ander, zorgvuldig de dagen aftellend naar de dag van vergelding die nooit zal komen. Want zoals Willem Elsschot zaliger gedachtenis reeds schreef in zijn gedicht ‘Het Huwelijk’: Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat. Het is bij dit alles overigens nog de vraag of het losgeslagen beest van een getemde en vermogende westerling veel indruk zal maken op zijn omgeving in het algemeen en het object van zijn weerzin in het bijzonder. De laatste oorlog op het continent is alweer heel wat jaren gelden.

Een volstrekt andere methode om hiermee om te gaan vormen de absurde en lang uitgesponnen wraakfantasieën van regisseur Quentin Tarantino die bij een groot publiek een bijzondere geliefdheid bezitten. Eén van deze films die bewust de in schabouwelijke engels versleutelde titel ‘Inglourious Basterds‘ kreeg is bijzonder geliefd. In deze prent krijgt het onverdachte kwaad een Nazi gezicht opgekleefd en laten de helden een tikkeltje onorigineel  hun overdrachtelijke beest los tot alles en iedereen die het verdient vernederd, verminkt of dood is (of een combinatie van hiervan). Even staan wetten en praktische bezwaren niet meer in de weg, slechts de weemoed blijft, die krijgt zelfs Tarantino – rauw-hees-teder – niet van zijn plaats. En zo smeedt de mens tralies voor zijn geest om het beest aan banden te leggen, in het volle besef dat enkel de liefde echt kan bevrijden. We zouden geen mensen zijn moesten we deze tragische weg niet elke dag opnieuw tot de allerlaatste schrede gaan.   

Inglourious Basterds vormde de inspiratie voor de winnaars van de prijskamp voor beste hobbybier der lage landen die werd ingericht door Brouwland. De broers noemde hun brouwerij ‘Inglorious Brew Stars’ (in correct Engels deze keer) en hun prijswinnende eerstgeborene werd de ‘Inglorious Quad’. Quad verwijst naar Quadruppel, ruwweg een viervoudige gift van vergistbare suikers en in dit bijzondere geval komen deze suikers uit getorreficeerde (vrijwel verkoolde) mout. De brouwers zelf zijn er niet helemaal uit of het bier nu dichter bij een Quadruppel staat dan wel eerder een volwaardige Stout mag heten en ook Bierman moet toegeven dat de grens in dit geval wel heel erg dun is. Het bier heeft een Alcoholpercentage van 10,3 % en de toevoeging van extra kruiden tijdens het brouwen maakt het nog wat koppiger, maar wel bijzonder smakelijk.
Volgens de geruchten werken de broers momenteel ook aan een nieuw bier voor de Universiteit Antwerpen waarvan de naam waarschijnlijk nog geheim moet blijven en waarvan pers en media zonder twijfel weldra de mare zullen verspreiden.

Dame Jeanne

Omdat een universitaire omgeving bij uitstek een omgeving vormt waarin kennisoverdracht sociaal aanvaardbaar en zelfs wenselijk mag heten - in tegenstelling tot pakweg een missverkiezing, commentaren op nieuwssites of de lessen Duits in het secundair onderwijs (derdiedasdiewhatever…) – voelt Bierman zich niet geremd om de lezer bij de aanzet van deze tekst een weinig wetenswaardigheden aan de hand te doen betreffende de Dame Jeanne:

Dame Jeanne is een vaak gebruikte naam voor een grote fles waarrond een mand werd gevlochten om te voorkomen dat deze zou breken bij transport of inwendige druk. Andere namen voor dit soort flessen, zo leert ons de onstelpbare goddelijke bron van uitgutsende trivialiteiten die in ons tijdgewricht aanbeden wordt onder de naam Wikipedia, zijn mandfles, korffles, demi-john of dameraan en natuurlijk ook brouwkorf. De flessen werden vooral gebruikt voor zoutzuur, maar beschermde bij uitbreiding ook andere kostbare vloeistoffen.  Vooral bij het brouwen van bier in het tijdperk voor de uitvinding van de plastieken emmer, was de Damme Jeanne een goede methode om te voorkomen dat de toenemende druk van koolzuurgas in het bier de fles niet deed exploderen. Tegenwoordig zijn mandflessen vooral te vinden op rommelmarkten waar hun bestofte galgroene kleur en witte schimmel op het riet getuigen van een leven in donkere kelders en groezelige achterkamers.

Sinds kort is Damme Jeanne ook de naam van een relatief nieuw champagnebier (waarbij tijdens het gisten op fles de gistprop wordt verwijderd uit de bevroren hals van de fles). Het bier wordt gemaakt in een eenvoudig rijhuis op den ‘Dam’ in Antwerpen, een element dat waarschijnlijk meer doorslaggevend was in de naamgeving dan de legende van de korffles. Nochtans worden volgens de brouwer in de Damme Jeanne beduidend meer suikers vergist dan in gelijkaardige bieren, wat toch het gevaar geeft van een verhoogde druk in de flessen. De korf lijkt op zo een moment niet veraf te zijn.
Verder wordt de Damme Jeanne ondermeer gebrouwen met gemoute tarwe en klokt af op een stevige 9% alcohol.  Omdat het resultaat in het glas een fruitig en verfrissend bier is met eerder weinig body, is dit hoge percentage in dit smakelijke bier slechts op de achtergrond aanwezig.

Een bierliefhebber die het geluk heeft om vandaag in België te mogen wonen, moet ongeveer hetzelfde gevoel hebben als een kind dat een permanente rondleiding krijgt in een snoep- en chocoladefabriek. Om elke hoek wachten nieuwe ontdekkingen en verrassingen, de ene nog smakelijker als de andere. Het ene bier wacht misschien een gouden toekomst, terwijl het andere morgen alweer vergeten is en een goed bier zal soms minder verkopen dan een middelmatig bier met betere marketing. Het leven is niet altijd eerlijk, maar dat neemt niet weg dat toekomstige generaties zonder enige twijfel met jaloezie en nijd zullen terugkijken naar deze gouden jaren. Het enige wat Bierman samen met bierminnend België kan doen is zwelgen in overvloed en de Dame Jeanne is bij dit feest een ideale aperitief.

Westmalle

Zonder enige overdrijving en geheel gebaseerd op kwalitatief sociologisch onderzoek, durft Bierman te stellen de bierinflatie van de afgelopen jaren niet enkel heeft toegeslagen op de seculiere markt, maar zich zonder onderbreking ook uitstrekt tot de religieuze wereld. Vrijwel elk zichzelf respecterende abdij, klooster of orde brengt minstens één, al dan niet zelfgemaakt, bier op de markt brengt. Zelfs de Cisterciënzers van de strikte observantie – die doorgaans niet bekend staan om hun mercantiele geest - stapten enthousiast mee in deze logica, waardoor het aantal bieren dat zich trappist mag noemen recent schier verdubbeld werd. Vandaar dat Bierman vanaf heden genoodzaakt is om naast het “Authentic Trappist Label” dat de paters zelf hebben uitgevonden om hun merk te beschermen, een eigen label te ontwikkelen teneinde het onderscheid te kunnen maken tussen echte Trappist en nieuwerwets Trappistenbier.
In het hoofd van Bierman krijgen Orval, Rochefort, Westmalle en – ach ja, waarom ook niet -Westvleteren het kwaliteitslabel “Grote Moeder Trappist (GMT)”. Al de rest, voor zover Bierman nog kan volgen gaat het om Chimay, Achel, LaTrappe, Engelszell, Spencer, Zundert en Mont des Cats, staat vanaf heden in Biermans gedachten geboekstaaft als “Kleine Broeder Trappist (KBT)”.  Vreemd genoeg leert deze volstrekt arbitraire tweedeling meteen dat één van deze GMT’s nog nooit door Bierman nader onderzocht werd. Om een of andere reden is Bierman er nooit toe gekomen om iets samenhangends over Westmalle bij elkaar te schrijven. Bij deze een eerste aanzet:

De Abdij van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart van Westmalle is een groot bakstenen complex in kempische zandgrond, ergens tussen de Metropool Antwerpen en een aantal nog niet volledig ontwikkelde Germaanse volksstammen in. Het spirituele leven in de abdij verloopt zeer sereen en regelmatig, maar rondom de Abdij is de druk van verkeer, verstedelijking en toerisme wel degelijk voelbaar. Omdat Westmalle gebrouwen wordt in functie van de vraag, neemt de brouwerij heel wat plaats is. Net als bij de andere trappistenabdijen is er grote taverne aan het begin van de oprijlaan waar het bier kan gedronken worden. Het verhaal dat er een rechtstreekse leiding van de brouwerij naar deze afspanning zou lopen is helaas slechts een legende.

Westmalle is het Trappisten-oerbier waaruit alle andere moderne bieren zijn afgeleid. De Dubbel heeft een diep paarse gloed die in de Kerk doorgaans gereserveerd wordt voor Vasten en begrafenissen. Het bier heeft een eerder laag alcoholgehalte van 6,5%, waardoor mout en kandij goed tot hun recht komen. De Tripel deelt dezelfde typische gistsoort met de dubbel, alsmede het opmerkelijke feit dat geen geperste hop of hopsiroop wordt gebruikt, enkel de volledige hopbellen. Voor bierkenner Michael Jackson zaliger gedachtenis, was de Tripel met zijn typische banaan- en citrussmaak, één van de beste bieren ter wereld. Voor Bierman staat de zondermeer iconische Dubbel bovenaan. Omdat de beide bieren al zo lang meegaan en zo vaak gekopieerd werden, lijken ze tegenover de andere GMT’s weinig origineel te zijn. Het tegendeel is waar.


Er bestaat ook een eenvoudige Westmalle Extra, een licht bier voor bij de maaltijd, dat enkel in de abdij te verkrijgen is. 

De Koninck: smaakevolutie

Het verhaal van brouwerij De Koninck is genoegzaam bekend in heel groot Antwerpen, maar voor wie van verder komt wil Bierman met graagte de feiten nogmaals oplijsten: Als antwoord op de alomtegenwoordige Pils bedachten de brouwers in onze streken een uiterst succesvol helder, fris en goed doordrinkbaar bier van Hoge gisting in Engelse stijl.

In 2008 evenwel lanceerde de brouwerij hun eerste op de fles hergistende bier onder de naam Gusto. Dit was een zeer smakelijk bier dat perfect aansloot bij de toenmalige trend van “Food Pairing”, waarbij bier en eten gecombineerd werden en restaurants werden aangemoedigd om deze combinatie aan te bevelen boven de klassieke onvermijdelijke platte (en veel te dure) wijnen. De Koninck voelde toen reeds heel nadrukkelijk de natuurlijke sterfte van Antwerpse gewoontedrinkers in de verkoopcijfers van hun bollekes (ronde glazen) en fluitjes (hoge glazen). Maar helaas bleek de Gusto achteraf eerder een symptoom van de teloorgang te zijn dan de grote sprong voorwaarts waarvoor de flessen verkocht werden. De Gusto stierf een anonieme dood en een paar honderd jaar nadat de Afspanning “de Plaisanten Hof” bij de grenspaal met het handje werd gesticht, werd de brouwerij definitief en onherroepelijk overgenomen door de Duvelbrouwers van Moortgat. Naast de klassieke De Koninck bleven enkel De Koninck Winter een zogenaamde Triple d’Anvers bestaan.

Omdat naast Moortgat ook de bierfabrieken van Heineken interesse toonden in een overname en omdat de brouwers van Moortgat een voorbeeldige reputatie hebben voor wat betreft overnames van kwaliteitsbieren (La Chouffe, Liefmans), haalden heel wat verstokte bollekesdrinkers alvast opgelucht adem toen bleek dat hun favoriete bier zonder onderbreking onder dak bleef bij brouwers die een hart voor bier en een oog voor kwaliteit hadden.

Enkele jaren later is dit positieve beeld evenwel stevig verwaterd. Hoewel volgens de officiële propaganda op de website de brouwinstallaties in Antwerpen enkel maar op punt werden gesteld, werd volgens heel wat trouwe klanten de smaak van De Koninck steeds meer bijgekleurd met karamel. Het lijkt er met andere woorden op, als Bierman de geruchten mag geloven, dat de brouwerij om het imagoprobleem van het bier te keren en om aansluiting te vinden bij een jonge generatie het bier heel wat zoeter gemaakt en dat is in de eerste plaats bijzonder jammer voor de trouwe klanten.
De tijd waarin Bierman zich onbezorgd vermeide met zijn vrienden en een goed getapte  Koninck aan de toog van het Agora-Café lijkt langzaam op zijn einde te lopen. Sommige vrienden zijn er helaas niet meer bij en ook het bier heeft steeds meer moeite om nog zo te smaken als weleer. Misschien is het waar, misschien is het bier anders dan vroeger, maar misschien wordt de smaak van wat ooit het enige bier ter wereld was wat vertekent door de melancholie en het onherroepelijke voorbijgaan van de tijd.

Hoe dan ook, rondkijkend over de landsgrenzen, heeft Bierman de afgelopen jaren al heel wat bijzonder smakelijke en originele zusterbieren van Koninck en Palm mogen drinken. Misschien heeft brouwend Brabant, los van al het voorgaande, eerder nood aan een echte Amberen Revolutie die onze bieren opstuwen in de vaart de volkeren in plaats van wat gesleutel aan het recept in de marge.