Keizer Karel Robijn Rood

Er zijn brouwerijen waar Bierman graag naar terugkeert en Brouwerij Haacht, bekend van Primus Pils, Gildenbier en de smakelijke Keizer Karel is er daar zeker een van. Bovendien is de monumentale brouwfabriek van Haacht alleen al de moeite om naar Boortmeerbeek af te zakken. Maar omdat een mens veel te weinig bieren kan drinken op pakweg een decennium bleek tot Biermans grote verbijstering dat de originele Keizer Karel al meer dan een decennium niet meer onder die naam op de markt te vinden was. 

De traditionele bruine Keizer Karel was een jubileumbier uit 1949 dat eenmalig werd gebrouwen voor een Herdening in Beaumont, (Henegouwen), alwaar de machtige keizer volgens de legende drie licht aangeschoten ketellappers binnen het uur liet ophangen omdat ze zijn paard hadden geleend. Noem het gerust een kleine voetnoot in het leven van een man die ooit de wereld in de palm van zijn hand droeg en de inquisitie in Vlaanderen invoerde. Het is ook allemaal al zo lang geleden. Net als dat andere gelegenheidsbier van Haacht, de ommegang, werd de Keizer Karel later vast in het repertoire van de brouwerij opgenomen. Maar in 1999 werd het vervangen door de Keizer Karel Robijn Rood, waarvan Bierman nalaat de kleur te omschrijven om dat deze al in de naamgeving vervat zit. 

Een wat omslachtige legende vertelt dat Keizer Karel bij zijn bezoek aan Olen zijn onderdanen berispend aan de oren wilde trekken, maar dat een korte keizerlijke tussensprint slechts resulteerde in een draai aan het oor van een hofdame en een neep in het oor van een jonker die niet helemaal mee was. Het laatste oor was van de hofnar die zich vrijwillig aanmelde omdat hij de grap wel kon smaken. Sindsdien drinken ze in Olen en de rest van de wereld hun Keizer Karel in een pot met drie oren. In Walcourt deed de keizer zijn oefening nog eens over en daar hebben ze een pot met vier oren. Wat Bierman doet besluiten dat ze daar ofwel beter kunnen tellen, ofwel dat oefening en herhaling zelfs voor een keizer heilzaam kan zijn. In Olen zelf hebben ze trouwens een andere versie van deze legende, die zonder twijfel heel wat minder ver van de waarheid staat. 

Rest Bierman nog te vertellen dat de Robijnrode interpretatie van de Keizer Karel, ondanks het feit dat deze nu gefiltert en gepasteuriseerd wordt, nog steeds erg lekker smaakt. Het bier heeft een vrij stevige 8,5% alcohol die toch niet echt nadrukkelijk naar voor komt. Waarschijnlijk door het gebruik van wat zoetere kruiden. Tussen de ingrediënten stond overigens ook ascorbinezuur (E300) als bewaarmiddel opgelijst. Wat Bierman wederom met enig leedvermaak doet vaststellen dat pasteurisatie ironisch genoeg bij bier voor een beperktere houdbaarheid zorgt. Ongeveer het omgekeerde van het beoogde effect dus. Na een lichte hartverzakking, bleek E300 overigens gewoon Vitamine C te zijn. Iets waar Bierman nog steeds niet vrolijk van wordt, maar dat toch ook geen misdaad tegen het bierwezen mag heten. Het maakt  van deze Keizer Karel bovendien een probaat middel tegen scheurbuik, zodat u hem gerust vanaf nu kan dringen om medische redenen. Hoewel vers fruit daar naar het schijnt ook goed voor zou zijn, maar van fruit kent Bierman dan weer helemaal niets.

Bersalis Tripel

Zoals beloofd maakt Bierman dit jaar geen enkelvoudige, maar wel een drievoudige uitstap naar Brussel en dus is na Café de Monk en het onovertroffen Zinnebir nu de Bersalis Tripel aan de beurt. De eerste reden waarom onze nationale hoofdstad blijft terugkeren is natuurlijk omdat het moeilijk is om er snel over uitgesproken te raken. Deze stad toont zich steeds met meer dan één gezicht. Door de straten van de oude binnenstand sluipen nu eenmaal nog steeds klagend de spoken van Egmond en Hoorn, het door de vuige Spanjaarden lafhartelijk afgehakte hoofd onder de arm. En Brussel eert hen met de gebruikelijke mengeling van trots om hun moed en afschuw om hun lot.
Deze tweedeling zet zich overal door. Het hart van deze stad klopt trots en eigengereid, terwijl de periferie uiteenspat in honderden kleuren. De straten van Brussel ruisen en stromen zoals de Zenne toen ze nog niet overkapt was. Met nonchalant gemak toont de stad haar luister en overvloed, maar nooit zonder de onuitgesproken vrees dat dit alles ooit verloren zou gaan. Nooit zonder dat korte stokken van de adem, het spitsen van de oren, even speuren naar signalen van onrust. Het volk dat zich tegen zichzelf keert, de worm die zijn staart opvreet, de hoogmoed die nooit echt hoogmoed wordt omdat de val al wordt voorzien.

De tweede reden waarom Bierman alweer terugkeert naar Brussel is omdat een trilogie nu eenmaal ten overvloede de indruk wekt van professionaliteit en vakkennis. Een indruk die Bierman nu niet meteen expliciet wil tegenspreken indien deze hem wordt aangemeten, hoe zou u zelf zijn. Zork, Dragon Age en Mass Effect bestaan tenslotte ook uit drie delen, net als naar het schijnt alle goede dingen. Star Wars vormt zelfs (helaas) een dubbele dactylus en de arme kleine Hobbits worden tegenwoordig genadeloos uitgerokken tot een formaat waarvoor ze nooit bedoeld waren. Nog even en Bierman ziet hun spoken, het lafhartig door de vuige filmmakers afgehakte hoofd onder de arm, door de Gouw struien, klagend om hun onverdiende lot. Alles is goed om dat derde deel maar gevuld te krijgen.

Wie visueel kortademig ontwaakt in het weerbarstig groot verhaal dat wij onze wereld noemen, mag zich verwachten aan een leven van happen naar rust en adem. Ook hier kondigt zich de val al in de verte aan.  
Maar Bierman dwaalt wederom af. En dus, pathetiek terzijde en flink meesurfend op de waanzin van de tijd, reist Bierman voor de derde maal naar Brussel, niet om te oeverloos te badineren, maar om iets te vertellen bij de Bersalis Tripel. 

Toen de roemrijke Geuzestekerij Oud Beersel in 2002, na 120 jaar failliet ging, stierf een belangrijk en onvervangbaar stuk Brusselse brouwerijgeschiedenis. Gelukkig had Bierman kort daarvoor zijn kelder nog vol Oude Beersel gelegd. Wat hem doet besluiten dat 1. Het faillissement niet aan hem lag en 2. Hij in zijn kelder een waardevolle schat heeft liggen.

Overigens werd de zaak vrij snel weer overgenomen door twee nieuwe brouwers, die eerst de resterende stock Lambiek verder versneden tot Gueuze en daarna zelf aan het brouwen sloegen. Een weinig onverwacht kreeg de brouwerij dus alsnog een tweede leven.Kort daarna werd ook het gamma Bersalis Bieren in het leven geroepen, verwijzend naar de oude naam voor Beersle. Deze prijswinnende bieren werden bedacht om de noodlijdende brouwerij wat meer ademruimte te geven. Ze worden overigens niet in Beersel gebrouwen, maar in opdracht bij Brouwerij Huyghe (delirium). De Bersalis Kadet is een wat meer zeldzaam en licht bier. De smakelijke Bersalis Tripel verovert langzaam maar zeker de harten van de goegemeente. Hoewel dit bier niet meteen het meest innoverendis  bier dat er bestaat, blijkt het in zijn genre wel een van de betere varianten te zijn. Het bier toont  9,5 procent alcohol en geeft naast mout ook heel wat citrus mee.

Rest Bierman nog het besluit dat er mindere bieren dan Bersalis bestaan, die zich hoger achten, maar die bij consumptie slechts de aandeelhouders van de bierfabriek verrrijken. Wie zichzelf het genoegen van een Bersalis schenkt, zal nooit teleurgesteld zijn en zorgt er meteen ook voor dat één van de meest roemrijke Oude Gueuzes kan blijven bestaan. Dat is voor Bierman alvast meer dan hij durfde te vragen. Egmond en Hoorn, Santé!

Mont des Cats: de nieuwe Trappist

De laatste tijd verschijnen regelmatig nieuwe loten aan de toch al indrukwekkende stamboom  van de Trappistenbieren en als mondige biermens die helemaal mee is met de steeds toenemende gekte van zijn tijd, kan Bierman natuurlijk niet anders dan af en toe hierover ongevraagd zijn menig ten berde te brengen. In de hoop natuurlijk dat de paters Trappisten het hem ten overvloede willen vergeven. 
De laatste telg in de onstuitbare Trappistengolf komt uit Frankrijk. Het nieuwe amberkleurige bier waarover het gaat, is verbonden aan de abdij van Catsberg en luistert naar de naam ‘Mont des Cats’ wat niet geheel bezijden een logische en consequente nomenclatuur is, een sobere gesloten kloosterorde meer dan waardig. Het bier is de geestelijke opvolger van een oerbier dat ruwweg tussen liberale revoluties van 1848 en het eerste kanonschot van de eerste wereldoorlog werd geproduceerd. De productie eindigde omdat de Catsberg vanwege zijn strategische ligging tijdens de oorlog grondig werd gebombardeerd. Iets wat zelf brouwerijen niet overleven. 

Vanuit een bijzondere interesse voor het stuk Vlaanderen dat zich toevallig over de Franse grens bevindt, is Bierman in onverdachte tijden wel eens op bezoek geweest op de bijzonder mooie Catsberg. Het landschap is er bij momenten ronduit fenomenaal en de wandelingen en fietstochten die in de buurt te doen zijn, rechtvaardigen moeiteloos een meerdaags verblijf, zeker met Franse pareltjes als St. Omer, Wissant en Bergues in de buurt. Het handvol, wat beter ingelichte, toeristen dat elk weekend trouw uit de buurt komt aangewaaid op de berg, prevelt doorgaans een eenvoudig gebed in abdij, om zich daarna met nog meer smaak van een heerlijk stuk kaas en een dikke homp brood te kunnen bedienen.  En sinds kort kunnen ze zich dus ook te goed doen aan de Mont des Cats, wat onverdeeld een duidelijke meerwaarde mag heten.

Iedereen die zich een beetje bierliefhebber noemt zal zich ondertussen wel blindelings de mantra van het Authentic Trappist Label voor de geest halen, waarin staat dat een officieel Trappistenbier binnen de muren van de abdij gebrouwen moet worden met ten minste één actieve pater in de buurt (en dat de opbrengst naar goede werken dienen te gaan). Omdat de Mont des Cats niet in de naamgevende abdij wordt gebrouwen, maar volgens vastgelegd recept bij de medetrappisten van Chimay, komen ze helaas niet in aanmerking voor het officiële trappistenlogo. Gelukkig heeft dit de paters er niet van weerhouden om de eenvoudige en eerlijke vermelding ‘Trappist Bier’ wel prominent en drietalig op het etiket te plaatsen. Iets wat Bierman ten zeerste kan waarderen, al was het alleen maar omdat het de waarheid is. Het zou redelijk absurd zijn om een Trappistenbier geen Trappist te noemen. Overigens kan Bierman het op deze plaats niet nalaten om zich breed glimlachend af te vragen of nog bierliefhebbers het ironisch vinden dat de eerste Franse Trappist niet in Frankrijk maar in België wordt gebrouwen. 

De Mont des Cats zelf is amberkleurig en heeft 7,6 % alcohol. De smaak is redelijk neutraal en weinig opmerkelijk en de fijneparelende sneeuwwitte schuimkraag geeft te weinig weerstand. Het zijn enerzijds allemaal eigenschappen die Bierman niet echt warm maken, maar die hij wel vaker in Franse bieren heeft teruggevonden en die bij hem het vermoeden doen rijzen dat Fransen hun bier gewoon graag neutraal en weinig opmerkelijk drinken. Anderzijds heeft dit bier deze eigenschappen ook gemeen heeft met de eerste brouwsels van de Achelse Kluis en zijn de bieren van deze brouwerij achteraf nog aanzienlijk in de goede richting geëvolueerd. Dus, de Trappisten kennende, gaat het ook met dit bier waarschijnlijk nog goed komen. In afwachting daarvan is de de Mont de Cats een bier dat vooral als het gedronken wordt met uitzicht op het naamgevende klooster goed tot zijn recht komt. Tenzij de Fransen écht graag hun bier neutraal en weinig opmerkelijk hebben. Dan moeten ze niet veel meer veranderen.