Lupulus

Op de site van brouwerij Les 3 Fourquets (In het Algemeen Beschaafd Nederlands wordt dat de drie kookketels) leest Bierman een zeldzaam stukje pure poëzie: “De brouwerij is opgericht in de schoot van een fantastische 18e-eeuwse hoeve, neergelegd in een juwelenkistje vol groen naast een beekje met puur en fris water.” Wat Bierman zich precies moet voorstellen bij een juwelenkistje vol groen is ietwat onduidelijk, maar onweerstaanbaar groeit bij het lezen van deze verzen, bij hem wel het verlangen om zich op desbetreffende plek te komen verpozen en zelfs desgewenst definitief te vestigen met de vrouw van zijn leven (zo die zich ook in de nabijheid zou ophouden), drie kinderen en eventueel ook een dikke kat die Fred heet.

Eenvoudige navraag leert dat de brouwerij van de drie kookketels ergens diep in de Ardennen ligt, tussen Vielsalm en Houffalize en dat deze streek zowat het hele jaar door een oase van rust en stilte vormt temidden van de valstrikken en schietgeweren van het jachtige leven van elke dag. In 2007 kregen de brouwers van Les 3 Fourquets het zalige idee om Lupulus te creëren (of misschien kregen ze het idee al eerder, maar hebben ze het eerst wat laten liggen bij het beekje tot het volledig klaar was om uitgevoerd te worden). Deze Lupulus zou een nieuw bier worden dat enkel in champagneflessen en op vat te verkrijgen zou zijn en dat zou smaken als een juwelenkist vol groen naast een beekje met puur en fris water. Helaas staat dit laatste staat op de site van de brouwerij dan weer in erg droge en ronduit teleurstellende bewoordingen opgelijst: “De wil van de brouwers was om een bier te bedenken en dit te brouwen door de tradities nauwgezet te respecteren maar desalniettemin voorzien van een nieuw en uniek geur- en smaakpalet en dit in een moderne installatie.” U merkt, beste lezer, van juwelenkisten is even geen sprake meer.

Geen nood evenwel, het bier dat uiteindelijk uit deze unieke smeltkroes van proza en poëzie ontstond is een troebel, maar heel mooi lichtblond bier met een overvloedige kraakwitte schuimkraag. Het stevige alcoholpercentage van 8,5 % wordt bekomen door een hergisting in de fles, maar domineert niet de smaak. Wat wel domineert is vreemd genoeg (hier gaan we weer) het beeld van een wolf die midden in een juwelenkistje vol groen rustig staat te drinken aan een beekje vol puur en fris water; waarmee Bierman wil aanduiden dat de Lupulus een zeer zacht bier is geworden dat enorm veel bloemen- en fruitaroma’s en geuren toont. Dat is niet meteen een bier dat Bierman graag drinkt, maar in het genre van de complexe bieren is het wel een van de betere versies die hij zich voor de geest kan halen. 
Bij Bierman is alvast de hoop ontstaan dat hij zich op een warme zomerdag, met een frisse – vers uitgeschonken - Lupulus in de hand mag neervlijen aan het eerder vermelde beekje, maar het mag ook gewoon de Grote Struisbeek in Aartselaar zijn, om dan bij de eerste slok te beseffen dat er voor die dag en dat uur geen ander bier meer in de wereld moet bestaan.


Van de andere varianten van de Lupulus (het zijn er voorlopig vijf) is vooral de Lupulus Hibernatus een topbier waarover Bierman het graag bij een andere gelegenheid zal hebben. 


Vandeoirsprong

Bierman herinnert zich nog dat hij op een mooie zomerdag in Augustus van dit jaar, bij onze noorderburen een uiterst aangename fietstocht van een klein uur mocht ondernemen vanuit de Abdij Onze-Lieve-Vrouw van Koningshoeven – voor velen beter bekend onder de naam La Trappe – naar de veel minder bekende brouwerij Vandeoirsprong.

De naam van deze kleine brouwerij verwijst naar het onooglijke boerengat Oischot waar het nog goed is om wonen en de geneugten van de moderne tijd zich nog niet noodzakelijk en onverkort doorgezet hebben in alle lagen en plooien van het burgerlijke leven. Een van de indrukwekkendste gebouwen van het dorp is het voormalige klooster van de Zusters Karmelietessen, dat momenteel dienstdoet als bejaardentehuis. Daarnaast is er dus ook de oude brouwsite van brouwerij de Kroon alwaar reeds sinds 1682 een brouwerij staat.
Het bier van de Kroon was lange tijd een begrip in de ruime regio, maar onderging uiteindelijk in 1996 toch het lot van tal van andere familiebrouwerijen. De brouwerij werd overgenomen door Bavaria en korte tijd later gesloten. Iets wat voor het dorp een eerder traumatische ervaring moet zijn geweest. Geen nood echter. De site werd door de oude brouwer verder onderhouden en uiteindelijk ontstond er een kans om een doorstart te maken als onafhankelijke brouwerij. Momenteel zijn er in de oude gebouwen van de brouwerij wederom een horde enthousiaste brouwers actief die onder de naam ‘Vandeoirsprong’ een ruim assortiment van vaste en occasionele brouwsel op de wereld loslaten.

Voor iedereen die bij gelegenheid wel eens de buren van LaTrappe bezoekt en daarbij wat overrompeld wordt door de gezellige toeristische drukte aldaar (La Trappe is met voorsprong de meest commerciële van alle Trappisten), vormt een korte tussenstop in Oischot een welkome verademing. Het dorp ademt sfeer uit, de oude gebouwen zijn nog toegankelijk als bijzonder interessant brouwerijmuseum en het ruime assortiment huiseigen bieren in het degustatielokaal (compleet met onvermijdelijke bitterballen) maken de beleving compleet.

Klassiek voor beginnende brouwerijen is het wat al te ruime aanbod van verschillende bieren, waardoor het merk van bij het begin wat te weinig eigen smoel krijgt. Daarnaast stonden enkele van de jongere brouwsels nog niet helemaal op punt, waarbij vooral de zeer nadrukkelijke gistsmaak opvalt. Het is overigens een wat jammere trend bij beginnende Craftbrouwers om ook minder gelukte brouwsels te verkopen in de hoop dat voldoende mensen het bier willen uitproberen. Voor een opstartende brouwerij is dit op zich niet onoverkomelijk. Maar hier zou natuurlijk wel snel beterschap moeten komen want uiteindelijk telt toch vooral wat er in het glas zit en daarbij is er bij Vandeoirsprong nog wat marge naar boven. Wat overigens in het geheel niet wegneemt dat Bierman met veel genoegen een nieuw bezoek aan de brouwsite zou maken wanneer hij nogmaals in de omgeving langskomt.

http://vandeoirsprong.nl/




Ladbykongengs Ol Porter

Ergens op een uithoek van het Deense eiland Funen ligt er al iets meer dan een millennium een grafheuvel van een Viking koning. Om daar te komen is het vanaf de hoofdweg, die het eiland in twee snijdt, ongeveer een half uur hossen over onregelmatige wegen, door eindeloze graanvelden en doodsaaie dorpen van volstrekt identieke prefab. Zelfs de kerken en vakwerkhuizen in de streek lijken gebouwd door iemand die een breincrisis zou krijgen van één enkele Oer-Vlaamse Spaanse Villa waarmee de lintbebouwing van ons land zo graag uitpakt. Zo niet in Denemarken, waar alles veilig rond de kerktoren ligt. Het is allemaal een slag kleiner en inspiratielozer in deze tuin van Denemarken waar buitenlandse nieuwlichterij niet gewenst is.

Maar dus op het einde van een dodelijk saaie rit, ergens tussen twee dodelijk saaie korenvelden in, duikt plots het kleine museum van de Ladby op. In dit museum zelf is de bescheiden maar heel mooie collectie gebruiksvoorwerpen bijzonder interessant. Maar de eigenlijke reden om naar Ladby te reizen blijft natuurlijk de grafheuvel, die een honderdtal meter voorbij het museum de zachte bocht van de baai overschouwt.  De heuvel is lange tijd met rust gelaten, maar werd in vooroorlogse tijden toch volledig afgegraven. Daarbij kwam aan het licht dat de dode koning, waar verder zo goed als niets over geweten is, werd begraven in een 21 meter lange Drakar. Voor de volledigheid werden nog elk paarden en wat honden mee geofferd om mee te spelen in het Walhalla. Zeer kort na de begrafenis (de houten balken die de binnenkant van de boot afschermde waren nog niet vergaan) is het lijk van de koning weggehaald. Hij ligt er dus niet meer, alleen zijn boot en zijn paarden blinken grijs en bruin onder de betonnen koepel die over het geheel werd gegoten om alles er terug als een grafheuvel te laten uitzien. Het is een huiveringwekkend mooi schouwspel.

De omgeving van Ladby, met zijn zachtlopende hellingen rond de heuvel tot in de baai, zijn voorwaar een lieflijke plek waar het goed toeven is. Misschien was de Ladby koning wel een goeie mens en waren zijn onderdanen gelukkig en tevreden. Naar het schijnt hadden de Vikings van weleer ook iets van beschaving opgebouwd en in Ladby is Bierman geneigd te geloven dat dit nog waar is ook. Overigens ligt in de baai een replica op ware grote (en vooral met ware kleuren) van de Drakar van de Ladbykongen. In de kelder van het museum ligt dan weer een wat minder geslaagde versie met paardenlijken en opgebaarde koning in beschilderde plaatser.

Maar Bierman zou Bierman niet zijn, moest hij ook niet iets schrijven over bier. Dus bij deze: er bestaat een Ladbykongens bier (Ol). Bierman dacht altijd dat Vikings mede dronken in het Walhalla, maar om een of andere reden vinden de Denen dat alle bier in Denemarken zwart zijn. Dat is blijkbaar het toppunt van mannelijkheid of zo. En dus is het Ladbykongens bier een wat anonieme Porter geworden. Porter heeft even weinig met Denemarken te maken als Spaanse Villa's, dus waarom de Denen vinden dat hun land met deze bieren moet overspoeld worden is Bierman een volslagen raadsel. Het bier wordt verkocht in het museum en staat dichter bij een plaasteren paard dan bij de Vikingkoning van weleer wiens naam het draagt en wiens bestaansreden het ontleent. Bij een volgend bezoek brengt Bierman dan ook liever zelf zijn Barbãr mee om de dode koning die met schip en al begraven werd te eren. 

Overigens bleek na eenvoudige navraag de echtgenote van Bierman niet bereid om hem na zijn dood onder een grafheuvel in een boot te begraven tussen een handvol paardenlijken. Misschien moet Bierman maar een crowdfunding in die richting beginnen. Een roeiboot en wat kleine huisdieren die een natuurlijke dood gestorven zijn moet zeker tot de mogelijkheden behoren.



Heineken H41 “Wild Lager”

Een beeld van de EBBC 2016: Bierman (L) met Master Heineken  Brewer Willem (M) en Tom (R)
Bierman kan zich voorstellen dat bierliefhebbers in allehande vormen en maten zich vrolijk maken over het feit dat hij meer dan anderhalve zin aan pilsfabriek Heineken spendeert. Het is tenslotte een bier met een kwalijke reputatie dat gekenmerkt wordt door een bijna problematisch lichte body en vlakke smaak. Een doordrinkbier met andere woorden, gemaakt in 28 dagen, met kwetsbare plooiersgist waarmee zelf horizontaal moet gebrouwen worden omdat hij de druk niet aankan. Wie niet opgegroeid is met Heineken of boven de moerdijk woont, heeft eigenlijk weinig houvast aan dit bier.

Onder druk van de Craftbieren, die vooral in landen waar een Pilsener Monocultuur bestaat lelijk huishouden (een situatie die eigenlijk door multinationale brouwers zelf mee in de hand is gewerkt) voelt Heineken voor het eerst sinds het begin van de jaren ’90 de nood om met het merk te innoveren. Een eerste worp is de Heineken Extra Vers/Extra Fresh. Het gaat hierbij gewoon om Heineken in papierwikkel die volgens de ISO-normen de koude keten niet verlaat. Dat zou interessant kunnen zijn voor elk ander bier dan Heineken, maar verder gaat het vooral om wat doorzichtige marketing.

De tweede worp daarentegen, de Heindeken H41, is beduidend interessanter omdat hier wel met de basisformule van het bier wordt gerommeld en omdat er een mooi verhaal achter steekt. Volgens de legende komen de twee oorspronkelijke koude giststammen waarmee alle pilsbieren in de wereld gemaakt worden niet meer in het wild voor in Europa. Concreet gaat het om de exclusieve Heineken variant en de universeel gebruikte Carlsberg Variant van een moedergist uit de Spaten Brewery in Munchen. Deze moedergist gedijt op loofbomen boven de 1500 meter hoogte en dat soort wouden zijn in de Oude Wereld ondertussen volledig verdwenen.
Diego Libkind, een Argentijnse Microbioloog herontdekte deze giststreng echter in een gelijkaardig bos in Patagonïe en doopte hem om tot de Saccharomyces Eubanyanus. Het verhaal specifieert nog dat Libkind dit deed toen hij tijdens een ontspannende trektocht uit verveling tegen een vrucht schopte en plots alcohol rook (iets wat Bierman soms ook overkomt, maar om geheel andere redenen). Of het waar is, maakt eigenlijk niet uit, het is een prachtig verhaal dat alleen daarom de moeite waard is om verteld te worden.

De brouwers van Heineken domesticeerde deze gist en gingen ermee aan de slag tot ze uiteindelijk uitkwamen bij de Heineken H41 (genoemd naar de breedtegraad waarop de Gist werd gevonden). Overigens worden er tegenwoordig – nu men weet waarnaar te zoeken - met enige regelmaat nieuwe cryotolerante gisten ontdekt in andere hooggelegen loofwouden in de wereld. Het proces om deze gisten brouwklaar te maken is zeer arbeidsintensief en tijdrovend, maar niets sluit uit dat Heineken later nog met pakweg een H93 of H12 variant op de proppen komt.
De H41, het uiteindelijke, en voorlopig enige, resultaat van dit hele proces is een relatief herkenbare variant van Heineken met beduidend meer kleur en heel wat toegevoegde complexe en subtiele smaken. Een duidelijke maar ook veilige veredeling van de klassieke Heineken. En daarmee heeft Heineken bereikt waar het hen eigenlijk om te doen was: ze horen weer tot de wereld van de echte brouwers.

Voor de volledigheid voegt Bierman er nog aan toe dat de makers van de H41 beweren dat het hier om een geheel nieuwe biersoort gaat. Naast de spontaan-, hoog-, laag- en gemengd-gistende bieren, gaat het bij de Patagonische variant om een (ook op microbiologisch niveau) unieke wilde lage gisting en dus om een nieuwe biersoort, “Wild Lager”, waarvan er voorlopig één variant bestaat. Bierman kan niet anders dan ze gelijk geven, alleen al omwille van de tijd en moeite die ze erin hebben gestoken om dit te bedenken.

Deens bier

Hoewel Bierman nog lang niet uitgepraat is over Belgisch bier, dat met zijn soortelijk gewicht zijn gelijke niet kent in de wereld, is een occasionele uitstap naar het buitenland vaak een heilzame methode om het besef aan te scherpen welk een voorrecht het is om in het ultieme bierland te wonen. Vandaar dat Bierman in het eerste deel van dit elfde seizoen alweer zijn ervaring met Deens en Nederlands bier zal verhalen. U weze gewaarschuwd.

Om te beginnen dus Denemarken. Het is een vrij groot land dat geografisch boven en ideologisch rechts van België te situeren valt. Het land is eerder dun bevolkt en langs ongeveer elke kant begrensd door zee. Omdat het ook niet erg ver boven eerder vermelde zee uitsteekt ontstaat er bij de lokale bevolking bij momenten een wat ingesloten gevoel. Vandaar dat ieder Deen minstens één boot heeft. De Denen kwamen de afgelopen maanden een aantal keer wat ongelukkig in het nieuws met maatregelen die mensen moesten ontmoedigen om hun land te bezoeken zonder de intentie om daarna weer te vertrekken. De gemiddelde inboorling spreekt verder een soort van West-Vlaams dat zelfs West-Vlamingen niet kunnen verstaan. En tenslotte is er nog Legoland, een wat deprimerend pretpark waar vooral kinderen teleurgesteld worden. Eertijds waren er ook Vikings in Denemarken, maar door gebrek aan militaire technologische innovatie, is het vermogen van de gemiddelde Deen om verkrachtend en plunderend door Europa te trekken duidelijk afgenomen. Het Deense leger staat tegenwoordig vooral bekend als het leger met duikboten die niet kunnen duiken om dat de kustwateren te ondiep zijn. Een groeipunt voor in de toekomst.

Waar de stoere Vikings nog dapper mede slempten (een soort van honingbier) tussen en tijdens het plunderen, had de contemporaine Deen tot voor kort enkel de keuze uit Carlsberg of fruitsap. Geen van beide dranken halen de minimumcriteria om van bier te kunnen spreken (hoewel fruitsap nog het dichtst in de buurt komt). Het laatste decennium is deze situatie duidelijk omgeslagen en surft Denemarken mee op de golf van Craftbieren die als paddenstoelen uit de grond schieten in markten die voorheen gedomineerde werden door een Pilsener monocultuur.
Deze opleving van lokaal gebrouwen bier was evenwel minder het gevolg van het idealisme van de Deense Hipsterjugend, maar wel van een extreme mengeling van ironie en kapitalisme. Het was namelijk net Carlsberg zelf dat onder druk van buitenlandse merken, met name Heineken, een handvol Denen geleerd heeft om zelf bier te maken en hen daarna geholpen heeft om een brouwerij op te starten. De spontane Craft revolutie werd met andere woorden in Denemarken door de multinationale bierfirma zelf op gang geschoten om de penetratie van de markt door andere bieren te bemoeilijken. Met enig succes zo blijkt achteraf. Zoals Bierman al eerder voorzichtig opmerkte houden ze in Denemarken niet zoveel van buitenlanders.

Over welke bieren dit met artificiële Craft brouwerijen ingezaaide land concreet in het glas brengt en of deze al de moeite van het drinken waard zijn, zal Bierman u later met graagte kond doen.




Craft

Voor het elfde jaar alweer probeert Bierman wat onzin bij elkaar te harken over bier en hoewel zijn tekstjes in het algemeen weinig volksverheffend mogen heten, hoopt hij toch tegen beter weten in wat tegengewicht te geven aan de evidente monocultuur van grote hoeveelheden slechte pils en multinationale middelmaat. Als met andere woorden één student het licht ziet en een avond lang geniet van twee of drie topbieren, in plaats van zich zonder smaak of genot vol te kappen met Cara, of erger nog Jupiler, dan heeft Biermans leven zin gehad en kan hij rustig het moede hoofd neerleggen.

Teneinde zich niet enkel te beperken tot wat geroep in de woestijn, is Bierman meteen ook zo vrij om de belangrijkste trend van het afgelopen jaar wat nader toe te lichten: de bierwereld is Craft geworden, behalve dan in België. Als een soort van tegenbeweging van verontwaardigde amateurs tegenover de grote brouwfabrieken en hun platte commerciële producten, zijn overal ter wereld mensen zelf de roerstok in handen beginnen nemen. Deze golf van kleinschalige brouwers werd Craftbrewers gedoopt en samen beginnen ze een niet onbelangrijk deel van de markt te domineren. Craftbier is van nature een fenomeen dat vooral gedijt in markten die voorheen gedomineerde werden door een Pilsener monocultuur. In heel de wereld dus, behalve in België. Craft betekent in dit verband overigens niet dat een edele ambachtsman met inzet van al zijn vaardigheden een roemrijk en edel bier schenkt aan de wereld. Craftbieren zijn gewoon de lokale hipsters die hun dienst aan de wereld in vloeibare vorm aanbieden, al dan niet gesteund door kennis van zake en het kapitaal van verschillende ondernemingsfondsen (er staat geen maximumoplage op Craft). Het is een typisch postmodern, chaotisch, uit het niets gegroeid, veelvuldig gerecupereerd en misbruikt begrip, waarvan iedereen weet waarover het gaat, maar niemand kan uitleggen wat het is. Bierman houdt er wel van.

Het voordeel van deze evolutie is dat er een aantal echt goede bieren op de markt zijn bijgekomen en dat grote brouwerijen genoodzaakt zijn om meer aandacht te besteden aan de kwaliteit van wat ze aanbieden. De nadelen van de grote Craft Revolutie baren Bierman evenwel veel zorgen. In de eerste plaats tonen de recente overnames van Palm Breweries, Bosteels en tal van andere middelgrote familiebrouwerijen, paradoxaal genoeg dat de mulitnationals gewoon de brouwerijen kunnen opkopen die door de Craftrevolutie in de problemen zijn gekomen. Kwaliteit is met andere woorden te koop, maar het risico op verschraling is reëel.  Niet enkel omdat er bespaard zal worden op de productiewaarden van deze overgenomen middelgrote en gevestigde brouwerijen, maar vooral omdat er wel erg veel middelmaat en rommel zit tussen de kleine oplages van nieuwe brouwerijen. De hoeveelheid unieke titels die elke amateur met een kookpot op de markt smijt is ontmoedigend groot en overzichtelijk. Vaak worden ook de half gelukte probeersels samen met de wat meer geslaagde bieren op de markt gesmeten om het volgende brouwsel te kunnen bekostigen. Bovendien lijken heel wat brouwerijen niet in staat om hun bier op dezelfde, stabiele en herkenbare manier te blijven maken. En tenslotte toont deze jonge biermarkt een zeer onstuimige preoccupatie met extreme biersoorten en smaken. Het aantal extreem bittere Indian Pale Ales of inktzwarte Russian Imperial Stouts, vaak nog met toegevoegde kruiden of lagering op houten vaten van allerlei pluimage is niet te overzien, terwijl het toch weinigen – zowel brouwers als consumenten – gegeven is om dit soort Bieren echt meester te worden.

Een boutade luidt dat de naam van het meest gevraagde bier wereldwijd 'What's new?' is. Maar ook het verlangen om altijd nieuwe bieren te willen drinken heeft paradoxaal genoeg een keerzijde. Voor België, waar de Craftrevolutie heel wat decennia geleden onder een andere naam en in een andere wereld gepasseerd is, betekent het dat er druk komt te staan op brouwers van toen die intussen al lang stabiele kwaliteit aanbieden in middelgrote oplages. En laat dat laatste nu niet hetgene zijn waar vrijwel alle Craftbrouwerijen van het laatste decennium alleen nog maar van kunnen dromen.

Vaarwel Rodenbach

Omdat Bierman geen Bierman is geworden om genuanceerd en met kennis van zake over bier en bierdingen te spreken, aarzelde hij - bij het horen van het bericht dat de brouwerij van Palm zal oplossen in de Nederlandse Bierfabriek Bavaria (trotse makers van Lidl-Pils) – wederom geen seconde om zijn mening onverkort en ongevraagd ten berde te brengen: Palm Breweries is dood en de Nederlanders hebben haar vermoord.

Nochtans kan Bierman niet echt kwaad zijn op de Nederlanders die er voor de gelegenheid in slagen een echte brouwerij over te nemen. Ze doen wat in hun natuur ligt en de natuur is nu eenmaal hard en onverbiddelijk. En hoewel de mensen achter Palm vaandelvlucht plegen door de boel in vreemde handen te geven, heeft Bierman ook wel waardering voor de niet onaanzienlijke inspanningen die ze zich doorheen de jaren getroost hebben om het bier in leven te houden. De ‘Craft’  die enkele jaren geleden in de naam van de brouwerij werd opgenomen was meer dan een trendy label en resulteerde wel degelijk in enkele mooie innovaties.  Maar zoals Bierman reeds eerder schreef, zijn heldere amberbieren gewoon verder geëvolueerd terwijl Palm en Koninck zijn blijven stilstaan – met of zonder Craft. Wie meervoudig wereldkampioen ‘La Rousse’ van Brasserie du Mont Blanc heeft geproefd weet waarover het gaat. En dus gaan samen met de gewoontedrinkers van de naoorlogse Pale-Ale’s uiteindelijk ook de naamgevende brouwerijen zelf ten onder. Voor De Koninck wachtte een eervolle doorstart bij de meesterbrouwers van ’t Moortgat. Voor de wat zoetere Palm wacht de Lidl.

Wat Bierman de heren en dames van Palm Craft Breweries echter wel erg kwalijk neemt is het feit dat samen met de Brabantse trekpaarden ook de Brugse Brouwerij ‘De Gouden Boom’, het Roeselaarse brouwmonument Rodenbach en (hoewel dit nergens vermeld wordt) ook de Geuzestekerij van Boon mee op de schopstoel gaan. Naar mening van Bierman verloren Zowel Rodenbach als Boon overigens de afgelopen jaren al merkbaar aan kwaliteit. Waarbij de Rodenbach een weinig zuur inleverde om een breder publiek aan te kunnen spreken terwijl bij Boon hetzelfde gebeurde om de productie te kunnen verhogen.

Het feit dat een monument als Rodenbach nu in Hollandse handen zit, is een gevolg van een wat langere ketting van goedbedoelde vergissingen, waar uiteindelijk de bierliefhebber het slachtoffer zal te worden. Maar het feit dat Bavaria het nodig vindt om uitdrukkelijk te vermelden dat ze vooralsnog niets aan het productieproces van hun nieuw verworven bieren zullen veranderen is in de wereld van Bierman een erg onheilspellende uitspraak. Als alles verandert, dan ook het bier. Misschien wordt Rodenbach wel ingehaald door de nieuwe foeders van Petrus, die vorig jaar wel compromisloos voor kwaliteit zijn gegaan. Goed bier zal altijd toekomst hebben.

Rest Bierman nog af te sluiten met een boutade: het huwelijk tussen Bavaria en Rodenbach is even grotesk als het schrappen van de Muur van Geraardsbergen uit de Ronde Van Vlaanderen. Ergens moet iemand er geld mee verdiend hebben, maar wie langs de kant staat is alleen maar een verliezer. 

Rodenbach Caractère Rouge Limited Edition

Net zoals de seizoenen langzaam in elkaar overvloeien, gaan ook veranderingen in de bierwereld doorgaans iets te traag om echt zichtbaar te zijn voor het menselijk oog. Wie zich rustig laat meedrijven met wat brouwers groot en klein aanbieden heeft amper door dat smaken en brouwprocessen voortdurend in evolutie zijn. Wie daarentegen even niet oplet zal vaak versteld staan van wat er allemaal aan bieren en brouwstijlen zijn verdwenen en bijgekomen. En dat, zo kan Bierman enkel vaststellen, is goed.

De in 2011 ontwikkelde Rodenbach Charactère Rouge Limited Edition is in dit alles een buitenbeen. Het bier staat volledig haaks op elke andere evolutie die momenteel bezig is in Bierland. Het is een poging van de brouwer om het best mogelijke bier te maken gebruik makend van de voorhanden zijnde grondstoffen en vooral van de zeer uitgebreide vakkennis van de brouwerij. In de praktijk komt het erop neer dat een afgewerkt en in de klassieke eiken foeders van de brouwerij gerijpt bier, gedurende zes maanden in contact komt met krieken, frambozen en veenbessen. Maceratie of ook wel ‘koude extractie’ heet dit proces, waarbij een lichaam (vruchten) in contact komt met een vloeistof (bier) en daarbij eigenschappen zoals kleur en smaak overgeeft zonder zelf volledig op te lossen (de vruchten worden achteraf wel uitgefilterd natuurlijk). Er is hierbij  geen sprake van gisting of andere werking van enzymen.  Maceratie is dus een zuiver fysisch proces, terwijl gisting of vertering ook een chemische component heeft. De Charactère Rouge is dus een bier, maar ook een maceraat en combineert de beste eigenschappen van beiden.

Gemiddeld genomen variëren de meningen bij bierliefhebbers over dit bier van uiterst positief tot schuimbekkende extase en ook Bierman mag heel wat mensen tot zijn vriendenkring rekenen die hem met enige regelmaat vertellen hoe waanzinnig verfijnd dit bier is. Door de complexe brouwwijze en het langdurige contact met hout en vruchten toont het bier erg veel verfijnde aroma’s. Naast de milde bitterheid van het bier, resulteren de gemengde gisting in de foeders in een weinig zuur en de restsuikers in het fruit in een weinig nadrukkelijke zoetheid. Geen van deze drie smaken domineert evenwel waardoor de aroma’s zeer goed tot ontwikkeling komen. Voor mensen met een verfijnd smaakpalet, een voorliefde voor rode vruchten en/of een goede kennis van complexe wijnen is de Charactère Rouge zondermeer een moeilijk te overtreffen bier.

In alle eerlijkheid moet Bierman opbiechten dat hij nooit of te nimmer vrijwillig frambozen eet om dat de smaak daarvan eigenlijk vuil is. Patisserie met een verborgen krieken- of bessenvulling is voor hem steeds een teleurstelling. Bovendien gaat zijn voorliefde uit naar nadrukkelijke smaken, stevige bitterheid en samentrekkende zuurte. Hoewel de kwaliteiten van dit bier dus overduidelijk en overweldigend aanwezig zijn, sluit Bierman zich noodgedwongen aan bij de occasionele stem die zegt dat het eigenlijk ook wat weg heeft van een wat meer neutrale frambozenlimonade. De kern van het probleem ligt natuurlijk bij Bierman zelf die geen complexe aroma’s kan herkennen en waarderen, maar dat is een eigenschap die voor een groot deel ook  aangeboren is en waar hij ondertussen mee heeft leren leven.

Rest Bierman nog te stellen dat de Charactère Rouge 7 % alcohol bevat en gezien zijn aard en samenstelling volstrekt ongeschikt is om gedachteloos te consumeren in grote hoeveelheden. Maar dat is iets dat geldt voor alle bieren die de moeite zijn om te drinken.

Schieve Tabernak

Iets zinvol zeggen over de Schieve Tabernak van de nieuwe Brusselse brouwerij De La Senne moet zowat de grootste uitdaging zijn waar Bierman al voor gestaan heeft. In de eerste plaats omdat hij het bier rechtstaand vermocht te proeven op de koude koer van het Vlaams gemeenschapscenter Elzenhof bij het brouwen met de gasten van Malt en Mout. In alle eerlijkheid kan Bierman met geen mogelijkheid meer zeggen hoe dit bier smaakte. Het enige dat nog een beetje bij is gebleven is de eerder bleke kleur en hagelwitte schuimkraag die vaker voorkomt wanneer ongemoute granen gebruikt worden (in dit geval rogge). Een paar keer klikken op het wereldwijde web maakt duidelijk maken dat de Schieve Tabernat een complex bier is waar veel smaken in samenkomen. Maar voor wie alle smaken van wat meer complexe bieren wil ervaren zijn nu eenmaal warmere temperaturen en grotere aandacht een absolute noodzaak. Overigens was het bier wel lekker, verfrissend en dorstlessend, wat toch ook geen onbelangrijke eigenschappen zijn.

Een tweede obstakel op het pad naar een samenhangende bespreking is het verhaal achter dit bier. De brouwers van De La Senne hebben een aantal titels in eigen beheer en brouwen daarnaast nog voor een aantal bevriende microbrouwerijen. De Schieve Tabernak maken ze in samenwerking met de Canadese brasserie Trou Du Diable. Het prachtig vormgegeven etiket in de tradities van de Senne, geeft zijn betekenis niet meteen prijs. Afgebeeld staat een priester die gezeten in een scheef tabernakel het schielijk overlijden van een duivel beweent terwijl het heilig sacrament rondom hem op de grond gestrooid ligt en buiten een apocalyptisch onweer woedt. Voorwaar een satanistisch visioen van het brave en veilige soort dat Bierman doet denken aan de monumentale roman ‘Là-Bas’ van Joris-Karl Huysmans.  Verder betekent een Schieve Architect in de Marollen gewoon een complete prutser, waarbij verwezen wordt naar de ‘chief’ architect van het Justitiepaleis die de helft van de buurt sloopte om zijn project te realiseren. Ook “Tabernac” staat sinds jaar en dag geboekt als een Canadees krachtwoord. Dus misschien is de naam van het bier wel een dubbele vloek waar zelfs de duivel van plat gaat. Maar hoewel Bierman gediplomeerd theoloog is, slaagt hij er verder niet in om kop of staart te krijgen aan de allegorische voorstelling op het etiket. Waarschijnlijk ontbreekt hem een cruciaal element dat in de binnenstad van Brussel tot het collectieve geheugen behoort. Benieuwd of iemand hem uit zijn onwetendheid kan verlossen.


Rest Bierman nog te zeggen dat voor wie in Brussel is en even wat minder zin heeft in een zure Gueuze, de brouwsels van De La Senne een smakelijk alternatief bieden, waarbij de heren brouwers bovendien nog heel wat moeite doen om de ziel van de stad op een hedendaagse manier in de fles te krijgen. Een stad zonder brouwerijen is een dode stad. 

Delirium Tremens

In een poging origineel uit de hoek te komen kent Bierman langere periodes waarin hij de meest obscure nieuwe bieren de revue laat passeren. Daardoor verdwijnen natuurlijk heel wat grote gevestigde waarden wel naar de achtergrond, maar op zich is dit geen probleem omdat grote gevestigde waarden uit hoofde van hun soortelijk gewicht perfect in staat zouden moeten zijn een lang verblijf in de luwte te overleven. Anders zouden het geen grote gevestigde waarden zijn. Dit alles om te zeggen dat Delirium Tremens, het onderwerp van deze tekst, uitgegroeid is tot een monumentaal en succesvol bier waar Bierman het afgelopen decennium nog geen woord over heeft gesproken.

De Delirium Tremens ontstond bij brouwerij Huyghe in het kielzog van Duvel als een variant van deze stevige gouden Ale die in korte tijd de wereld veroverde. De kenmerken die de Delirium overnam van Duvel zijn vooral de volledig uitgefilterde helderheid en het hoge alcoholpercentage dat ook bewust, warm en nadrukkelijk tot uiting komt in de smaak. In vergelijking met Duvel heeft de Delirium wel meer kleur, kruiden en body, wat hem iets dichter naar de klassieke Trippel abdijbieren doet opschuiven. Maar naast het feit dat het om een degelijk bier gaat is het toch vooral de kenmerkende Roze Olifant die de Delirium in de markt plaatst die het bier een stoer en speels karakter geeft, in een verpakking die aan snoep en speelgoed doet denken.

De expliciete link met overconsumptie van alcohol in de naamgeving heeft het bier  evenwel internationaal al heel wat problemen opgeleverd. Een Delirium Tremens is dan ook de naam van een zwaar ziektebeeld. Het betreft hier geen bijverschijnsel van de eigenlijke alcoholintoxicatie, zoals vaak wordt aangenomen, maar een ontwenningsverschijnsel na een langdurige periode van alcoholmisbruik. Het fenomeen zet zich drie dagen na het einde van het alcoholmisbruik, duurt ongeveer even lang en gaat gepaard met stuiptrekkingen, verwarring en hallucinaties (vandaar de Roze Olifant). Zonder behandeling is de aandoening in een derde van de gevallen dodelijk. Overigens sterven per jaar ongeveer 3,3 miljoen mensen aan de overmatige consumptie van alcohol of aan ziektes of ongevallen die hiermee te maken hebben. Een veelvoud hiervan kent een duidelijke verlies aan levenskwaliteit en bovendien moeten bijzonder veel mensen dagelijks omgaan met de problemen die familieleden of vrienden veroorzaken door de overconsumptie van alcohol.  In het licht van deze gegevens is de naamgeving van de Delirium Tremens inderdaad misschien een weinig ongelukkig te noemen.

Maar Bierman hoopt toch dat bierliefhebbers aller lande de mild ironische inslag van de Delirium kunnen smaken en begrijpen dat dit bier zeker niet bedoeld is om snel veel van te drinken. Degustatiebieren bestaan om mensen de kans te geven om rustig van een bier te genieten als totaalervaring. Dat is volgens Bierman overigens met alle goede bieren het geval en Bierman drinkt geen andere bieren.

TSTBRW02: De Koninck Russian Imperial Stout



Zoals Bierman reeds eerder opmerkte, had de Stout begin deze eeuw het twijfelachtige genoegen om volledig uitgestorven te zijn in onze contreien. Brouwers maakten geen stout en consumenten vroegen er niet om, een gegeven dat voor een Bierland eigenlijk gerust een schandvlek op het blazoen mag geheten worden. Stout en Porter waren lange tijd bieren die vooral als buitenlands werden geïnterpreteerd. Intussen hebben heel wat brouwerijen te lande de schade ruimschoots ingehaald en met wisselend succes hun eigen interpretatie uitgebracht van de stout.
Op zich is een stout niet moeilijker te brouwen (maar misschien wel moeilijker te verkopen) dan een ander bier, enkel de hoeveelheid gebruikte ingrediënten per afgevulde liter bier durft al eens hoog op te lopen. Een gemiddelde stout bevat vooral zwartgeblakerde gerst en havermout en hoeft niet noodzakelijk veel alcohol te bevatten. Een stevig glas zwarte Stout bij een bruine boterham moet vooral voedzaam genoeg zijn om een dokwerker of mijnwerker door de middag te helpen. Van de droge Stouts is Guinness het meest bekend voorbeeld en eigenlijk heeft het in dit genre weinig zin om te proberen dit bier te overtreffen. Een goedgetapte Guinness van het vat is een buitengewoon smakelijk en afgerond bier.

Een lange zoektocht doorheen de nieuwe interpretaties van Stout in België heeft Bierman geleerd dat de Hercule Stout van brasserie des Légendes in heksendorp Elezelles de best mogelijke volle combinatie van gebrande smaken en aroma’s biedt. De Hercule Stout is uitgegroeid tot het bier waarmee Bierman elke andere Stout vergelijkt.

De Imperial Stout tenslotte is een meer robuuste variant van de traditionele Stout, wat zich vertaalt in een hogere bitterheid en in meer alcohol. De Black Albert (en de talloze variaties hierop) die de geniale Struisse brouwers sinds enkele jaren produceren zijn tot op heden onovertroffen. Ook in dit segment van de zwarte bieren zijn de topplaatsen al bezet door enkele biermonumenten.

Enige tijd geleden werd bij brouwerij De Koninck beslist om kleinere hoeveelheden te brouwen van steeds nieuwe bierinterpretaties. Meegaande met de internationale craft-brewing trend, de innovaties van de proefbrouwerij en de constante aanvoer van nieuwe microbrouwerijen, brouwen ze tegenwoordig bij De Koninck creatiever en spectaculairder dan ooit tevoren. Het tweede testbrouwsel in deze reeks dat op de markt en in de cafés terecht is gekomen, werd uiteindelijk een interpretatie van de Russian Imperial Stout.
Bierman heeft dit bier met veel plezier gedronken en met evenveel plezier zal hij hiervan een tweede of een derde drinken. Het bier voldoet volledig aan verwachtingen van alles wat een goede stout dient te zijn. Maar om in het genre echt met de allerbesten mee te kunnen schiet dit bier net iets te tekort. Toch is Bierman meer dan benieuwd wat het volgende experimentele brouwsel van De Koninck zal worden. In het verhaal van kleinere hoeveelheden verrassende en uitdagende brouwsels is Bierman helemaal mee, hoewel het jammer genoeg onwaarschijnlijk is dat hij ze allemaal zal kunnen drinken en bespreken. Maar las daarvan, laat maar komen!

Malt & Mout in Brussel

Wie bier zegt in België, denkt vanzelfsprekend aan brouwerijen. Deze oorden vormen namelijk - krachtens een onwrikbare logica - bij uitstek de plaatsen waar bier gemaakt wordt. Maar vanuit een wat mank lopende analogie kan Bierman bij tijd en wijle niet nalaten op te merken dat melk ook niet uit het melkfabriek komt en de savooi vooralsnog niet van een lopende band in China rolt om dan per container de Antwerpse haven binnen te varen. Bier brouwen zit niet opgesloten in een brouwerij en zelfs een brouwerij valt niet helemaal samen met een bierfabriek. Niet alle brouwerijen zijn fabrieken en niet alle bierfabrieken hebben nog een hart voor brouwen.

Met deze ingesteldheid vertrok Bierman op een wat druilerige decemberochtend naar de hoofdstad om bij de guitige jongelieden van Malt&Mout bier te gaan brouwen in de inkomhal van het Vlaams cultuurcentrum Elzenhof. Deze vereniging organiseert namelijk enkele keren per jaar een pretentieloze brouwsessie waarvoor zowat iedereen die een pollepel kan vasthouden is uitgenodigd (en indien zelfs dat niet lukt, is er nog altijd het degusteren tussen de verschillende brouwstappen door). Overigens trotseerde Bierman niet enkel het boze oog van de multinationale brouwfirma’s, maar vertoonde hij ook nog een duidelijke minachting voor de verhoogde veiligheidsdreiging in de hoofdstad. Vanuit een bepaald perspectief kan Bier brouwen ook als een heldendaad gezien worden.

Voor wie nog nooit gebrouwen heeft was de samenwerking met Malt&Mout buitengewoon interessant. Ongeveer alles werd stap voor stap ter plaatse gedaan: het schroten van de mout met een boormachine van den Briko, de verschillende stappen van het koken met ketels van het Amerikaans Stockhuis op gasbekkens, het grondig reinigen van ongeveer alles en iedereen met een gele tuinslang op de koer van het Elzenhof, tot en met het op plastieken vaten trekken en gist toevoegen. Enkel voor de gisting zelf werd de voorzichtige suggestie gedaan om tijdelijk naar huis te gaan, omdat twee maanden bivakkeren in de tochtige gang van het Elzenveld niet enkel slecht is voor de gezondheid, maar ook onhygiënisch is en misschien zelfs een weinig marginaal kan overkomen.

Bier brouwen is niet echt eenvoudig. Temperaturen en kooktijden worden best gerespecteerd, hoewel er hier wel een zekere foutenmarge is. Deze foutenmarge is overigens volstrekt afwezig voor wat betreft hygiëne bij het brouwen. Maar daarnaast is brouwen volstrekt geen magisch ritueel waar enkel grote brouwerijen een select gezelschap van toegewijde volgelingen bij inwijden. Brouwen is plezant en iedereen kan brouwen. De sympathieke gasten van Malt&Mout tonen alvast dat alles begint bij het delen van een passie en dat met een wat basiskennis en wat basismateriaal de mogelijkheden onbeperkt zijn (en heel snel toenemen).