La Gauloise

Vorige week kreeg bierman een klacht van een Nederlander in zijn mailbox dat hij te Vlaamsgezind is en moet stoppen om te schrijven dat Nederlanders slecht bier hebben. Vandaar dat bierman zich deze week wat zal inhouden en dus niet zal schrijven dat Nederlanders slecht bier hebben. Overigens hebben Nederlanders soms ook goed bier, net zoals Belgen soms een goede voetbalmatch spelen: als alles meezit lukt het wel, tot grote tevredenheid van iedereen.

Geen Vlaanderen of Holland dus deze week, dan maar een kijken over de taalgrens. In de laatste uitgave van zijn bierboek slaagt Michael Jackson zaliger erin om welgeteld één regeltje te schrijven over La Gauloise (de Galliër ?). Begrijpelijk omdat er nog 1050 andere bieren in zijn boek moesten, maar toch ook niet helemaal eerlijk gezien de stevige kwaliteit en reputatie van dit bier. La Gauloise is in de eerste plaats een begrip voor de gemiddelde liefhebber die systematisch in café en taverne op de kaart zoekt naar iets wat hij of zij nog niet eerder gedronken heeft. Bierman komt dan ook regelmatig La Gauloise tegen en telkens is het als een blij weerzien met een goede oude vriend waar het aangenaam bij vertoeven is. Altijd weer dezelfde oude onveranderlijke vriend overigens, want in biermans herinnering smaakt La Gauloise vandaag nog steeds hetzelfde als bij het ontstaan zestien jaar geleden en dat is op zich al een opmerkelijke prestatie voor een bier. Enkel het bierglas is in die tijd veranderd van een wat vreemd gevormde beker naar een gezellige dikbuik.

In het geval van La Gauloise hebben de brouwers overigens de traditionele logica een beetje overhoop gehaald en van de bruine een zware doorsmakende variant gemaakt, met een opmerkelijk witte schuimkraag (doorgaans een teken van weinig toegevoegde suikers). De blonde is dan weer eerder als doordrinkbier opgevat: body, bitterheid en alcoholpercentage liggen bij deze telg wat lager. Er is ook een La Gauloise Ambrée die bierman veel te lang geleden heeft gedronken om er nog iets zinnigs over te zeggen. De drie bieren hebben wel een eigen smoel die telkens eerder weinig bitterheid prijsgeeft waardoor de natuurlijke zoetheid van het bier wat beter uitkomt. De schuimkraag is stevig, de kleur rijk en vaak troebel, in de smaak zit veel klassieke mout en graan. Dat maakt dat dit bier zeker ook overeind blijft bij een maaltijd.

Brouwerij Bocq – de plaats waar ze La Gauloise maken - is in 1858 begonnen als een uit de hand gelopen hobby van een locale keuterboer in een gehucht voorbij Namen die dringend zijn graanoverschot kwijt moest. Op de site (www.bocq.be) staan nog een paar bijzonder sfeervolle foto’s van hoe het toen was, maar misschien is er daar sinds die tijd niet zo heel erg veel veranderd. Bierman zou eigenlijk eens moeten gaan kijken. Ze brouwen bij Bocq nog een topbier, Saison Regal en verder nog wat varia waaronder het huismerk van Delhaize en de Blanche De Namur.

De Vlamingen hebben het Belgisch bier in de wereld verspreid, maar de Walen leverden de kwaliteit die nodig was om over de grenzen overeind te blijven. … of misschien was het omgekeerd … of misschien allebei. Nu nog winnen met de voetbal en het leven kan hier niet meer stuk.

Grimbergen

Na meer dan drie jaar tekstjes schrijven over bier, kost het bierman toch enige moeite om zich nog ietwat accuraat te herinneren welke bieren al de revue passeerden en welke nog maagdelijk blank en onbeschreven zijn. Een kwartiertje vruchteloos graven in zijn veelkleurige herinneringen bracht evenwel soelaas en in een beweging ook een brede glimlach om bierman’s lippen. De maagd en muze was gevonden en haar naam is Grimbergen.

Vreemd eigenlijk dat het abdijbier van Grimbergen tot vandaag aan bierman’s aandacht ontsnapte. Het bier staat op heel wat cafés doorheen ons Vlaanderland op de kaart en als huismerk van Brouwerij Maes (en dus ook van Heineken) ligt het bovendien – al dan niet in promotie – in zowat elke supermarkt van de lage landen. Misschien dat dit bier wel net iets te voor de hand ligt, als zeer klassiek broertje in de Norbertijnenabdij familie van Tongerlo, Leffe en Postel (en bij uitbreiding van andere merken van paters van Maredsous, Affligem, …). Stuk voor stuk gaat het om huismerken van multinationale brouwers, elk met hun eigen variant van blond, bruin, dubbel en trippel en telkens slechts in naam verbonden aan hun abdij.

Grimbergen is dus een bier, een abdij, een dorp en een sterrenwacht. Als dorpje nabij de hoofdstad kent Grimbergen net dezelfde schizofrene tragedie als zowat elk ander slaapdorp in half verstedelijkt Vlaanderen. De lokale verankering van de mensen van het dorp dooft langzaam uit en werkende tweeverdieners komen er vooral slapen in hun nieuwe villa’s.

Als Mira sterrenwacht associeert bierman Grimbergen vooral met in de kou staan kijken naar sterren door een buis met lenzen. De telescoop is bij de lancering van de Hubble overigens volstrekt overbodig geworden en het geheel heeft gezien de nabijheid van onze ’s nacht toch wel erg fel verlichte hoofdstad (zichtbaar vanuit de ruimte) zelfs een beetje een tragisch trekje.

Als bier wordt Grimbergen in Alken gebrouwen. Volgens Google maps ongeveer 200 kilometer verderop. Door de respectabele staat van dienst van dit merk en wat terugvloeiende subsidies mag het wel het recent ingevoerde label (2007) van “authentiek abdijbier” dragen. Maar de inherente tragiek hiervan moge u alvast wel duidelijk zijn geworden. Toch zijn de verschillende varianten van Grimbergen smakelijk op het uitbundige af, zonder al te zwaar op de hand of de maag te liggen. Met een wat lichtere body en een meer sobere afdronk verdient de Grimbergen wel zijn plaats tussen de andere abdijbroertjes en bierman drinkt met graagte een glas schuimende dubbel mee bij een stevig stuk kaas en een korst brood. Recent werd het merk wel opnieuw uitgevonden door de reclamejongens, waardoor er nu naast blond, bruin en trippel, nu ook een Grimbergen Optimo Bruno is (zeg maar een donkere trippel), een Grimbergen Goud (inspelend op de moderne trend om pilsmout te gebruiken voor hoge gisting). Bovendien werd de Cuvée de l’ermitage in het gamma ingepast, wat doorgans het begin van het einde is van een bier. Voor de erg smakelijke Cuvée zou dit erg jammer zijn.

Opmerkelijk genoeg straalt ook de abdij van Grimbergen de tragiek van dorp, bier en sterrenwacht uit. Het logo van Grimbergen is de Fenix, de vuurvogel die uit zijn eigen as herrijst. Het toont de vele tegenslagen die de broeders en paters van Grimbergen doorheen de eeuwen hebben moeten overwinnen met als voorlopige hoogtepunten de verwoestingen na de Franse Revolutie en de verdergaande secularisatie na het tweede Vaticaans concilie, de lancering van de Hubble en de overname door Heineken.

La Chouffe

De eerste keer dat bierman het kaboutertje op het etiket van La Chouffe zag, moet ergens halfweg de jaren negentig geweest zijn in Bouillon. Het was na een lange meerdaagse voettocht van Florenville naar het kasteel van Godfried zaliger, de zuipende schrik van Constantinopel bij zijn redelijk desastreuze doortocht aldaar op één van de eerste kruistochten (toen iedereen nog enthousiast meedeed). Godfried werd overigens later toch nog koning van Jeruzalem. Qua politieke benoeming kunnen onze politiekers daar nog iets van leren. Onderweg naar Bouillon heeft bierman overigens de beste Carbonades en Orval gegeten en daarbij een perfect geschonken Aerts 1900 gedronken. Maar de weg naar dat restaurantje ken ik alleen maar te voet, dus dat is er nooit meer van gekomen.

Maar dus Bierman had La Chouffe toendertijd ergens gevonden van achter op het rek in een donker winkeltje. Later bleek het om één van de beste bieren van ons landje te gaan en kregen de typische 75cl flessen een plaats op in zowat elke bierwinkel en supermarkt. De kabouters veroverden België en na de La Chouffe kwam de donkere variant met de naam Mc Chouffe (een scotch dus, geen dubbele). De prettig gestoorde brouwers van brasserie d’ Achouffe, die ooit met de zaak startten met een investering van 5000 euro, hebben ook een jaarlijks bierfestival waarbij één van de hoogtepunten een wedstrijd bierbakklimmen is. Misschien nog een idee voor de betere studentenclub, zij het wel met een degelijke beveiliging.

In 2006 werd de brasserie verkocht voor belachelijk veel geld aan brouwerij Moortgat (Duvel) die de stichters wel zonder beperkingen aan het hoofd van de productie behielden. Na jaren enkel Duvel en Maredsous gebrouwen te hebben, probeert Duvel de laatste jaren meer en meer een divers aanbod op de Belgische markt te brengen. De recente overname van Liefmans valt hier ook zeker onder. Misschien voelen ze bij Duvel wel nattigheid bij de recente (voorlopig nog erg knullige) pogingen van ABInbev om een Duvel killer op de markt te brengen.

Bij Achouffe ondertussen brachten ze ook een N’Ice Chouffe op de markt, een Chouffe Bok, gedestilleerde en vijf jaar gerijpte Esprit d’Achouffe, La Chouffe koffielikeur en het onvolprezen Houblon La Chouffe Dobbelen IPA Tripel. Een erg bleke en extreem gehopte Indian Pale Ale met een schitterende afdronk. Bierman kreeg dit meesterwerkje aangeboden bij het assembleren van een nieuwe computer (core I 5, GF 260 GS) en daarmee kon hij het beste van twee van zijn hobby’s combineren. Het leven kan mooi zijn.

Tafelbier

In een van de verste uithoeken van dit land, ver voorbij het Ieper van Lernaut en Hauspie, ligt er een rustig stadje met de naam Poperinge. Achter Poperinge, ongeveer een uurtje rijden met paard en kar, ligt het niet onaardige dorpje Proven en nog eens daarachter het laatste gehucht voor de Franse grens: Roesbrugge. Voor de goede verstaander: het gaat hier natuurlijk over Pooprènhe, Proove en Roesbreuhe, namen die u het best uitspreekt zonder lippen of onderkaak te bewéhn. Om een idee te geven van hoe klein Roesbrugge is: het dorpje fungeerde als laatste bevoorradingspost voor het ijzerfront tijdens de eerste wereldoorlog en werd om die reden volledig overdekt. Tijdens de grote watersnood van november 2009 (een mens vergeet snel) zette de, doorgaans eerder rustig kabbelende, IJzer de uitgestrekte buitenwijken van Roesbrugge volledig blank, wat toch een opmerkelijke prestatie is aangezien deze alleen maar bestonden uit velden en grachten (overigens volledig te overzien voor wie op een stoel gaat staan). De kinderen moesten drie dagen met een bootje naar school.

Bierman kent natuurlijk veel volk in de Westhoek, omdat bierman overal volk kent waar het goed is om te leven. Elk jaar opnieuw tijdens de kerstvakantie vult bierman dan ook zijn auto met noodrantsoenen en ehbo-koffers alsook een ruime selectie luxeproducten om uit te delen aan de, van deze zaken vaak gedepriveerde, lokale bevolking. De diepe West-Vlaming (geen slechte kopie zoals Kortrijkenaars die eigenlijk Oost-Vlamingen zijn maar dan aan de verkeerde kant van de provinciegrens of Bruggenaars die toch wereldburgers waren in de Middeleeuwen of Oostendenaars die maar in drie richtingen en de zee kunnen denken), de echte West-Vlaming van Bachten de Kupe (het gebied tussen IJzer, kust en Frankrijk), eet als er volk is gebraad met kroketten. Bovendien staat deze maaltijd steeds in het teken van een geraffineerde sociale machtsstrijk waarbij de gastheer zal proberen de gast gedurende de volledige maaltijd een overvloed aan gebraad met kroketten te blijven aanbieden. Gastvrijheid als overvloed dus en wie niet het dubbele van wat geconsumeerd zal worden kan aanbieden heeft daarin jammerlijk gefaald. Wie niet er niet in slaagt de helft te consumeren van wat wordt aangeboden schiet als gast toch wat tekort. Overigens, nog een ongeschreven wet van de West-Vlaamse gastvrijheid, alles wat aangeboden wordt bij een onverwacht bezoek moet eerst twee keer geweigerd worden.

Het is in deze verre uithoek van het land dat Bierman bij gelegenheid dus nog tafelbier drinkt. Bierman zou lang over tafelbier kunnen praten. Piedboef bijvoorbeeld, voorloper van Jupiler maar nu nog alleen gekend als zoet bruin tafelbier. Het Blonde Bios tafelbier, dat in de Oude Abdij van Drongen geschonken wordt en vol van smaak en metalig in de afdronk is. En natuurlijk de verbazend volle blonde en bruine Bock van Leroy in Boezinge met een alcoholpercentage van maarliefst 1,8 procent). Vreemd dat grote bierkenners in hun dikke boeken hier eigenlijk zelden iets over schrijven. Al die moderne light-, dieet-, alcoholvrije-, Ice-, green- of fruitbieren hebben niet echt die huishoudelijk smaak van bier dat vanzelfsprekend elke dag bij de patatten ’s middags op tafel staat. Food-pairing van zware trappisten met gesmoorde varkensrollade in weet ik veel wat voor saus krijgt toch eigenlijk iets potsierlijks naast een eerlijk stuk gebraad, kroketten, tafelbier van de brouwerij achter de hoek en goed gezelschap. Dat te mogen eten in een dorp langs de Kupe (den IJzer, weet u wel), overdekt in de groten oorlog, de velden die halfverzopen liggen te wachten op den boer en een beetje verder Frankrijk (Vrankrik) is een grote genade.

Tafelbier is de oervorm van bier. Het is de reden waarom bier bestaat, als veilige drank bij de maaltijd. Na een lange zwerftocht langs al onze verheven Vlaamse bieren die nog steeds met voorsprong de beste van de wereld zijn, is het altijd een geruststelling te mogen thuiskomen bij een eerlijk eenvoudig tafelbier met patatten, vlees en groensels … Ik hoop dat u verstaat dat ik wat sentimenteel word.