Wissant

Lang geleden al heeft bierman eens opgemerkt dat speciaal bier in België durft nogal eens te verschillen van wat ze in het buitenland onder speciaal bier verstaan. Speciaal in onze knusse contradictie van een land is alles wat opmerkelijk is. Lage gist en blonde mout zijn normaal, dat noemen we pils en tot zover volgt het buitenland nog wonderbaarlijk goed. Hoge gist, hergisting op de fles en donkere mout beginnen we in Belgenland al een heel klein beetje speciaal te noemen, terwijl pakweg de Duitsers een pils met donkere mout al het toppunt van avontuur lijken te vinden. Ergens zit er hier toch en knoert van een Babylonische spraakverwarring. Op een Duitse bierkaart staan vier soorten pils, een paar witbieren (dat is daar eigenlijk gewoon pils met tarwe) en een paar speciaalbieren: pils met donkere mout. Wie proeft daar na een paar halve liters eigenlijk nog het verschil tussen?
Daartegenover staat onze eigen brouwtraditie. Tot de speciale bieren als soort kunnen we hier om te beginnen al pareltjes als Palm en De Koninck rekenen en wie verder kijkt dan de soort groot is ziet dat zowat alles wat hier lokaal gebrouwen wordt een pak meer diepgang en avontuur heeft dan wat ze ten oosten van FC Eupen brouwen. In Nederland was tot voor enkele jaren de Bock verworden tot de Duitse variant van donkere pils, in England was op den duur de Ale ook al van lage gisting en in Frankrijk was er zelfs geen verband tussen bier en speciaal.

Maar wacht even… In héél Frankrijk? Nee, één klein streekje helemaal in het Noorden van het land bleef zich hardnekkig verzetten tegen de Romaanse wijndominatie. In Frans Vlaanderen zijn ze hun oude tradities nooit helemaal vergeten en bleven ze hardnekkig brouwen tegen alle gegiste druivensappen in. Vandaar ook dat bierman enkele dagen geleden met een gerust gemoed over de Franse grens kon trekken om daar persoonlijk enkele unieke bieren te gaan ontdekken.
Wie de autostrade neemt tot aan de Belgische kust en vandaar naar het zuiden rijdt, langs alle grote, overvolle Belgische badsteden (Oostende – Blankenberge – Plopsaland), komt een paar kilometer voorbij de laatste stad, ergens tussen Duinkerke en Boulogne-sur-Mer de desolate Cap-Blanc-Nez tegen: een hoge witte krijtrots van waarop de kust van England duidelijk zichtbaar is. De beklimming van de Cap-Blanc-Nez is een hele onderneming, maar het uitzicht van daar op de Opaalkust, de witte kliffen van Dover en de trage Picardische Heuvels is werkelijk fenomenaal. Wie boven op de klip staat kan helemaal aan de andere kant van de baai een tweede veel donkerdere klip zien die de naam Cap-Gris-Nez draagt. Daartussen, diep beneden, nog geen halve meter boven zeeniveau, ligt een goudgeel strand dat bij hoog water telkens weer volledig overstroomt door de koude Noordzee. Daar liggen de kleine witte huisjes, het grijze hotel met twee sterren en de lage vervallen appartementen van het minuscule, door toeristen vermeden badstadje Wissant.

Daar, op Cap-Blanc-Nez, neerkijkend op Wissant en een handvol scheefgezakte Duitse bunkers, terwijl de meeuwen hem uitlachten, terwijl de Noordzee steeds weer in witte schuimkoppen en opalen kleuren stukbrak op de klip, terwijl de veerboten oprolden naar het verre Dover en de geiten op de scheve krijtrotsen op wat schrale wortels stonden te kauwen, terwijl de lucht twijfelde over de regen, heeft bierman een ijskoude Blanche de Wissant gedronken. Op de achtergrond speelde Willem Vermandere, een mens geboetseerd uit wind en klei, een klein liedje zonder woorden: "... en passant par Wissant..."

Zo moet bier zijn.

Geen opmerkingen: