Andersdenkenden

“Bierman”, zo sprak een verre vriend een paar dagen geleden in café de weg naar Rome, “…als verstokte wijnliefhebber moet me iets van het hart.” Bij het horen van deze woorden fronste bierman meteen even de wenkbrauwen om duidelijk aan te geven dat hij weliswaar een grote tolerantie heeft voor andersdenkenden, maar dat de confrontatie hiermee toch nog steeds een gunst van hem was, eerder dan een recht van de ander. Een beetje zoals de modale stemplichtige burger graag placht te stellen ‘ik heb niks tegen (vul hier zelf een bevolkingsgroep in) maar ze moeten niet (vul zelf een bezwaar in).
“Bierman”, zo ging de andersdenkende onverschrokken verder, “het is wetenschappelijk bewezen dat een glas wijn per dag goed is voor hart- en bloedvaten en ook de vrije radicalen in het bloed doet oxideren hetgeen de kans op kanker doet verminderen. Wijn is dus goed voor de gezondheid en verlengt het leven en dat is alles wat ik er van wil zeggen” In de weg naar Rome viel er een stilte alsof de Paus zelf achter de toog was verschenen om een Hoegaarden te tappen. De kaarters draaiden vol verwachting hun stoelen naar bierman toe en in een hulpeloos gebaar van pathetische mime fronsten ook de inmiddels wat scheefgezakte overblijvende leden van de vogelepikclub een occasionele wenkbrauw – voor zover deze hen nog niet over het ooglid hing. De toogmadeliefjes pruilden de lippen en maakten zich zuchtend klaar om een uur vroeger de straat op te gaan. Bierman nam een grote verfrissende slok van zijn perfect getapte Verboden Vrucht en besloot om antwoord te geven, waar geen antwoord nog soelaas kon bieden. “Wijn is goed voor de gezondheid” sprak Bierman met zachte stem, “dus wijn wordt gedronken uit doodsangst en wie drinkt er nu iets om minder vroeg te sterven? Bierman daarentegen die drinkt zijn bier uit pure levensvreugde.” … en terwijl de vogelepikclub probeert om met gefronste wenkbrauwen met de ogen te knipperen, bestelt bierman Verboden Vrucht voor iedereen.

De Verboden Vrucht is een oud bier van uit de tijd dat de studenten nog op de barricaden en de Amerikanen nog in Vietnam zaten. Het is amber van kleur en hartverwarmend van dronk en het past perfect voor onderweg: iets om tijd voor te maken en toch nog voort te kunnen (maar dan wel liefst de volgende dag). Het is een strijdvaardig bier, vol vuur en tegensprekelijk debat. Een slok Verboden Vrucht geeft bierman het verlangen om op de toog te springen en Leuven Vlaams te roepen of Bont is Moord of zo. Maar tegelijk heeft het bier een zachte afdronk die zelfs het meest onverzettelijke hart doet verzoenen met de weerbarstige wereld en de koppige ander om uiteindelijk iedereen als gezworen vrienden uit elkaar te laten gaan. Toen Pierre Celis – redder van het witbier in Vlaanderen – zijn brouwerij in Hoegaarde afbrandde, kwamen naast het witbier zelf ook drie andere meesterwerken bij Interbrew terecht: Julius, Hoegaarden Grand Cru en Verboden Vrucht. De later gelanceerde Hoegaarden Das was niet onverdienstelijk, maar is inmiddels samen met de Julius een stille dood gestorven (waarschijnlijk te weinig wijn gedronken). De poging daarentegen van AB-Inbev om Hoegaarden in Jupille te brouwen is nog altijd een billenkletser van formaat. Celis zelf brouwt nu helaas in Amerika, maar zijn erfenis is gebleven.
Eenmaal thuis schenkt bierman zich nog een glas witte bourgogne in voor het slapengaan. Het was een mooie avond en wie wil er nu niet graag langer leven?

Volkscafés

Bij gelegenheid leest bierman wel een eens een boek en bij diezelfde gelegenheid is het voor bierman wel zo aangenaam als op elk blad van het betreffende boek ook een prentje bij het tekstje te vinden is. Zo schafte bierman zich vorige week een fotoboekje aan over volkscafés (Volkscafés, vrouwentongen en mannenpraat, Davidsfonds, 2009) in Vlaanderen. De foto’s die in dit particuliere boekje stonden, en die bij het langzaam degusteren van een goed geschonken Gulden Draak in café “Bij Vera en de Rosse” één voor één de revue passeerden, brachten bij bierman een brede lach van herkenning op de lippen. Uit de onderbuik van de samenleving gulpte warempel een stroom aan herinneringen naar boven uit een nog niet eens zo ver verleden van schrale geuren, karakterkoppen, sanseveria’s en achterkoertjes. Met enige trots kon bierman een vijftal van de afgebeelde cafés doorheen het hele Vlaamse land aanvinken als reeds door hem met een bezoek werden vereerd. Eerder het grote aantal volkscafés dat de selectie niet haalde was voor bierman aanleiding tot een lichte frons.
In de lelijkheid van TL lampen, groene gordijnen, kale houten zitbanken, bifi-worsten en oplossoep zit een vreemd soort schoonheid dat samenhangt met het onbemiddelde en rauwe leven. Het respect en de liefde voor het detail van de fotograaf lieten dit eigenlijk vrijwel moeiteloos aan de oppervlakte komen in biermans eigenaardige karakterboekje. En tegelijk zit in die lelijkheid natuurlijk ook de tragiek van het gebroken leven, maar die zit in het paleis van Laken ook en daar hebben ze zelfs geen bier. Enfin, mocht u nog op zoek zijn naar een mooi kerstgeschenk dan is deze uitgave alvast een enorme aanrader. En zo hebt u meteen ook een mooi reisboek om deze zomer mee het land rond te trekken.

Het Belgisch biertoerisme als typevoorbeeld van de hedendaagse ‘glokaliseringstendens’ door V. Van Roy is één van de teksten die in de bibliografie van “Volkscafés” werd opgenomen. Bierman kent toevallig Vincent erg goed en was dan ook blij om te zien dat diens tekst over de constructie van onze nationale bieridentiteit halfweg de vorige eeuw nog steeds opgeld maakt. Kritische geluiden zijn zeldzaam in de bierwereld, maar Vincent toont alvast feilloos aan dat het locaal verankeren van een bier en dit tegelijk over heel de wereld verkopen een commerciële truc is die serieus wat voeten in de aarde heeft. Over hoe dit juist is verlopen zal ik u bij gelegenheid met graagte verder vertellen aan de hand van Vincents tekst, maar u mag het mij natuurlijk ook altijd komen vragen. In café Beveren bijvoorbeeld, als het orgel daar niet draait.

Kaas en Bier

Bier behoeft geen betoog en toch zwamt bierman er nu toch al redelijk vermoeiend lang op los tot eer en meerder glorie van het nobele brouwwezen. En hoewel het altijd een slecht idee is om de concurrentie een hak te zetten, beter is het om uit te gaan van eigen kracht, kan bierman het voor deze ene keer niet laten om eens iets te zeggen over een monument dat eigenlijk geen monument zou mogen zijn: de kaas- en wijnavond!

Om te beginnen citeert bierman met graagte uit een artikeltje van ene Cornelis Heystek die uit een doctoraat uit 2005 aan de universiteit van California leert dat wijn en kaas met elkaar vloeken als de kettingrokende buurvrouw die de tram pakt naar de Turnhoutsebaan. De klassieke definitie van een goed samengaan van smaken stelt dat beide smaken elkaar zouden moeten versterken en nu blijkt dat dit bij wijn en kaas eerder weinig het geval is. Vooraf had overigens al één of andere Zweed bewezen dat witte wijn en blauwe schimmelkaas elkaar qua smaak negatief beïnvloeden. In het Californische onderzoek werden 8 kazen met 8 wijnen gedurende drie maanden met elkaar gecombineerd door een grondig opgeleid proefpanel. Hieruit bleek dat nagenoeg elke combinatie tussen de wijnen en de kazen, een negatieve invloed had op de goede (smaak)eigenschappen van de wijnen. De smaak van kaas was nadelig voor de gepercipieerde rijpheid en fruitigheid van zowel de dure als de goedkope wijnen. Alle kazen, van de milde kaas tot pikante Gorgonzola, maakten dat men in elke wijn, minder hout, minder rijpheid en minder zuren proefde. De blauwe schimmelkazen hadden een iets groter effect op de wijnen dan de twee zachte kazen, maar deze verschillen waren niet significant voor bijna elke smaak.

Vooral in Vlaanderen staat de vanzelfsprekende associatie van kaas en wijn als een huis. Het moet echt wel tot één van onze culturele wortels behoren of zo. Nochtans heeft ons land geen streekgebonden grote wijnen, zijn vele wijnen kwalitatief inferieur aan onze bieren en bovendien meestal ook veel te duur. De wijncultuur werd ons ingegeven door het verlangen om aan te sluiten bij onze Franstalige elite (toegegeven: in een tijd waarin de kwaliteit van zowel bier als wijn erg wisselvallig was). Maar waarom er dan tot op vandaag nog steeds hardnekkig en massaal kaas- en wijnavonden worden gegeven is bierman een groot raadsel. Het moet iets met de gedachte te maken hebben dat als iedereen het doet dat het dan wel goed zal zijn. Tot voor kort ging dit overigens ook nog op voor beleggen op de beurs. Vroeger had bierman al eens ergens opgevangen dat kazen een vetlaagje in de mond leggen waar wijnen negatief door beïnvloed worden. Schuimende bieren hebben van dit nadeel veel minder last. Om er eens pseudo-wetenschappelijk een complete slag naar te slaan kan bierman hier nog aan toevoegen dat bier- en kaasgisten gewoon veel meer met elkaar gemeen hebben. Wijn is iets om te combineren met neutraal brood en in mindere mate kruidige vleesgerechten, maar ook daar valt veel te zeggen voor een schuimend glas goedgebrouwen bier van de juiste temperatuur en smaak.

In het bierpassie magazine geven ze al een paar jaar tips om kaas en bier te combineren. Net als bij andere gerechten is er bij de combinatie met bier steeds de keuze tussen contrast en harmonie. Bij wijze van uitsmijter geeft Bierman nog een kleine bloemlezing:
Contrast en harmonie: Ename en coulommiers;
Zacht en romig: Straffe Hendrik en camembert;
Rijk en mild: Duvel en Comté;
Complex en kruidig: Tripel Karmeliet en Cantal;
Zoet en romig: Chimay rouge en Maroilles;
Fris en sterk: La Trappe Tripel en Neteling (geitenkaas);
Romig en kruidig: Grimbergen Goud en Brillat-Savarin;
Vettig en bitter: Colombier Fermier en Orval;
Krachtig en zoetzuur: Bleu des Causses (zachte blauwe schimmelkaas) en Kriek Cuvée René.
In heel wat gevallen bestaan er kazen en bieren van eenzelfde merk. De combinatie hiervan meestal ook wel erg lekker. Maar de echte fijnproever gaat in beste gastronomische en Bourgondische traditie voor de meerwaarde. De echte fijnproever drinkt het juiste bier bij zijn kaas zelfs al doet de rest van de wereld daar niet aan mee.

P Magazine

Op onduidelijke wijze werd bierman vorige week het gratis studentennummer van de P in de schoot geworpen. Nu staat bierman vooral bij zichzelf niet meteen bekend als een vastgeroeste moraalridder met de uitstraling van de buitenband van een tractor. Dus een matige dosis P-magazine – toch wel het betere weekblad voor jongens op leeftijd die bij tijd en wijle met graagte eens hun hersenen in een bokaal naast hun bed zetten – valt zeker te waarderen. En de verwachtingen werden overigens ook ruimschoots ingelost, want blijkbaar schrijft niet enkel bierman op het niveau van een driejarige kleuter. Zet een vrouw in ondergoed op de voorpagina en maak van de rest van het boekske een variatie op een handvol thema’s: sex, bier, pippi en goedkope brol om het kot in te richten (er stond ook dure brol in, maar die was van een merk). Enfin, u begrijp biermans volkomen professionele interesse werd meteen gewekt en het feit dat de P er niet in slaagde om enige diepte in hun academische publicatie te leggen deed bierman werkelijk een groot genoegen. Een beetje zoals Oranje strafschoppen zien trappen op een groot tornooi: je weet wat er gaat komen, je weet dat het niet goed zal zijn en je kijkt er echt naar uit.

Bierman proeste echter zijn slok lauwe Karlsquelle uit bij het argeloos lezen van de P’s grote goedkope bierentest. “Ze mogen doen wat ze willen”, riep hij nog enigszins pathetisch uit, “maar van mijn Karsquell moeten ze afblijven !”. Achteraf gezien zijn ze waarschijnlijk ook van Karlsquell afgebleven of zullen ze er toch niet al te rap meer aankomen gezien het feit dat dit bier een erg lage score kreeg en de vermelding “als mijn zwembad ermee gevuld zou zijn, zou ik er nog op letten dat ik bij het zwemmen niets binnenkrijg.” Kijk, dat vindt bierman nu een echt onder de gordel. Op het gevaar af de zaak wat te ver op de spits te drijven (en natuurlijk ook als een martelaar beschimpt te worden in de volgende P) durft bierman naar zijn bescheiden mening daarom toch te stellen dat de heren onderzoeksjournalisten van de P, die overigens op de foto staan terwijl ze pippi doen, een voor de hand liggende fout hebben begaan: ze verwarren bier met pils. Maar Pils is gewoon pils, zeker als het blikpils is. Het is lage gistingsbier met een beperkte hoeveelheid ingrediënten. Het wordt door grote brouwerijen zo snel mogelijk geproduceerd in grote hoeveelheden – vervolgens volkomen doodgemaakt - en dan in verschillende verpakkingen en volgens verschillende marketingmodellen (luxe, merk, huismerk, zonder merk) aan de man gebracht.

De praktijk van het vergelijken van pilsmerken komt er volgens bierman dan ook eigenlijk op neer dat het proefkonijn probeert te achterhalen hoe dicht het betreffende blik bij de geijkte smaak zit van de vertrouwde merkpils. Europese hygiënenormen zorgen ervoor dat ze allemaal nog veilig te drinken zijn en de Duitse brouwregels maken bier van daar wat zwaarder in de hand en op de maag (in het hoofd enkel achteraf). Zelfs blind geproefd, zegt het hoger inschatten van het huismerk van een multinational boven het onvolprezen Karlsquell meer over de consument dan over het product. Blij zijn met merkpils lijkt op Vlamingen uit de Moeren (het vlakste stuk van het vlakke land) die opkijken naar de Kemmelberg, op een rit winnen in de ronde van de Condroz, op trots zijn op een Trabant met leren zetels, op de buurvrouw die een schonere vaas heeft, op de P lezen voor de artikels.

Voor bierman heeft het allemaal iets van een scène uit de helaasheid der dingen, wat waarschijnlijk ook wel de bedoeling was. Wel jammer blijft natuurlijk het feit dat brouwers tot op vandaag de brouwerij van herkomst en een paar essentiële brouwgegevens (gepasteuriseerd, hergist, gebruikte kruiden, densiteit…) niet op de verpakking moeten zetten. Maar laat ik voor deze ene keer eens niet te inhoudelijk worden.