Chimay

Over de Vlaamse trappistenbieren: Westvleteren, Westmalle en Achel heeft bierman het bij gelegenheid al uitgebreid gehad. Net als Rochefort en Orval bij onze Zuidelijke medelanders. Niet toevallig blijft daarmee Chimay als laatste nationale trappist over. Dat bierman even geaarzeld heeft om het hoofdstuk Chimay aan te snijden heeft een eenvoudige reden: het is de minste van deze 6 trappisten.

Chimay is het bier van het Belgisch compromis. Om het label van authentieke trappist te mogen voeren, moet een bier binnen de muren van een trappistenabdij gemaakt worden. In de Abbaye Notre Dame de Scourmont (1850) in Chimay mengt men de weliswaar de ingrediënten, maar vervolgens pompen de paters boel in een tankwagen en rijden naar het lokale industriepark om het bier af te werken. Is dit volksverlakkerij, zo vraagt bierman zich af? Zijn tappisten tweezakken in allerbeste tsjeventraditie? Gasten die regels opstellen en vervolgens de flexibiliteit hiervan testen? Bierman neemt even een slok Grande Réserve en gaat verder.

Chimay is naast Westmalle de meest succesvolle trappist. Naast een ruime export is dit bier in zowat alle cafés in ons land te verkrijgen. De drie versies van dit bier (Wit, Rood en Blauw) worden bovendien gebotteld in alle mogelijke flesformaten (onder de namen Première, Cinq Cents of Tripel en Grande Réserve). De tripel (Cinq Cents) is ook van het vat verkrijgbaar. Het moge duidelijk zijn dat bij het brouwen van grote hoeveelheden soms ook de verleiding opsteekt om compromissen te sluiten in de productie. Van bij de start van de brouwerij in 1862 kozen de paters van Chimay ervoor om meer te brouwen dan ze nodig hebben voor hun levensonderhoud (in tegenstelling tot Westvelteren) om een eigen bijdrage te kunnen doen in de lokale werkgelegenheid en met de bijkomende opbrengsten van hun VZW allerhande initiatieven te steunen. Al bij al een erg nobele instelling.

Noem mij een oude zeur, maar ook in het glas smaakt bierman het compromis. Volgens de geruchten wordt in de productie hopextract gebruikt in plaats van pallets, tarwezetmeel en kandijsuiker in plaats van zuivere mout. Dat zijn ingrepen die een abdijbier doorgaans niet te boven komt. De Chimay’s hebben dan ook eerder weinig karakter en uitgesproken smaken. Vooral de amberen witte Chimay blijft zorgvuldig op de vlakte (Michael Jackson noemt hem enthousiast een droge dorstlessende Ale). De rode krijgt maar smaak na zijn tweede jaar in de kelder. In de al wat oudere herinneringen van Bierman leeft de blauwe Chimay zeker nog als een klein biermonument. Maar bierman checkt even bij Tim Web’s Biergids en leest over de Chimay blauw: “ooit een groot, donker en zeer serieus kloosterbier dat niet in de schaduw van zijn rijke verleden kan staan.” Tijd om nog eens te gaan proeven.

Het blijft een indviduele expressie van een individuele emotie, maar Chimay is duidelijk het mindere zustertje van de familie. De Achel is jong en ontstuimig, de Orval explosief en creatief, Westmalle zeker en solide, Westvleteren exclusief en verfijnd, Rochefort oud en gerijpt. Zelfs het Nederlandse La Trappe heeft uitschieters en pijnlijke biernederlagen. Maar Chimay is gewoon degelijk middelmatig bier. Bierman heeft 53 tekstjes moeten schijven om het uit zijn pen te krijgen maar nu staat het er toch. Ik zal het voor de zekerheid nog eens schrijven: Chimay is een lekkere trappist die in heel de wereld verkocht wordt, maar het zijn geen opmerkelijke bieren. Meer iets dat voorhanden om geen Leffe te moeten drinken op de mosselsouper van de lokale Chiro. Wie spreekt mij tegen?

Affligem

Affligem blijft maar internationale bierprijzen binnenhalen, zoals vorig jaar nog op de World Beer Cup (2008 en 2004) of in november op de European Beer Star Award. Op zich niets opmerkelijks en bierman zou slechts licht geamuseerd de schouders ophalen bij het horen van weinig zeggende wetenswaardigheden betreffende een bier. Wat weten ze in het buitenland tenslotte over ons bier, zo vraagt bierman zich enigszins retorisch af? Of zou er ooit een Amerikaans bier écht en verdiend de eerste prijs kunnen halen in “Belgium Style Tripple”. Trouwens: niet iedereen doet overal altijd aan mee, dat kost gewoon veel te veel. Ook in het enige noemenswaardige bierblad van de lage landen (nee, niet het Unifac-Postje, maar toch bedankt), Bierpassie Magazine (BPM), worden bij gelegenheid de superlatieven bovengehaald over Affligem. Maar aangezien het eerste kritische woord over een bier in BPM nog moet geschreven worden is dat ook niet echt een referentie. Ze moeten daar tenslotte toch nog altijd de brouwers een beetje te vriend houden.

Maar recent deed een klein geruchtje bierman de nietsvermoedende oren spitsen: Affligem heeft een blindgeproefde bierwedstrijd tussen Belgïe en Nederland gewonnen. Voor de volledigheid: het was een wedstrijd georganiseerd door BPM, waarvoor mijn bijzondere dank en appreciatie! Nu moet bierman zich wel een beetje inhouden. Vorige week de Walen en een paragraaf eerder al buitenlanders in het algemeen, als ik nu ook nog begin af te geven op Nederlanders dan gaat mijn trouw lezerspubliek toch langzaam een vals vermoeden van xenofobie op mij beginnen projecteren. Ik heb trouwens al genoeg genoten van Lars Boom dit seizoen, dus ik beperk mij verder tot minzaam glimlachen.
Maar: Tzhe proef of tzhe pudding is in tzhe eating… zo zeggen ze in Frankrijk. En dus dronk bierman speciaal voor u, een volledige maand lang, elke week exact één Affligem en noteerde bijhorende smaaknotities (vloeibaar, biersmaak, sporen van mierikswortel en pijpkruid, enz...). Conclusie: Affligem is een goed afgewerkte en zeer degelijk gemaakte tripel die inderdaad naadloos opgaat in de klassieke tripel in Belgische stijl. Noem het de op punt gezette exponent van een rijk verleden en in die zin meteen ook een goede optie op de toekomst (zoals brave huisvadersaandelen en zo, u kent dat wel). De Affligembieren zijn verfijnd en lekker. Naar biermans smaak heeft de tripel wel wat teveel zoet en de bruine wat teveel mout (of is het de anijs die mij stoort omdat ik ooit eens teveel Pastis heb gedronken), maar ik ben een moeilijke op dat punt.

Rest bierman nog om te zeggen dat de brouwerij Affligem (De Smedt) in Opwijk ligt en dat er dus niet binnen de muren van de abdij wordt gebrouwen. Affligem is het abdijbieren huismerk van Heineken, dat verder geen noemenswaardig bier in huis heeft. De Smedt brouwt verder ook het iets minder opmerkelijke Postel gamma.

Omer

Bierman, zo zeggen studenten mij bij gelegenheid wel eens, er is iets mis met ons land. Bierman schudt bij het horen van deze woorden dan wijs zijn hoofd en houdt er verder met troebele ogen het zwijgen toe. Sommige dingen behoeven geen commentaar en overigens ook geen uitnodiging om veder doorgeboomd en uitgebeend te worden. Vlaanderen, zo zeggen die studenten dus, en bierman nipt aan zijn Omer en knijpt half de ogen toe van puur genot, Vlaanderen heeft de verkeerde grenzen. De Hollanders hebben ons Zeeland afgepakt en Maastricht is een kunstmatige knobbel Vlaams gebied. De IJzeren Rijn zou akkerdzjie door het centrum van Maastricht moeten lopen in plaats van die boemel langs het prinsbisdom Luik. En Noord-Frankrijk, zo wordt zonder overgang opgeworpen terwijl Bierman even de oren spitst, Noord-Frankrijk is ook van ons: Honschoote, Hazebrouck, Wormhout, Steenvoorde, De Franse Moeren, Winnezeele, Bergues en Duinkerken zijn Vlaamse steden en dorpen. Daar woonden de graven van Vlaanderen toen heel de wereld nog op onze kop zat omdat wij alle lakens hadden. Daar wordt Vlaams gesproken, Vlaams geleefd en Vlaams gebrouwen. Zelfs in St. Omer kunde nog Studio Brussel ontvangen, zo wordt menig betoog besloten.

Op de gewijde stilte die dan valt placht bierman al zijn wijsheid en adem te verzamelen. Even een zacht schudden van het hoofd, alsof een gedachte hem zwaar valt en bierman steekt van wal. Vlaanderen is groot genoeg, maar iedereen is welkom om aan te sluiten en met ons mee te doen. De Walen zijn een goede kopie, maar de Ardennen zijn nu eenmaal moeilijk af te graven, dus zullen ze altijd wel wat hoger zitten. Nochtans zouden we de grond goed kunnen gebruiken om het kanaal te dempen. Maar de Walen hebben evenveel en even lekker bier als Vlaanderen… dus zijn het Vlamingen, en wie het daar niet mee eens is, is een buitenlander. Als ervaren caféfilosoof weet bierman dat een boetade op tijd en stond het glas gevuld houdt. En inderdaad, onder algemene bijval worden de glazen bijgeschonken.

De Hollanders van de Achelse kluis, zo gaat bierman verder, zijn weggevlucht weg uit hun land om net over de grens te gaan brouwen. Als het is om te brouwen zijn ze welkom, dat is pas inburgering. Meteen voelt bierman, niet geheel gespeend van enig eigenbelang, dat een stille wenk hier op zijn plaats is: Een villa in Schoten is overigens ook uitermate geschikt om te brouwen.

Maar, zo stelt bierman, laat ons eerlijk zijn, laat ons een vat een vat noemen. Waar het eigenlijk allemaal om draait, waar elk gesprek altijd weer op neerkomt, is toch altijd weer Bellegem deelgemeente van Kortrijk (de meest Oost-Vlaamse stad van West-Vlaanderen). In Bellegem staan twee brouwerijen, voorbij Bellegem begint Vrankrijk. De grens is rechtvaardig getrokken. Een weerwoord overbodig.

Terwijl iedereen de rechtvaardigheid van dit betoog beaamt spreekt bierman verder met tranen in de ogen. In Bellegem brouwen ze Bockor pils, Jacobins en Bellegems Bruin en daarmee drie monumentale zuilen van Vlaamse biercultuur. Maar naast bier van het verleden, maken ze sinds vorig jaar Omer en dat…(Nu daalt de stem van bierman tot een schor gefluister en hij smakt met zijn lippen zoals Lamme Goedzak dat doet bij het zien van gebraden Kapoenen met boter en armdikke worsten) …is het bier van de toekomst.
Ooit stopte mijn trein te laat in het station, waardoor ik de stad moest intrekken op zoek naar een café. In den Baziel bestelde ik een Omer en toen moest zelfs bierman even slikken. Een glas als een open kelk, met schuim dat van plezier uit het glas springt. Een body zo licht dat je niet weet of je nu een slok in de mond hebt of niet, als een mooie vrouw die in je armen springt. De volle klassieke smaak van echt bier met een stevige alcoholvolume in de beste traditie van Blonde hoge gisting. Maar dan, op het einde, net als je denkt: lekker, Vlaams maar niet opmerkelijk, dan bloeit het bier een tweede keer open. Een frisse subtiele toets van citrus die lang blijft nazinderen en met verstomming slaat. Ik heb direct mijn volgende trein gemist.