De tijd van de terrassen breekt aarzelend aan. Bij dit prille wankele evenwicht tussen zon en temperatuur durft bierman bij gelegenheid zich al eens neer te zetten op een stoel en iets te bestellen dat bij de omstandigheden past. Op zo een moment drijven de gedachten alle kanten op. Is Fallout3 nu beter dan The Witcher bijvoorbeeld, of kunnen elfjes ook met twaalf zijn (u begrijpt: ik maak een grapje). Over bier denkt bierman natuurlijk ook na en soms maken deze gedachten mij een tikje boos of verdrietig.
Zo hoorde bierman onlangs een fundamentalist vertellen dat bier bij voorkeur geproefd wordt in een witte kale ruimte die volledig geur- en smaakloos ingericht is. Het glas is best een neutraal proefballonnetje dat op een witte plastic tafel staat bij een witte plastic stoel. De vloer mag een beetje grijs zijn. Enkel in deze laboratoriumomstandigheden zo menen de hardliners van het bierproefwezen, kan de complexe smaak van bier ten volle in alle aroma’s genoten worden. Geur, smaak en afdronk moeten gescheiden worden van elkaar en ter verduidelijking gekoppeld aan een soortgelijke smaak die ergens in het echte leven ook bestaat (suikermeloen, amandel, karamel, sinaasappelschillen, talkpoeder, zagemeel, cederhout, hooi, appels, … zo kunnen we nog wel even doorgaan). Nog volgens deze theorie wordt na drie minuten het bier ondrinkbaar. Onder invloed van licht oxideren namelijk de hoparoma’s waardoor het bier te schraal wordt om de bierproever te bekoren. Vergaande oxidatie is de geur van felidaelische urine die ’s morgens nogal eens in een café durft te hangen.
Terwijl biermans gedachten rustig langs dit soort houthakkersweggetjes lopen breekt er een warme glimlach op de lippen. De theoretisch ideale omstandigheden om een bier te proeven staan lijnrecht tegenover de ideale omstandigheden om een bier te drinken. Mooie meisjes wandelen voorbij langs mijn terrasje. Een rustig gesprek kabbelt naast mij verder, de zon doet haar prille best en de middag duurt nog eeuwen. Voor mijn handen op de tafel staat mijn eerste vers uitgeschonken Timmermans Lambicus Blanche van het seizoen. Een breed recht glas met daarin een troebel goudgeel bier dat glanst in de zon en een bescheiden maar redelijk onstuimige schuimkraag. Na meer dan drie minuten naar dit meesterwerk te hebben gekeken vergeet ik toch wel op de smaak te letten zeker. De witte Timmermans is een koele dorstlessende explosie in de mond. Strak en complexloos is dit bier en volledig aangepast aan alle zomerse buitenomstandigheden. Deze Timmermans binnen drinken zou een beetje zonde zijn. En dat is ook het gevoel dat bierman heeft bij het al te fanatiek uiteen rafelen van de smaak van een bier: een beetje zonde, een stukje tekort schieten bij het drinken. Wat er ook van zij, bierman weet alvast weer waarom hij verse Timmermans Lambicus Blanche heel het barbecueseizoen door in huis wil hebben.
Lambicus wil overigens zeggen dat de basis van dit unieke bier lambiek is (gerst + 30% ongemoute tarwe). Hierbij komt een flinke scheut klassiek witbier (gerst + meer dan 40% gemoute tarwe). De combinatie van de twee is gewaagd maar eigenlijk niet echt onlogisch. Maar je moet echt wel een Belgische brouwer zijn om hier op te komen. De Timmermans brouwerij in Itterbeek is momenteel eigendom van John Martin’s (Gordon) en maakt naast klassieke maar minder opmerkelijke Geuze- en kriekvarianten ook de Bourgogne de Flandre… ook al een mengbier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten