Rodenbach: zomerbier van het jaar



Bierman houdt er mee op voor dit bierseizoen, maar alvorens met de voeten omhoog van een welverdiende rust te genieten, geeft hij nog een kleine terugblik op bierseizoen ’11-’12. Opmerkelijkste wapenfeit blijft natuurlijk de wedergeboorte van Stout in onze contreien, waarover het laatste woord nog niet geschreven is. Daarnaast is er de aanhoudende verbittering van onze bieren ten koste van de blikken kriekensiroop die iconisch waren voor het afgelopen decennium. En tenslotte heeft Bierman vooral met open mond staan kijken naar de tsunami van nieuwe bieren die recent het land overspoelde.  Op enkele jaren tijd is het aantal unieke titels vlotjes verdubbeld terwijl het vermogen van Bierman om bier te drinken zonder gezondheid en goed fatsoen op het spel te zetten constant is gebleven.  Zelfs al moest een of andere onverlaat het wat idiote plan bedenken om elke dag een ander uniek bier te drinken, dan zou het hem zes jaar kosten om alles één keer te zien passeren. Moet het nog gezegd worden dat dit respectievelijk om veel bier en een lange tijd gaat? Nu zijn er, zoals altijd als de realiteit teveel wordt om te behappen, wetenschappers en filosofen die speciaal in stand worden gehouden om alles in de juiste categorieën in te delen. Er zijn Priesters die tempels plamuren met de absurditeit van het leven, Kunstenaars die schoonheid en lelijkheid scheppen in de chaos en politici die dat alles ook proberen te doen, maar dan anders en niet noodzakelijk beter, maar wel verplicht. Niet dat Bierman een wetenschapper, filosoof, priester, kunstenaar of – Heer, laat dat nooit gebeuren – politicus is, maar voor het bier, dat hoogste goed, wil hij met graagte een poging doen om alles wat te ordenen en even uit te spreken wat iedereen al lang weet: er zijn oude bieren en er zijn nieuwe bieren.

Tegenover de aanhoudende biertsunami stelt Bierman graag, zij het wat uitdagend, dat een bier dat geen geschiedenis heeft bezwaarlijk een echt bier kan genoemd worden. Niemand weet (nee, ook Bierman niet) of een nieuw bier zal blijven of terug verdwijnen. Vult een bier binnen enkele decennia een bovengemiddelde rayonruimte in de supermarkt? Zit er later een oude man in zijn comfortabele stoel het bejaardentehuis met spijt terug te denken aan de tijd toen zijn kinderen nog klein waren en aan dat éne bier, wat was de naam ook weer, dat die zomer zo heerlijk smaakte en zo rijkelijk vloeide? Of is het bier later gewoon weg en ligt haar enige waarde in het feit dat het geweest is? Tijd en vertrouwen in de toekomst, was er iemand al op het idee gekomen om dat te projecteren op een bier?
De verleiding is groot natuurlijk om van bij de geboorte van een bier meteen al de superlatieven boven te halen. De media stuwen ons tenslotte ook van hoogtepunt naar hoogtepunt. Bovendien waren enkele decennia geleden de nieuwe bieren nog aandoenlijk naïef en amateuristisch in hun opzet, maar tegenwoordig wordt een bier gelanceerd met heel wat meer blingbling en poeha en lijkt het van bij de start allemaal veel professioneler. Maar dat maakt nieuwe bieren niet minder kwetsbaar voor het grote, zachte sterven in de kosmische boekhouding (alwaar een speciale hel voorzien zal zijn voor Kriek Belle Vue).

Wat blijft dan nog over na het slopen van zoveel premature monumenten? Over de grote bieren van de vorige eeuw, de brede rug waarop nieuwerwetse titels schone sier maken in de rest van de wereld, de walvissen die de anderen tot plankton degraderen, wil Bierman het even niet hebben. Het zou van te weinig eerbied getuigen om daar snel over te gaan. Het volstaat om vast te stellen dat er een reden is waarom een bier honderd jaar op de markt blijft.  Maar er zijn bieren met voorwaar een nog indrukwekkendere stamboom en er is, ten overvloede, ook een reden waarom een bier vele honderden jaren op de markt blijft. De Brusselse Lambiekbieren bijvoorbeeld, zijn volledig van spontane gisting en dus meer dan enige stadsbull of geschreven kroniek vormen de bacteriën in dit bier haar levende adelbrieven. Ook de brouwtradities Oud Bruin en Oud Rood kunnen dezelfde indrukwekkende adelbrieven voorleggen, zij het met een wat meer gemengde gisting. Van deze Oude bieren hebben er een aantal hun oude wortels verloochend, maar de stevige melkzuurgisting in  Liefmans en Rodenbach vormt bij beiden vooralsnog een lichtend baken van de authenticiteit. Niet dat Rodenbach al tijdens de Guldensporenslag werd gedronken of bij de overwinning van Karel de Grote op de Longobarden, maar veel  zal het niet gescheeld hebben en gesmaakt werd het ook.

En dus biedt Bierman, omdat vanzelfsprekendheden gevaarlijk zijn, wat weerstand tegenover de arrogante stroom nieuwerwetse bieren, ongetwijfeld een bron van vreugde voor geesten die zich staande kunnen houden in een eindeloos bombardement van goed vermarkte chaos. Niet dat ze geen bestaansrecht hebben, maar bewijzen moeten ze zich alleszins ook. Bierman roept geheel tegendraads en averechts Rodenbach uit tot zomerbier van het jaar. Het is tenslotte het meest verfrissende en smakelijke Oude bier met een stamboom van hier tot in Timboektoe. Bierman gaat twee maanden op vakantie, parkeert daarbij ook zijn hersenen even naast zich in een bokaal, en neemt even rust van de vraag welke nieuwerwetse brol hij nu weer moet bestellen. En elke dag met meer dan een uur zonneschijn, moge er zo vele volgen, drinkt hij een goed gekoelde Rodenbach. Tot eer en meerdere glorie van het dolce far niente, en ook tegen de dorst natuurlijk. Tot in september.

PS: Rodenbach heeft ook een interessante wedstrijd waarmee je een relaxpakket deluxe kan winnen: www.thinkred.be

1 opmerking:

Billy zei

ik sluit me met veel plezier aan bij dit logje... ;-)

Geniet van je zomer, Bierman!