Optimo Bruno

Toen bierman vorige week de Optimo Bruno van Grimbergen dronk, had hij zich eigenlijk verwacht aan een stevige versie van de klassieke dubbel. Tot zijn schande moest hij echter ervaren dat dit niet helemaal strookte met de realiteit in het glas. Er valt in ons land nu eenmaal zoveel bier te drinken dat het er met de Optimo Bruno de afgelopen jaren gewoon niet van was gekomen. Dat gebeurde niet uit naijver of nijd of uit één van de andere hoofdzonden, maar gewoon omdat bierman een lijstje met andere prioriteiten had afgewerkt met – toegegeven - in het achterhoofd een langzaam groeiend gevoel iets vergeten te hebben. Even denken: vuilbakken buitenzetten – check, kat eten geven – check, Optimo Bruno drinken – ch… AH!.

Om zijn fout meteen maar in stijl goed te maken, besloot bierman zich bij de betere doe-het-zelfzaak een houtvuur voor buiten aan te schaffen en ’s avonds meteen de functionaliteit hiervan uit te putten. En zo dronk bierman zijn eerste slok Optimo Bruno laat op de avond, bij de hitte van een roodgloeiend vuur en met de geur van brandend dennenhout in de neus, terwijl de sneeuw in dikke vlokken rondom hem neerviel.
U begrijpt natuurlijk, beste bierliefhebber, dat op dit mooie – zij het wat geënsceneerde – moment van genade het feit dat deze Grimbergen niet helemaal aan de verwachtingen voldeed een toch wel redelijk ingrijpende gebeurtenis was in het doorgaans rimpelloze leven van Bierman. In plaats de verwachte klassieke kruidige zwarte dubbel bleek er eigenlijk een fris en licht bier in het glas te zitten dat eerder neutraal en traag op gang kwam. De naam Optimo Bruno is volgens bierman dan ook een goede omschrijving van deze Grimbergen: bruin maar niet te donker met een smaak die het midden houdt tussen dubbel en amber.
Bierman wil niet gezegd hebben dat hij teleurgesteld was, maar hij besefte wel plots met enige ontnuchterende nadruk dat hij alleen in de kou in zijn tuin stond terwijl rondom hem een sneeuwstorm huishield die Vlaanderen platlegde en hij voelde zich toch een beetje … ja … stom.

Maar de Optimo Bruno is een vechtertje en het bier herstelde zich wonderbaarlijk. Het eerste teken hiervan was het feit dat de schuimkraag ook na een paar slokken niet wilde niet wijken, voorwaar een zeldzaamheid in bierland. Daarna leek het wel of het bier steeds sterker terugsloeg met een voortreffelijke afdronk en een lang aangehouden toets van alcohol die meer en meer biermans lichaam van binnen uit verwarmde. Dat er zoveel uit zo een onschuldig bier kon komen was op zijn zachtst gezegd opmerkelijk toe noemen. En zo week de eenzaamheid en verrees in de gloed van biermans schamele houtvuurtje de Fenix die zo kenmerkend is voor de abdij van Grimbergen.

Op de site van Grimbergen, die redelijk indrukwekkend mag genoemd worden, ziet bierman Jan Decleir wat onwennig door het beeld schuifelen. Het heeft wel iets. Belangrijker is evenwel dat bierman hier te weten komt dat de Optimo Bruno oorspronkelijk bedoeld was als Paasbier. Als Paasbier is het bier misschien te donker en te straf, als Kerstbier vallen kleur en body op het eerste zicht wat licht uit. Maar ergens daar tussenin, daar is de Optimo Bruno zijn eigen speciale zelf: Helder optimaal bruin bier met sneeuwvlokkenschuim en hartverwarmende alcohol. Bierman heeft die nacht overigens héél goed geslapen, veilig onder de warme wol terwijl buiten de sneeuw het land toedekte en Sinterklaas over de daken liep. Benden bij de schouw stond de Optimo Bruno klaar voor de Heilige man.

Tournée Générale - seizoen 1

Omdat de vorige week bij bierman zowat in het teken stond van Tournée Générale, kon bierman niet anders dan hier een paar woorden over schrijven. Goed wetende dat de bierminnende goegemeente – tot nader order nog steeds een zeer gewaardeerd maar verder ook weinig in rekening gebracht klankbord – zich natuurlijk spontaan in foetushouding legt bij het horen van zoveel verouderde praat over een programma van lang geleden. Bierman moet inderdaad toegeven dat het kwaliteitsvolle Canvas programma waarin Jean Blaute en nog iemand uit Engeland onze biercultuur gaan ontdekken al twee jaar geleden werd uitgezonden. Maar op dat moment was bierman al een paar jaar gestopt met emotioneel investeren in zijn kijkbuis en was zijn televisie kort voordien dan ook gestorven van ellende en jarenlange verwaarlozing. Dat was dus voorwaar niet het beste moment om een kwaliteitsvolle bierreeks uit te zenden op onze cultuurzender en die heeft daarover ook vanzelfsprekend een uitgebreide klachtenbrief mogen ontvangen.
Deze week kreeg bierman evenwel de dubbelDVD van deze reeks toegestopt van een barmhartige bierliefhebber en is de tijd gekomen om terug bij de tijd te komen. Nu is het wel zo dat bierman voorlopig nog altijd geen enkele aflevering heeft bekeken van Tournée Génerale, maar dat hij wel de meeste brouwerijen in dit programma – toch wel de belangrijkste hoofdpersonages als Jean Blaute niet in beeld is – al met zijn eigen ogen van binnen en van buiten heeft mogen aanschouwen. Daar zijn inderdaad enkele erg mooie fabriekjes bij zijn. Industriële archeologie kan bij wijlen bloedmooi zijn, zeker als er daarna nog iets te drinken valt. Vreemd overigens dat Canvas zo lang wacht om het leven van Bierman te verfilmen, maar Tournée Générale lijkt alvast een zeer lovenswaardige aanzet in de goede richting.

Toevallig slingerden er vorige week trouwens, door een vrij opmerkelijke opstoot van temporele coïncidentie, ook twee flessen Tournée Générale ergens rond in Bierman’s bureau. U weet wel: het bier van het programma. Bierman heeft deze flessen in goed gezelschap soldaat gemaakt en ze waren goed zoals Belgisch bier goed kan zijn, maar verder eigenlijk weinig opmerkelijk.

Voila, geest gevoed en dorst gelest in één korte tekst. Ooit gaat u me nog dankbaar zijn… maar tot die tijd blijft bierman ter beschikking tot nut en vermaak van iedereen. Nu Canvas nog meekrijgen.
ps: biermans mening over Tournée Générale kan u lezen bij de berichten van februari 2011

Budels Honing

Bierman heeft net een Zuid-Afrikaanse bijbel gekregen en dus gaat hij van deze keer maar meteen de evangelische toer op. Wat is er tenslotte een betere manier om de dag te beginnen dan met een stevig citaat uit de Nuwe Lewende Bybelvertaling van de Christelike Uitgewersmaatskappy: Hulle wat ander se dors les, is self altyd verkwik. Mense wat graag uitdeel, ontvang altyd meer (Spreuke van Salamo, 11).

Rest bierman nog om iets intelligents te vertellen over het biologisch honingbier van Budels dat via heel wat omwegen bij hem in het glas ik gekomen. Dit bier zonder vooroordelen drinken heeft wel iets verfrissend: het smaakt als een mooi afgeronde pils met een lichte honingafdronk. Verder heeft de brouwer ervoor gekozen om de Budels honing nogal nadrukkelijk als zacht aan te prijzen (het wordt volgens het etiket zelfs gebrouwen met zacht brouwwater wat volgens wikipedia dan weer duidt op een lage concentratie van metaal-ionen, bicarbonaten en sulfaten. Gedemineraliseerd strijkwater dus …). Maar hoe dan ook vat ‘zacht’ de boel wel helemaal samen. Budels honing is zacht en subtiel, beetje bleek en doorschijnend, pareltjes die eerst beleefd vragen of ze mogen prikken, honingsmaak die pas aan de slag gaat als de delicate toets van hopbitter plaats heeft gemaakt, een beetje alcohol om niet onfatsoenlijk te zijn en schattig pluizig schuim waarmee een hoofdkussen gevuld kan worden om heerlijk op te slapen. Het feit dat er eigenlijk wel heel wat honing in dit bier verwerkt zit blijkt vooral achteraf, bij het ruiken aan een net leeggedronken glas waarvan de hop is vervlogen. Wat overblijft is een beetje mout en véél zoete honing. Al bij al vormt het geheel vormt een toegankelijk maar toch redelijk boeiend bier dat duidelijk moeite doet om meerwaarde te bieden. Iets om halfweg te drinken: op een of andere woensdag of na het werk maar voor de avond of zo.

Tegenover Barbãr, de ongekroonde koning van de Vlaamse honingbieren, valt natuurlijk weinig te beginnen. Maar anderzijds is Barbãr wel een zwaar, dik bier waaruit de honing uit alle poriën zweet. In die zin zijn de Nederlandse bastaardneefjes van onze Barbãr als Budels of Alfa Midzomerbier eigenlijk wel vlot verteerbare tussendoortjes die zeker hun eigen bestaansreden hebben.

De brouwerij van Budels zelf, is een middelgrote familiebrouwerij met een zeer uitgebreid assortiment. Diversificatie kan een goede marketingstrategie zijn, maar bierman vraagt zich toch een beetje af of Pilsener, Oud Bruin, Malt, Witte Parel, Capucijn, Goudblond, Kolos, Zware Dobber, Lentebock, Herfstbock, Pilsener Bio en Honing op de markt te brengen niet een beetje teveel van het goede is. Maar misschien vormt dit tegenover de sterke merken van de grote brouwers wel een goede optie, net als eigen lijn van flesjes (van 30 cl) van deze brouwerij, die zo goed als allemaal op eenzelfde vormgeving terugvallen.

Budels ligt overigens in het uiterste zuiden van Nederland, net naast buurgemeente Hamont-Achel waar sinds een decennium ongeveer Vlaamse trappist wordt gebrouwen. Het moet daar een rijke streek zijn, waar het goed is om wonen.

Peerdevisscher

Bierman, zo durven zeldzame kritische stemmen wel eens te fluisteren, bierman bol het af met uw wekelijkse flauwe zever tot nut en vermaak van het klootjesvolk voor wie het toppunt van vertier nog steeds een dag met de kinderen in Plopsaland is. Een tekst van bierman over één of ander marginaal bier lijkt meer op een geschreven aflevering van Vlaanderen vakantieland dan op een wetenschappelijke analyse van een bier met bijhorende proefnotities zoals serieuze onderzoeksjournalistiek zou moeten zijn. Een Watergate van het bier dat zou pas een artikel zijn, zo weten critici hier niet gespeend van enig sarcasme nog aan toe te voegen, maar denkt bierman nu echt dat bierminnend Vlaanderen zit te wachten op weeral een beschrijving van de betere toeristenval met bijhorend bier?

Hoewel bierman erg goed tegen kritiek kan en eerder al menig tegenstander die het tegendeel beweerde op hardhandige wijze de mond heeft gesnoerd, valt er toch wel enige waarheid te schrapen uit de bodem van de emmer naijver en nijd, die deze biercritici van de biercriticus met hun ezelsstamp omverschoppen. Maar anderzijds denkt bierman natuurlijk wél dat Vlaanderen op hem zit te wachten. En de retorische vraag die bij deze boutade hoort, zal dan ook eerder met een volmondig ja beantwoord worden dan met een veronschuldigend kuchje en een verlegen blik naar het schrale schuim op het glas. Of denken de heren critici dat bierliefhebbers willen lezen aan wat voor smaak een bier doet denken? Als bierman sinaasappelschil wil proeven dan zal hij wel in een appelsien bijten dank u wel, maar verder dient een bier alleen maar om van te genieten onder de juiste omstandigheden.

Vorige week bracht bierman dan ook in allerbeste Vlaanderen Vakantieland Traditie een bezoek aan het visserijmuseum in Oost-Duinkerken, terwijl buiten de voorlopig ergste waternood in de lage landen van het lopende millenium zich aan het ontwikkelen was. Na met grote aandacht en belangstelling en stuk walvisschedel te hebben bekeken alsook een ruim scala aan artefacten die de visvangst doorheen de eeuwen mogelijk maakten, na twee dozijn schilderijen van garnaalvissers te zijn gepasseerd en de miserie van de ijslandvaarders zowat aan den lijve te hebben gevoeld, kon bierman eindelijk zijn hart ophalen in de het bijhorend etablissement Den Peerdevisscher. Overigens voelde Bierman zich doorheen het museum, bij het bekijken van de visserboot Martha en het doorlopen van een oud vissershuis (dat ze vergeten in Bokrijk te zetten zijn), zowaar een beetje stoere zeebonk worden, klaar om een nog spartelende haring ter plaatse te fileren en te pekelen terwijl de golven over het dek slaan en boeg strak op de Zuidwester staat of zo. Een zuidwester die op dat ogenblijkoverigens wel degelijk spel aan het houden was in ons vlakke land. Geen wonder dat bierman met veel dorst de deur van Den Peerdevisscher voor zich opensloeg en bij de waardin een vers getapt gelijknamig bier bestelde.

Deze Peerdevisscher was afwisselend zoet en zuur, pikzwart met lichtbruin schuim en het zat in een klein buikglas waarhet precies niet echt in thuishoorde, alsof het eruit wou springen of zo. De grote verdienste van dit bier is dat het met zijn uitgesproken smaken een zeeman waardig is en toch redelijk goed samengaat met – zo weinig mogelijk bereide – vis of ander zeeleven. De 6,5 graden alcholol waren net voldoende om de storm buiten even te vergeten. Bierman kreeg er zowaar een warm gevoel bij en zou zelfs zijn grootste critici op dat moment zonder aarzelden de vredeskus hebben gegeven.

Achteraf bleek het vreemd genoeg redelijk moeilijk om uit te vinden waar het bier juist gebrouwen wordt. Waarschijnlijk werd het vanaf 1987 in Brouwerij Callebaut (Wieze) gebrouwen en na de sluiting hiervan, bij Strubbe in Ichtegem waar ze ervaring hebben met Ichtegems Oud Bruin dat duidelijk van dezelfde familie is. Naar het schijnt is de versie van het flesje iets wranger, iets wat bierman eigenlijk veel liever in het glas krijgt.

Voila – vissersbier dus – en daarmee weet u weeral wat doen als u weer eens aan de Belgische kust bent of een onderwerp zoekt om kritiek op te geven bij het drinken van een passend biertje in uw favoriete café.

Drie rampen

De afgelopen week werd bierman geteisterd door drie plagen die hem het gevoel gaven – na successievelijk en redelijk meedogenloos hun onheil afgewerkt te hebben - dat op zijn Duvel geen schuim meer stond, maar eerder zure opgeklopte eiwitvlokken. Als eerste bron van ondraaglijk lijden noemt bierman natuurlijk het feit dat de PC Gameplay, het gamesmagazine waarop bierman als ongeveer 200 jaar een abonnement heeft lopen, multiplatform is gegaan. Nu breekt mijn klomp en gebruiken kabouters de stukken om hun stoof aan te steken, denkt bierman dan (en met hem waarschijnlijk de rest van geabonneerd Vlaanderen). Bierman gaat toch echt geen geld betalen om te lezen over Wii Sports Resort, de nieuwe Nintendo DS Croque Monsieur Sim of godbetert Kleiduifschieten op de Kinekt (met extra minigames: de staande en liggende wip). Van PC exclusive naar Multiplatform gaan, dat is ongeveer hetzelfde als naast biertekstjes ook over Cola en Fristi te beginnen schrijven. Het kan wel, maar is er ook publiek voor? Bestaat er ook een Kirby met zombies? DAT is multiplatform.

De tweede ramp die bierman vorige week trof was de treinstaking. Niet dat bierman zich stoort aan treinstakingen. Ze mogen van hem bij de Belgische spoorwegen gerust alle dagen het werk neerleggen tot bescherming en verheffing van het verzamelde proletariaat. Bierman wil zich voor de goede zaak gerust verplicht blijvend opofferen en begrijpt volledig dat hij solidair moet zijn. Bovendien heeft Bierman het resulterende nationale verkeersinfarct veilig thuis doorstaan. Blijft alleen de vreugde omwille van het succes van deze actie en het vredige besef dat sociale verworvenheden van iedereen onverkort behouden blijven. Het was tenslotte in ons aller belang dat het treinpersoneel thuisbleef.
Nee, de eigenlijke ramp was natuurlijk het langzaam doorbrekende besef dat – moest bierman zelf staken – niemand het zou merken. Ze zouden waarschijnlijk zelfs geen witruimte voorzien waar anders zijn gevleugelde zouden staan. DAT is hard.

Tot overmaat van ramp moest bierman vorige week ook naar Duitsland. Net als treinstakingen en Multiplatform boekjes heeft bierman in principe overigens geen enkel probleem met Duitsland. Het is een erg mooi land met erg sympathieke mensen en een taal die mooier klinkt dan deze van Baudelaire. Maar het kloppende economische hart van Europa is tot nader order geen bierland. Ze beweren daar van wel natuurlijk, maar ze zijn het écht niet.
In Duitsland aangekomen besloot Bierman, wijs als hij is, zich in eerste instantie te beperken tot de Duitse Pils. Maar toen de eentonigheid toesloeg, bleken er verder alleen maar halve liters witte Kolsch of Edinger of whatever op de kaart te staan en in een zeldzaam geval een donker(!) witbier dat de naam Alt draagt. Donker witbier dat is dus tarwebier van donkere mout of zo. Op zich eigenlijk wel een verfrissend idee, maar niet als het de enige en meest verheven bron van innovatie van de afgelopen drie eeuwen. Het is niet omdat heel Beieren overdekt wordt met een tent in oktober en zich een collectief delirium zuipt aan zuivere pils dat Duitsland een bierland is. Bij ons leggen ze de Westvleteren in de Colruyt. DAT is een bierland.

Platslaan

De miserie van de Chileense mijnwerkers indachtig, die na 60 dagen onder de grond zopas opnieuw geboren werden in een land waar ze enkel Brahma pils hebben, besloot bierman om uit solidariteit ook zichzelf een frisse Brahma te schenken. Tussen Patgonië en Juarez, boven, op of onder de grond, is Brahma zowat het enige bier dat er te drinken valt en volgens bierman is dat voorwaar een gedachte die te denken over de zin van het leven. De naam Brahma kan overigens zowel verwijzen naar de schepper van het universum bij de Hindoes als naar een statig en opgericht kippenras met een forse donsontwikkeling en voetbevedering. Het is maar dat u het weet.
Tot zijn grote schande sloeg Bierman’s Brahma volledig plat in het glas. Brahma, de schepper van het Universum (behalve van dat van de moslims en de christenen) weet natuurlijk wat in het diepste van een mensenhart omgaat, wat een vrouw doet wenen, een man doet opspringen en een bier doet platslaan. Maar bierman reikt helaas, hoewel zijn naam anders doet vermoeden, nog niet aan de ligamenten van een mindere halfgod en dus kan het ook hem gebeuren dat er ondanks zorgvuldige voorbereidingen geen schuimkraag in het glas komt.

Het wereldwijde web durft nogal eens een bron te zijn van nuttige informatie. Zo probeerde bierman zichzelf al, overigens met wisselend succes, via het web te leren schaken, smoothies mixen, de bios van zijn computer herschrijven en contacten leggen met andere mensen via facebook. Helaas is het internet ook een bron van diepgaande en onvergeeflijke onzin en vooral over bier wordt er heel wat afgemelkt. In tegenstelling dus tot wat de halve wereldbevolking vrijblijvend beweert is met het eerste voor de hand liggende voorwerp roeren in platgeslagen bier geen goede optie en ook met het glas schudden of draaien brengt geen wezenlijke verbetering. Er komt dan wel een dun, schraal schuim op het bier dat snel weer wegtrekt, maar daarbij gaat het gehalte aan koolzuurgas veel te snel naar beneden en worden, in het geval van hoge gisting, de gistresten onderin het glas met het bier vermengd. Eigenlijk helpt alleen maar opdrinken en een nieuw bier uitschenken in een ander glas.
Blijft de vraag waarom bier platslaat ondanks uitdrukkelijk verbod van de schenker. Het antwoord is eigenlijk redelijk simpel denkt bierman. Bij de gewone afwas zijn er maar zelden problemen en die ontstaan voornamelijk door resten van vet in het glas, van bijvoorbeeld vingerafdrukken of vaatdoek, en natuurlijk bij resten van vaatwasmiddel. Voor de vaatwasmachine is waarschijnlijk het glansmiddel de grote boosdoener en worden zowat alle bierglazen getroffen (dus best geen bierglazen in de vaatwasmachine steken). In beide gevallen geldt dat extra naspoelen wel soelaas kan bieden. Maar verder experimenteren kan natuurlijk zeker geen kwaad. Of zou er geen assistent zijn aan onze gezegende instelling die hierover verder onderzoek zou willen doen?

Wissant

Lang geleden al heeft bierman eens opgemerkt dat speciaal bier in België durft nogal eens te verschillen van wat ze in het buitenland onder speciaal bier verstaan. Speciaal in onze knusse contradictie van een land is alles wat opmerkelijk is. Lage gist en blonde mout zijn normaal, dat noemen we pils en tot zover volgt het buitenland nog wonderbaarlijk goed. Hoge gist, hergisting op de fles en donkere mout beginnen we in Belgenland al een heel klein beetje speciaal te noemen, terwijl pakweg de Duitsers een pils met donkere mout al het toppunt van avontuur lijken te vinden. Ergens zit er hier toch en knoert van een Babylonische spraakverwarring. Op een Duitse bierkaart staan vier soorten pils, een paar witbieren (dat is daar eigenlijk gewoon pils met tarwe) en een paar speciaalbieren: pils met donkere mout. Wie proeft daar na een paar halve liters eigenlijk nog het verschil tussen?
Daartegenover staat onze eigen brouwtraditie. Tot de speciale bieren als soort kunnen we hier om te beginnen al pareltjes als Palm en De Koninck rekenen en wie verder kijkt dan de soort groot is ziet dat zowat alles wat hier lokaal gebrouwen wordt een pak meer diepgang en avontuur heeft dan wat ze ten oosten van FC Eupen brouwen. In Nederland was tot voor enkele jaren de Bock verworden tot de Duitse variant van donkere pils, in England was op den duur de Ale ook al van lage gisting en in Frankrijk was er zelfs geen verband tussen bier en speciaal.

Maar wacht even… In héél Frankrijk? Nee, één klein streekje helemaal in het Noorden van het land bleef zich hardnekkig verzetten tegen de Romaanse wijndominatie. In Frans Vlaanderen zijn ze hun oude tradities nooit helemaal vergeten en bleven ze hardnekkig brouwen tegen alle gegiste druivensappen in. Vandaar ook dat bierman enkele dagen geleden met een gerust gemoed over de Franse grens kon trekken om daar persoonlijk enkele unieke bieren te gaan ontdekken.
Wie de autostrade neemt tot aan de Belgische kust en vandaar naar het zuiden rijdt, langs alle grote, overvolle Belgische badsteden (Oostende – Blankenberge – Plopsaland), komt een paar kilometer voorbij de laatste stad, ergens tussen Duinkerke en Boulogne-sur-Mer de desolate Cap-Blanc-Nez tegen: een hoge witte krijtrots van waarop de kust van England duidelijk zichtbaar is. De beklimming van de Cap-Blanc-Nez is een hele onderneming, maar het uitzicht van daar op de Opaalkust, de witte kliffen van Dover en de trage Picardische Heuvels is werkelijk fenomenaal. Wie boven op de klip staat kan helemaal aan de andere kant van de baai een tweede veel donkerdere klip zien die de naam Cap-Gris-Nez draagt. Daartussen, diep beneden, nog geen halve meter boven zeeniveau, ligt een goudgeel strand dat bij hoog water telkens weer volledig overstroomt door de koude Noordzee. Daar liggen de kleine witte huisjes, het grijze hotel met twee sterren en de lage vervallen appartementen van het minuscule, door toeristen vermeden badstadje Wissant.

Daar, op Cap-Blanc-Nez, neerkijkend op Wissant en een handvol scheefgezakte Duitse bunkers, terwijl de meeuwen hem uitlachten, terwijl de Noordzee steeds weer in witte schuimkoppen en opalen kleuren stukbrak op de klip, terwijl de veerboten oprolden naar het verre Dover en de geiten op de scheve krijtrotsen op wat schrale wortels stonden te kauwen, terwijl de lucht twijfelde over de regen, heeft bierman een ijskoude Blanche de Wissant gedronken. Op de achtergrond speelde Willem Vermandere, een mens geboetseerd uit wind en klei, een klein liedje zonder woorden: "... en passant par Wissant..."

Zo moet bier zijn.

Gageleer

De herfst is weer in het land. Voor sommigen het uitgelezen moment om – tussen twee verkoudheden door - de stoof aan te steken, mutsen te breien of kastanjes te poffen. Ook Bierman doet in de herfst wel eens wat herfstige dingen zoals gaan wandelen in een bos of natuurgebied om aldaar de frisse lucht op te kunnen snuiven. Als dat natuurgebied daarbij toevallig ook nog een eigen bier heeft dan kan bierman alvast niet klagen over het vallen van de blaadjes.

De Gageleer is een riviertje dat door het natuurgebied De Liereman stroomt in het Kempense Oud-Turnhout. De naam van dit riviertje verwijst naar de Gagelplant: een lage struik die in de voedselarme moerassen (heide) van de Kempen groeit. Deze plant leverde in de Middeleeuwen het hoofdbestanddeel van Gruut waarmee toen bier gekruid werd en langer bewaard kon worden. Later werd Gruut overal vervangen door de typisch bittere smaak van hop.

Natuurmensen brouwen natuurlijk biobier. En dus werd een locale thuisbrouwer gevraagd om een recept op punt te stellen en werd de Proefbrouwerij van Lochristi aangesproken om een Gageleer volgens dit retro recept te brouwen (maar dan wel met hop én Gagel). Het resultaat mag er overigens zeker zijn. Driewerf hoera voor iemand die dit recept met beperkte middelen en na zijn uren op punt heeft weten te stellen. De Gageleer wordt gedragen door een voor de hand liggende mout- en alcoholsmaak (7,5%), maar daarbij hoort nadrukkelijk een stevige en lekkere kruidensmaak waar bierman niet meteen één etiket op kan plakken. Lekker is het wel en zeker uniek in zijn soort. Net als bierman dacht dat hij alles al had meegemaakt in bierland, slaagt één of andere Belgische brouwer er toch weer in om een uniek bier te maken. En daarmee is weeral bewezen dat nieuwe bieren niet altijd kopieën van abdijbieren moeten zijn. Die mode is nu toch echt wel op zijn einde aan het lopen.

Overigens: alleen al voor het etiket van een Gageleer zou bierman er één drinken. De inspiratie hiervoor was volgens de brouwer zelf Heavy Metal, maar bierman herkent er eigenlijk vooral Two Worlds of Dragon Age in om maar eens twee computergames te noemen. En daarbij is bierman bij de essentie van een meesterwerkje als Gageleer. Door natuur en Heavy Metal te combineren, Hop en Gagel, thuisbrouwer en proefbrouwer, … door af te wijken van de platgetreden paden (hoewel dit in volledig harnas midden in een moeras zoals op het etiket wel minder aangewezen is) ontstaat iets dat meer is dan de som van de delen. Lang leve de Heavy Metal Natuurmens.

avonturen in bierland

Net als de vorige jaren gaat bierman weer proberen om elke week iets interessants over bier te schrijven, of - zo u wil – zelf interessant te doen rond bier terwijl hij er eigenlijk stiekem niet van afweet. Geen beter begin van het jaar overigens dan een update van alles wat er is gebeurd in bierland en wat bierman nog niet is vergeten.

Het meest vermeldenswaardige blijft natuurlijk het feit dat we nog altijd geen regering hebben. Grappig eigenlijk omdat bierman deze tekst zonder problemen op het internet kan posten en daarmee de komende maanden branden actueel zal blijven. De belangen zijn natuurlijk groot: Wallonië dreigt pakweg Westvleteren en Duvel te verliezen terwijl in Vlaanderen bij een eventuele boedelscheiding onder andere Rochefort en La Chouffe tot de buitenlandse bieren gerekend moeten worden. Dat Brussel de enige plaats is op deze planeet waar Oude Gueuze gebrouwen wordt maakt de situatie alleen maar meer complex. Bierman weet eigenlijk niet goed of de onderhandelaars eigenlijk wel goed beseffen wat er allemaal op het spel staat. Bovendien praat bierman zelf nooit zo lang met iemand als die gasten in hun geïmproviseerde praatbarakken. Alle gesprekken worden beter met bier, alle films worden beter met zombies en een gazet zonder stripverhalen zou ook niet hetzelfde zijn.

Genoeg politiek evenwel, er was ook biernieuws. AB Inbev of zo heeft per ongeluk pils gebrouwen met Leffe gist en alles terug uit de handel genomen. Bierman dacht dat ze in het Leuvense biervaticaan onfeilbaar waren maar zelfs de meest verheven instelling durven wel eens vastlopen op details (kijk maar naar de Golf van Mexico). Net als na de mislukte verplaatsing van Hoegaerden naar Jupille weet bierman niet waarom. Weet eigenlijk één man op deze planeet waarom?

Duvel blijft op het overnamepad met een zeer regelmatig gemiddelde van één brouwerij elke zomervakantie. Na La Chouffe en Liefmans moest deze zomer de onaantastbaar gewaande Antwerpse familiebrouwerij De Koninck eraan geloven. Overigens lijkt iedereen beter te worden van deze deal. Het bolleken blijft in (Provincie) Antwerpse handen, de brouwerij krijgt weer ademruimte en Duvel-Moortgat kennende zullen er geen toegevingen gedaan worden naar de kwaliteit van het bier. Alleen het lot van de nog erg jonge maar verdienstelijke Gusto-bieren is onzeker. We zullen zien.

Er zijn ook weer wat Belgische bieren wereldkampioen geworden. Bierman is te tam om op te zoeken welke het deze keer juist waren. Dus Google dat zelf maar even. Niet elke brouwerij doet hieraan mee en de uitslag van dit soort blind geproefde wedstrijden is soms erg vreemd. Moest het aan bierman liggen dan zou het gaan om bieren als Omer, Urthel en Brugse Zot, maar misschien zijn het er andere deze keer. Net als elk jaar zijn er ook buitenlandse bieren met de eerste prijs gaan lopen in een aantal “Belgian styles”, wat toch altijd wat vreemd blijft. Het meest tragische blijft natuurlijk het feit dat zelfs met een bovenmenselijke inspanning het fysiek onmogelijk blijft om alle prijswinnende bieren te degusteren.

Voila, beste bierliefhebber, u bent weer helemaal mee, behalve met de dingen die bierman niet heeft gezegd natuurlijk, maar daar is niemand verantwoordelijk voor en we hebben nog een heel jaar om het weer goed te maken.

Roman

Een paar weken geleden ging er een nieuwe editie door van Open Brouwerijendag, wat gewoonlijk wel garant staat voor alweer een hoogtepunt van het jaar. Bierman ging dan ook plichtsgetrouw op onderzoek uit naar Brouwerij Roman met in het achterhoofd de mogelijkheid om hier later een klein tekstje over te kunnen plegen.
Meer dan een gewone brouwerij is Roman eigenlijk een gigantische plaatsverspillende brouwsite met mooie residentiële gebouwen in Oostenrijkse stijl, een monster van een brouwschip in statige baksteen en glimmend koper, een afvullijn in goedgebruikte fabrieksloodsstijl en een binnenkoer die even groot is als al de rest samen (de spingkastelen staan er waarschijnlijk niet altijd). Vooral het aan de straat gelegen fabrieksgedeelte kan eigenlijk onmogelijk méér brouwerij uitstralen dan daar bij Roman. Bierman was dus al redelijk onder de indruk bij het betreden van deze biertempel en het leek inderdaad wel alsof de machtige omkadering het koperwerk vanbinnen meer deed blinken dan in andere brouwerijen. Toch was het vooral de oude stoominstallatie die gebruikt werd voor de koeling bij het brouwen van Pils die ronduit indrukwekkend was. Net deze installatie toont de betekenis van Roman in volle glorie als een brouwerij die erin slaagde om de omslag te maken naar lage gisting, daar waar zoveel andere brouwers uit de markt gingen of noodgedwongen innoveerden met de meest fantastische brouwsels. Een beetje verder stond Bierman overigens tussen een lange rij stalen pilskuipen en het daagde hem dat dit eigenlijk de eerste keer was dat hij een brouwerij met lage gisting bezocht, na heel wat zinken open kuipen, lange rijen eiken vaten, talloze tanks in allerhande soorten en maten voor de hoge gisting, was dit de eerste keer dat Bierman zich omgeven wist tussen hectoliters lage gisting. Voorwaar een moment om even stil van te worden (ware het niet dat de industriële afvullijn een beetje verder op volle toeren draaide – ook dat is telkens weer een plezier om te zien).

Met een bonnetje mocht Bierman ook gratis iets drinken (bedankt hiervoor Roman). Het Roman Oudenaards Bier werd een paar jaar terug omgedoopt tot Adriaan Brouwer. Er staat een schitterende beschrijving van dit bier op de site van Roman (www.roman.be) en het is ook een lekker bier, maar in dit genre heeft Bierman eigenlijk stiekem een voorliefde voor meer wrange toetsen zoals die bijvoorbeeld in de Oudenaardse Felix van vroeger zaten of voor de spontane zurigheid in de al even Oudenaardse Liefmans Oud Bruin. In vergelijking met deze monumenten is de Adriaan Brouwer een erg veilig bier en Bierman kan zich niet van de indruk ontdoen dat het er met de jaren veiliger op wordt. Dan is de nieuwe Adriaan Brouwer Black Gold een veel indrukwekkender bier. Helaas was een ijskoude versie die Bierman dronk op het terras van de biertent bij de brouwerij, in volle zon, met een live optreden van een Sinatra imitator op de achtergrond, niet echt de ideale setting om complexe aroma’s op het spoor te komen. Verder brouwen ze bij Roman voor zowat heel de streek – inclusief alle parochiezalen – nog de verdienstelijke Enames, de lekkere Romy Pils, de sfeervolle Special in Engelse stijl, Mater Witbier, Sloeber (een Duvelkopie en het merk van Baltazar Boma) en een overbodige luxepils met de naam Black Hole.

En daarmee vormt de brouwerij een indrukwekkend stukje brouwgeschiedenis dat hopelijk nooit verloren zal gaan en tegelijk is het een levende brouwerij met een ruim assortiment zeer degelijke bieren. Ze hebben niet meteen een jong en dynamisch imago zoals onze grote multinationale pilsbieren (soms wordt er wel wat onterecht gegniffeld met de Romy Pils) maar met de aanstormende vergrijzing is dat volgens Bierman veel meer een voordeel dan een nadeel.

Amateur, Kenner, Brouwer

“Bierman…”, zo vraagt de verzamelde schare van volgelingen bij gelegenheid wel eens in café de Scheven Biljart, of ook wel “O grote bierman, …leer ons het geheim van bier en het verschil tussen goed en slecht bier”. “Helaas, helaas, helaas”, zegt bierman bij dit soort gelegenheden terwijl hij met toegeknepen ogen nipt aan een ijskoud Gildenbier, ”driewerf helaas, dat is niet mogelijk.” Natuurlijk is dit niet mogelijk omdat volgelingen met grote puppy-ogen nooit een goed idee zijn (of ze nu religieus of culinair fanatiek zijn), maar toch zijn er nog enkele andere motieven die bierman ertoe nopen niet aan deze op het eerste zicht redelijk onschuldige smeekbedes tegemoet te komen. Bierman schrijft namelijk tekstjes over bier: een paar losse gedachten, een kleine anekdote en een spitvondige uitsmijter, even laten doorkoken en klaar is het orakel. Bierman weet veel losse dingen over veel verschillende bieren. Maar het probleem is eigenlijk dat Bierman een amateur is met een mening en geen kenner die een bier objectief wil beschrijven. Van die tweede soort – de bierkenners - zijn er wel wat meer exemplaren, maar die doen toch eigenlijk iets heel anders. Bierman schrijft over wat hij graag drinkt, of het bier mooi of lelijk is, lekker of smerig, eerlijk of vals en waar en wanneer een bier het best tot zijn recht komt. Naast een paar gemakkelijke opmerkingen over objectieve kenmerken als geur, kleur, smaak en schuim is Bierman verder onbeschaamd subjectief op de meest comfortabele manier die er bestaat. De bierkenner probeert een bier zo objectief mogelijk te vatten in woorden.

Volgens de mythe – waarbij bierman overigens niet betwist dat dit ook zo zou kunnen geweest zijn, maar het blijft een mythisch verhaal – was het Michael Jackson die de bieren van ons land voor het eerst begon te beschrijven met een aangepast vocabularium van de Sommelier. Via hem zijn termen als koriander, anijs en sinaasappelschillen gemeengoed geworden in de betere bierbespreking en werden deze later uitgebreid met een veelvoud aan analogieën tussen biersmaken en bestaande en gekende smaken. Blijkbaar vinden veel bierkenners dit een accuraat instrument om biersmaken en geuren te vatten en te vertalen naar tekst, want tegenwoordig doen ze het vrijwel allemaal zo. Maar vooral bij de bierrecensies in de weekendbijlage van het Nieuwsblad bekruipt Bierman wel eens plaatsvervangende schaamte en het gevoel dat de boel redelijk ver aan het doorslagen is. Besprekingen van niet eens zo opmerkelijke bieren brengen termen voort als rook, rijpe banaan, gestikte jutte, ananas, vanille, komijn, citrus, kandij, kersen, maanzaad, meloen en turf. En dat zijn nog maar de voor de hand liggende stopwoordjes van de bierkenner. Soms zitten er echt wel obscure verwijzingen in als zilvergeur of esdoornhars (toegegeven, niet in het Nieuwsblad) waarbij elk voorstellingsvermogen tekort schiet. Waar halen die gasten dat? Bierman moet echt wel al veel gedronken hebben om dit soort dingen uit een bier te halen. Misschien dat de twaalfde Jupiler Tauro inderdaad in de neus naar gebloemde kamelenpis met een vleugje sinterklaaszweet ruikt en bij aanzet toetsen toont van platte confetti met een zweem van tomatenpuree met daarbij een duidelijk dragende ondertoon van pure ongesuikerde chocolade, terwijl de korte afdronk doet denken aan brandnetels in de late herfst. Maar Bier is toch geen wijn? Bij gegist druivensap – dat in wezen veel minder complex is - is inderdaad een woordenboek nodig om er nog wat variatie te krijgen. Daardoor ontstaat er meteen ook een elite van zelfverklaarde wijnkenners en de mogelijkheid om dure wijn te verkopen (omdat de elite er een fijn boeket in projecteert).
Voor Bierman (die dus een amateur is, geen kenner) zijn bier en wijn gewoon smaak, geur, kleur, schuim (liever niet bij wijn), body, hoe het bier en de wijn gemaakt zijn en vooral de omstandigheden en het gezelschap waarin ze het drinkt. Al de rest is gebakken lucht en dient de verkoop. Overigens: Amateur of kenner, Bierman heeft eigenlijk nog het meeste bewondering voor de brouwer. Want zelfs al zouden ze Bierman alle ingrediënten en een volledige brouwfabriek geven, hij zou in alle eerlijkheid niet weten hoe hij er aan zou moeten beginnen.

Koolputter

Bierman kreeg vorige week een Koolputter in het glas en het was eigenlijk een bier zoals bierman ze graag drinkt. Het bier zelf is gemaakt voor de toeristische dienst van Beringen en de naam verwijst natuurlijk naar de rijke mijncultuur van de streek. Het probleem met dit soort bieren - en bij uitbreiding met zowat elk bier in ons land - is dat de informatie op het etiket volstrekt ontoereikend is. Bij het drinken van de eerste slok had bierman er eigenlijk nog geen idee van wie het bier gemaakt heeft en waar het werd gebrouwen. Het leek bierman dat de makers van dit bier ervan uitgingen dat een toevallige toerist die net een bezoek aan de mijnsite of een fietstocht van Beringen naar Tongeren achter de rug heeft geen boodschap heeft aan hoe of wat er juist in het glas zit om de dorst te lessen. Het probleem duikt wel vaker op bij bieren die op de rug van onze buitenlandse successen gecreëerd worden tot nut en vermaak van het lokaal toerisme. Even rondzoeken op het internet leerde overigens dat de koolputter gebrouwen word in de proefbrouwerij in Lochristi (Bij Gent). Maar of Beringenaars hun eigen recept hebben uitgevoerd in de installatie aldaar of, hun groot idee helemaal hebben laten uitwerken door de brouwers van Lochristi heeft bierman het raden naar. Misschien maar eens op onderzoek uitgaan.

Veel verwachtingen had bierman al bij al niet meer bij het nemen van zijn eerste slok koolputter bij het volgen van de laatste 40 kilometer van de Brabantse Pijl voor de televisie. Vreemd genoeg bleek het een bier te zijn zoals bierman ze graag drinkt. In het glas was de koolputter zo zwart als pasgedolven antraciet. De schuimkraag leek wel opgeklopt lichtbruin eiwit en in het flesje bleven genoeg gistvlokken achter om nadien nog cornflakes te bakken. Achteraf gezien is dit eigenlijk niet onlogisch natuurlijk. Het gaat tenslotte om een bier in de geest van de beste mijnwerkerstraditie en bij een mijnwerker die heel de dag onder de grond heeft gewerkt werkt een zacht aromatisch bier met vleugjes koriander of godbetert sinaasappelschillen in de neus waarschijnlijk meer op de lach- dan op de smaakspieren.

Bierman is met zijn kleinmannen ooit eens naar een mijnmuseum gegaan in Noord Frankrijk en bij die gelegenheid afgedaald in een mijnschacht. De begeleidende kompel startte uit educatieve overwegingen alle transportbanden, klopboormachines, pneumatische hamers, brekers, schuurders en ander materiaal even op waarbij de kinderen van het verschieten telkens angstig weggevluchtten in een of andere schacht met de handen op de oren. Bleek achteraf overigens dat heel de bedoening fake was en dat we niet onder de grond zaten, maar in een als koolmijn vermomde gang boven de grond. Niet echt, maar wel heel goed gedaan, net als de koolputter zelf. Een slok Koolputter is dan ook een goed gemaakte slok bruin bitter slijkwater van 10 graden dat vanachter in de mond nog wat bijschuimt. Het is een bier met véél mout en héél véél bitterheid (toegegeven: op het onevenwichtige af). Geen makkelijk terrasbier dus en zelfs geen moeilijk terrasbier. Meer is om vanachter in een hoek van het café na middernacht een gesprek te begeleiden waarvan bij voorkeur een kwart bestaat uit gevloek of gescheld.

Niet iedereen heeft een bek voor moeilijke smaken. Getuige hiervan een reactie op het www.ratebeer.com die ik u graag (en met enig leedvermaak) meegeef: “No head; fully hazy like a brushes-rincer. Woodstainer with prunes and glue and acetone or other ketones. UUGH. What is this? I can hardly swallow a sip. Rotting wood and medlars overdone, again ketones. MF: obviously dangerous for teeth and mucoses. De PROEF???? This tastes as a drink for Terry Pratchetts’ trolls at Ankh-Morpork.” Geef toe, een betere aanbeveling kan je als bier toch niet krijgen?

Pilaarbijter

Vorige week bracht iemand een bak pilaarbijter voor bierman; om samen op te drinken. Niet zomaar iemand natuurlijk. Wie een bak pilaarbijter meebrengt kan niet anders dan een goede vriend van bierman zijn. “Hier bierman”, sprak deze goede professor (dat was zijn beroep) onderwijl de bak met een redelijk luide plof op onze tegels neerzettend, “hier een bak Pilaarbijter. Laten we er meteen één drinken (waarmee hij één per persoon bedoelde)”. Pilaarbijter, dacht bierman bij zichzelf, komt dat tegen en omdat het toch al na de middag was dronk hij meteen zijn deel mee. Goede vrienden zijn tenslotte zeldzaam en vragen onderhoud.

In het najaar van 2005 organiseerde bierman een tweedaags seminarie rond de parochies in Vlaanderen in de Oude Abdij van Drongen met daarbij een delegatie van beleidsmensen vanuit elk Vlaams bisdom aanwezig. Bierman weet redelijk zeker dat kort daarvoor in zowat alle media de Pilaarbijter werd voorgesteld als officieel bier van het bisdom Brugge en dat de beleidsmens die daarmee de media haalde ook op de tweedaagse was. Een directe vraag van bierman – die dus niet in functie was - leverde bij die gelegenheid enkel een mysterieuze glimlach op. Op het einde van het (overigens erg vruchtbare) seminarie evenwel dronken de beleidsmens en bierman samen een pilaarbijter (waarmee bierman elk één bedoeld) en het mysterie van de glimlach was verklaard. U kan dit experiment ook thuis proberen. Daarmee is de Pilaarbijter dus al een kleine vijf jaar op de markt en drinkt bierman er regelmatig één (dat wil zeggen elk één) in gezelschap op de gezondheid van ons meest katholieke bisdom.

Het bier zelf heeft een stevige en vrij witte schuimkraag met bruisende gistplekken om te tonen dat het om een levend bier gaat. Een mooie grijsbruine kleur, zware pareling, milde smaak met gemiddelde alchoholtoets. Het is eigenlijk een compleet bier dat vooral ’s avonds tot zijn recht komt. Een Pilaarbijter is vooral een stevig argument om nog iets langer op het terras te blijven zitten ook al begint het frisjes te worden en willen de vrienden of collega’s naar huis. In die zin drinkt bierman de Pilaarbijter vaak om de boel af te sluiten: Als de avond gedaan is en de tafels in het café leeg zijn, als het weekend gaat beginnen en de collega’s beginnen door te gaan, als het weekend gedaan is en de tuin eindelijk proper ligt, als iedereen naar huis gaat na het trouwfeest, als de barbecue al bijna koud is en alleen in de verte nog wat rosse gloed van de zon te zien is, als de kinderen slapen, de vrouw de Flair leest en het raam nog open staat, … De brouwerij Bavik in Bavikhove deelgemeente van Harelbeke, brouwt ook nog Petrus, Ezel, Wittekerke, Bavik Pils en sinds kort ook Kwaremont Blond.

Pilaarbijter. Iemand die zich vastbijt in een pilaar – misschien om heiliger te worden dan de paus – maar zeker ook tegen de eenzaamheid en het vergeten. Nog één drinken om niet te vergeten en niet vergeten te worden. Waarmee bierman ten overvloede wil zeggen: nog elk één.

10 redenen om géén Leffe te drinken

Bierman schrijft al drie jaar tekstjes over bier en bij deze gelegenheden – die tenslotte proberen bij te dragen aan het nut en vermaak van iedereen - probeert bierman toch altijd iets positief en vriendelijk te schrijven. De woorden van vorige week over Leffe waren dan ook eerder een uitschuiver naar onder dan een opbouwend discours dat het bierwezen in Vlaanderen zou moeten opstuwen in de vaart der volkeren. Leffe wat denigrerend een Fastbeer noemen … het is bierman onwaardig. Vreemd genoeg heeft bierman nog nooit zoveel reactie gehad op een artikel. Ofwel is ook bierminnend Vlaanderen Leffe minder goed gezind, ofwel bestaat bierminnend Vlaanderen uit een collectie sociaal deficiënte zuurpruimen die blij zijn als er weer een monument wordt afgebroken. Hoe dan ook, omdat bierman nu eindelijk een publiek heeft, rest hem enkel nog zijn pas verworven fanclub te bekoren met 10 redenen om geen Leffe meer te drinken:

Reden 1: Iedereen drinkt Leffe
Het feit dat iedereen Leffe drinkt is géén geruststellende gedachte. Iedereen kijkt naar FC de Kampioenen. Maar wil u ook dat iemand anders u ziet kijken naar FC de kampioenen? Iedereen heeft een Wii Fit thuis, maar wil u daar ook publiek bij? Er ooit bij stilgestaan welke indruk u geeft op café als u een Leffe bestelt?

Reden 2: Leffe is géén Belgisch bier
Leffe wordt in België gebrouwen door een internationale biergroep. De hoofdzetel hiervan zit in Amerika en de baas is een Braziliaan of zo.

Reden 3: Leffe is géén Belgisch bier (2)
Leffe wordt in België gebrouwen omdat Belgisch Bier een begrip is in de wereld. Moest dat niet het geval zijn dan werd Leffe al lang in een land gebrouwen met een lagere loonkost. Overigens is dat meteen ook de reden waarom kleine brouwers in ons land niet meer opgekocht en gesloten worden, zoals wel gebeurd is in onze buurlanden.

Reden 4: een multinational is geen brouwer
Kleine brouwers maken bier en verkopen dit. Bij multinationals zijn er economische wetmatigheden die dit proces omkeren: rijke mensen hebben aandelen van multinationale bedrijven en verwachten hier waardevermeerdering van en uitkering van een dividend. Het feit dat er ergens onderweg ook moet gebrouwen worden en het product hiervan verkocht moet worden is eigenlijk erg vervelend en omslachtig. Gelukkig zijn er methodes om dit zo goedkoop mogelijk te doen.

Reden 5: Gelukkig zijn er methodes om dit goedkoop te doen…
Er is brouwen en er is brouwen… Leffe is goed gemaakt.

Reden 6: Wie Leffe drinkt, drinkt geen ander bier
Wie een Leffe in het glas heeft, zorgt ervoor dat de aandeelhouders meer geld krijgen, dat kleine brouwers hun kwaliteitsbieren niet verkopen, dat caféhouders een minder ruim aanbod voorzien en dat op het rek in de supermarkt meer van hetzelfde staat (waarvoor de multinationale brouwer overigens geld betaalt aan de supermarkt).

Reden 7: Wie Leffe drinkt, drinkt geen ander bier (2)
Geef toe: het had ook Rochefort of Duvel kunnen zijn, één van die andere 1000 Belgische bieren of een zeldzaam topbier uit één van onze buurlanden.

Reden 8: Het etiket van Leffe is lelijk
Eigenlijk niet echt lelijk, maar duidelijk ook niet teveel blingbling om niet het idee te wekken dat Leffe duur of exclusief is. Verder een bijna glasraam van een niet bestaande abdij, een moderne versie van een antiek lettertype, een achtergrond van glanzend perkament en een wat slordige papierwikkel rond de hals. Moest bierman er een bak van in zijn garage hebben staan, dan legde hij er een doek over (ook omdat er waarschijnlijk door heen de jaren vrij veel stof op zou komen).

Reden 9: Leffe tracht sterke merken te breken
In alle eerlijkheid moet bierman toegeven dat het een goed recht is van de makers van Leffe om rechtstreeks de concurrentie aan te gaan met gevestigde waarden in het nationale bierlandschap. Ook het feit dat ze ervoor kiezen om een minder lekker bier meer te promoten dan de concurrentie is een legitieme marketingstrategie. Dat bierman dit volksverlakkerij vindt is dan weer zijn goed recht.

Reden 10: Leffe heeft geen verhaal
Wat valt er verder eigenlijk over Leffe te vertellen? Het is een bier en een Norbertijnenabdij in Dinant, maar de kans dat u dit al wist is gering. Dat is toch wel een stevig contrast met de kabouters van La Chouffe, Quintine de heks van Ellezelle, het Grote Trapistenverhaal of de geschiedenis van de Dolle Brouwers.  

Leffe

De afgelopen weken zat bierman al stevig in de abdijbieren, vandaar dat Leffe er deze keer ook nog wel bij kan. Echt van harte is het evenwel niet. Bierman heeft al jaren een haat-liefde verhouding met dit bier en de vraag is dan ook vooral of Leffe wel een eerlijke kans zal krijgen van Vlaanderens meest gerenommeerde bierfluisteraar. Of misschien moet bierman zijn Leffe-aversie wel eens laten behandelen met elektroshocks bij de psycholoog of gebedsgenezer of zo.

Leffe dus. Begonnen als vrouwenklooster in de vroege middeleeuwen en in 1125 overgedragen door Hendrik de Blinde aan de abdij van Floreffe. Zo staat het toch in het abijdbierenboek van Jef van den Steen. Wie verzint dit eigenlijk? Een blinde in een vrouwenklooster, dat is ongeveer het gevoel dat Bierman krijgt als hij een Leffe blond aan het drinken is: veel potentieel, maar weinig animo. Verder is de abdij is een paar keer afgebrand en na de Franse revolutie door Norbertijnen doorgestart. Die verbonden hun naam aan een bevriende brouwer en via fusies, sluitingen en overnames kwamen het de productie en biermerk Leffe uiteindelijk in Leuven (Artois, Interbrew, AB-Inbev, whatever,…) terecht. De Tripel wordt in Hoegaarden gebrouwen. De abdij in Dinant gaan bezoeken gaat ook, er is zelfs een museum over het bier, hoewel het bier nooit in Leffe gebrouwen werd. Wederom een reden om de Leffe drinker op bierbedevaart een blinde in een vrouwenklooster te noemen.

Leffe dus, het bier. Er is de blonde die op de Franse markt vaart kreeg als alternatief voor zoet en donker tafelbier. Er is de bruine die redelijk uit de mode is. De bruine smaakt als een alternatief voor zoet en donker tafelbier. Verder is er de Leffe Radieuse die werd gelanceerd als alternatief voor de Rochefort 10 (de Merveilleuse) en er is de Leffe 9 die werd gelanceerd als alternatief voor Duvel. Misschien ligt er bij u, beste lezer, nog een glimlach om de lippen, bij bierman is deze al lang verstorven tot een wat dwaze grimas en een lichtjes van pijn ingetrokken wenkbrauw. De Leffe Radieuse en de Leffe 9 zijn niet hergist op de fles en worden kort door de bocht gebrouwen (van ver in het glas geworpen zeg maar). Deze gepasteuriseerde bieren lanceren als alternatief voor twee biermonumenten getuigt toch wel van erg veel gebrek aan respect. In vergelijking met Rochefort en Duvel bestaat de Leffe familie uit variaties op pompwater. Het zijn de Wendy Van Wantens en Sam Gorissen van de bieren. Noem het gerust volksverlakkerij, Fastbeer, Easy Drinking, … Moet bierman er misschien een tekening bij maken? En het vreemde is: het wordt gedronken op café. De mensen slikken het. En dus zal de brouwer wel gelijk hebben zeker… Of zou het de kleur van het flesje zijn dat mensen aanzet tot consumptie.

Enfin. De aandachtige lezer heeft zonder twijfel gemerkt dat bierman zich redelijk eerder scherp uitgedrukt heeft in de voorgaande paragrafen. Zeker ook omdat een aantal van de aangehaalde problemen ook van toepassing zijn op andere abdijbieren. Vandaar dat bierman u volgende week met graagte 10 redenen zal geven om nooit nog Leffe te drinken. Met daarbij de uitnodiging aan Leffe-lovers om de handschoen op te nemen en hun bier te verdedigen.

Overigens: Er is ook een Leffe Tripel. Gebrouwen in Hoegaarden en wel hergist op de fles. In alle eerlijkheid moet bierman toegeven dat dit bier wel heel wat kwaliteit in huis heeft. De Leffe Tripel smaakt altijd goed. Nooit super, nooit minder goed. Bierman beschouwt het min of meer als eikpunt voor Belgische bieren om een bier te beoordelen: alles wat minder goed is, is de moeite niet waard in ons land. Maar echt moeilijk is het niet om beter te vinden.

Tongerlo

Dat een bier tegenwoordig aan verandering onderhevig is, blijkt vaak genoeg een understatement van formaat te zijn. Brouwers aarzelen er niet voor om recepten bij te schroeven volgens de noden van de tijd en de consument. Voor de gewone consument ziet bierman hierbij overigens alleen maar voordelen. Meestal gaat het om verbeteringen inzake smaak, kwaliteit, vormgeving of zelfs hygiëne die een bier voor een stille commerciële dood behoeden. Soms gaat het duidelijke om ingrepen die het bier minder goed maken, maar dan nog is het aan ons om dat al of niet te slikken. Maar voor bierman zijn deze stille revoluties natuurlijk geen goede zaak. Probeer maar eens ieder bier gedronken te hebben en ook nog eens op de hoogte te zijn van alles wat er halfweg deze ronde van België van recept verandert. Een mens zou er een leververzakking van krijgen. Bierman had dus wel wat nattigheid kunnen voelen toen de cafémadam vorige week in Café De Drei Zinne een Tongerlo blond van het vat voor hem neerzette. De knetterende helderheid van dit bier, de onberispelijke gemillimeterde schuimkraag, de beschuit met citroenengeur en de dorstlessende droogheid van dit bier brachten, overduidelijk aan het licht dat dit bier goed gemaakt wordt, zij het wel in industriële hoeveelheden. Bierman heeft er dan ook meteen drie van gedronken . Daar is Tongerlo blond overigens ook voor bedoeld: als bier van hoge gisting dat toch stevig door te drinken is, zonder meer alcohol binnen te krijgen dan de gemiddelde pils.

Nog niet zo lang gelden konden de Belgen nog Tongerlo Dubbel Blond drinken, Tongerlo dubbel Bruin en Tongerlo tripel Blond. Vandaag zitten de namen helemaal anders: Tongerlo Blond, Bruin en Prior. Enkel de Tongerlo Christmas is zichzelf gebleven. Overigens zit volgens bierman ook de smaak van deze bieren volledig anders. Er zal dus weer niets anders opzitten dan ze weer eens een avondje intensief te gaan proeven.

Terwijl bierman zich van deze zware maar niet onaangename taak kwijt, kan hij u nog vertellen dat Brouwerij Haacht een mooie en indrukwekkende industriële brouwsite is – die naar goede Vlaamse gewoonte midden in een dorpskern ligt. De Norbertijnenabdij van Tongerlo daarentegen is een oase van rust op een plaats waar vandaag nog maar weinig Belgen langskomen. Naast een licentie op de naam (waardoor het bier een authenticiteitslabel krijgt en er wat gelden terugvloeien) heeft de abdij nooit iets met het bier te maken gehad, op wat gepruts in de marge na.

De abdij zelf is een aantrekkelijk amalgaam van gebouwen en stijlen die vooral de verlichting en renaissance evoceren. Bovendien hangt er in de abdij een exacte kopie van het laatste avondmaal van Da Vinci, waarschijnlijk door de schilder zelf gemaakt als voorstudie op de beroemde fresco. Wie Da Vinci in de ware kleuren wil zien moet dus naar Tongerlo gaan kijken. Wel even bij vermelden dat de paters – om het ding in hun kerk te passen de zijkanten ervan af hebben gesneden (daar stonden toch geen apostelen op). Na de laatste brand van de kerk werd het schilderij bovendien uit de kader gesneden, opgerold en buiten op het gazon terug uitgerold. Een vlijtige pater die wilde helpen heeft het dan nog eens mooi afgeborsteld, zodat er nog maar weinig verf overbleef. Maar inmiddels is alles gerestaureerd en staat er een mooi spotje op en een speciaal gebouwtje rond. Zeker eens gaan kijken dus. Al was het maar voor de contemplatieve stilte in de abdij.

La Gauloise

Vorige week kreeg bierman een klacht van een Nederlander in zijn mailbox dat hij te Vlaamsgezind is en moet stoppen om te schrijven dat Nederlanders slecht bier hebben. Vandaar dat bierman zich deze week wat zal inhouden en dus niet zal schrijven dat Nederlanders slecht bier hebben. Overigens hebben Nederlanders soms ook goed bier, net zoals Belgen soms een goede voetbalmatch spelen: als alles meezit lukt het wel, tot grote tevredenheid van iedereen.

Geen Vlaanderen of Holland dus deze week, dan maar een kijken over de taalgrens. In de laatste uitgave van zijn bierboek slaagt Michael Jackson zaliger erin om welgeteld één regeltje te schrijven over La Gauloise (de Galliër ?). Begrijpelijk omdat er nog 1050 andere bieren in zijn boek moesten, maar toch ook niet helemaal eerlijk gezien de stevige kwaliteit en reputatie van dit bier. La Gauloise is in de eerste plaats een begrip voor de gemiddelde liefhebber die systematisch in café en taverne op de kaart zoekt naar iets wat hij of zij nog niet eerder gedronken heeft. Bierman komt dan ook regelmatig La Gauloise tegen en telkens is het als een blij weerzien met een goede oude vriend waar het aangenaam bij vertoeven is. Altijd weer dezelfde oude onveranderlijke vriend overigens, want in biermans herinnering smaakt La Gauloise vandaag nog steeds hetzelfde als bij het ontstaan zestien jaar geleden en dat is op zich al een opmerkelijke prestatie voor een bier. Enkel het bierglas is in die tijd veranderd van een wat vreemd gevormde beker naar een gezellige dikbuik.

In het geval van La Gauloise hebben de brouwers overigens de traditionele logica een beetje overhoop gehaald en van de bruine een zware doorsmakende variant gemaakt, met een opmerkelijk witte schuimkraag (doorgaans een teken van weinig toegevoegde suikers). De blonde is dan weer eerder als doordrinkbier opgevat: body, bitterheid en alcoholpercentage liggen bij deze telg wat lager. Er is ook een La Gauloise Ambrée die bierman veel te lang geleden heeft gedronken om er nog iets zinnigs over te zeggen. De drie bieren hebben wel een eigen smoel die telkens eerder weinig bitterheid prijsgeeft waardoor de natuurlijke zoetheid van het bier wat beter uitkomt. De schuimkraag is stevig, de kleur rijk en vaak troebel, in de smaak zit veel klassieke mout en graan. Dat maakt dat dit bier zeker ook overeind blijft bij een maaltijd.

Brouwerij Bocq – de plaats waar ze La Gauloise maken - is in 1858 begonnen als een uit de hand gelopen hobby van een locale keuterboer in een gehucht voorbij Namen die dringend zijn graanoverschot kwijt moest. Op de site (www.bocq.be) staan nog een paar bijzonder sfeervolle foto’s van hoe het toen was, maar misschien is er daar sinds die tijd niet zo heel erg veel veranderd. Bierman zou eigenlijk eens moeten gaan kijken. Ze brouwen bij Bocq nog een topbier, Saison Regal en verder nog wat varia waaronder het huismerk van Delhaize en de Blanche De Namur.

De Vlamingen hebben het Belgisch bier in de wereld verspreid, maar de Walen leverden de kwaliteit die nodig was om over de grenzen overeind te blijven. … of misschien was het omgekeerd … of misschien allebei. Nu nog winnen met de voetbal en het leven kan hier niet meer stuk.

Grimbergen

Na meer dan drie jaar tekstjes schrijven over bier, kost het bierman toch enige moeite om zich nog ietwat accuraat te herinneren welke bieren al de revue passeerden en welke nog maagdelijk blank en onbeschreven zijn. Een kwartiertje vruchteloos graven in zijn veelkleurige herinneringen bracht evenwel soelaas en in een beweging ook een brede glimlach om bierman’s lippen. De maagd en muze was gevonden en haar naam is Grimbergen.

Vreemd eigenlijk dat het abdijbier van Grimbergen tot vandaag aan bierman’s aandacht ontsnapte. Het bier staat op heel wat cafés doorheen ons Vlaanderland op de kaart en als huismerk van Brouwerij Maes (en dus ook van Heineken) ligt het bovendien – al dan niet in promotie – in zowat elke supermarkt van de lage landen. Misschien dat dit bier wel net iets te voor de hand ligt, als zeer klassiek broertje in de Norbertijnenabdij familie van Tongerlo, Leffe en Postel (en bij uitbreiding van andere merken van paters van Maredsous, Affligem, …). Stuk voor stuk gaat het om huismerken van multinationale brouwers, elk met hun eigen variant van blond, bruin, dubbel en trippel en telkens slechts in naam verbonden aan hun abdij.

Grimbergen is dus een bier, een abdij, een dorp en een sterrenwacht. Als dorpje nabij de hoofdstad kent Grimbergen net dezelfde schizofrene tragedie als zowat elk ander slaapdorp in half verstedelijkt Vlaanderen. De lokale verankering van de mensen van het dorp dooft langzaam uit en werkende tweeverdieners komen er vooral slapen in hun nieuwe villa’s.

Als Mira sterrenwacht associeert bierman Grimbergen vooral met in de kou staan kijken naar sterren door een buis met lenzen. De telescoop is bij de lancering van de Hubble overigens volstrekt overbodig geworden en het geheel heeft gezien de nabijheid van onze ’s nacht toch wel erg fel verlichte hoofdstad (zichtbaar vanuit de ruimte) zelfs een beetje een tragisch trekje.

Als bier wordt Grimbergen in Alken gebrouwen. Volgens Google maps ongeveer 200 kilometer verderop. Door de respectabele staat van dienst van dit merk en wat terugvloeiende subsidies mag het wel het recent ingevoerde label (2007) van “authentiek abdijbier” dragen. Maar de inherente tragiek hiervan moge u alvast wel duidelijk zijn geworden. Toch zijn de verschillende varianten van Grimbergen smakelijk op het uitbundige af, zonder al te zwaar op de hand of de maag te liggen. Met een wat lichtere body en een meer sobere afdronk verdient de Grimbergen wel zijn plaats tussen de andere abdijbroertjes en bierman drinkt met graagte een glas schuimende dubbel mee bij een stevig stuk kaas en een korst brood. Recent werd het merk wel opnieuw uitgevonden door de reclamejongens, waardoor er nu naast blond, bruin en trippel, nu ook een Grimbergen Optimo Bruno is (zeg maar een donkere trippel), een Grimbergen Goud (inspelend op de moderne trend om pilsmout te gebruiken voor hoge gisting). Bovendien werd de Cuvée de l’ermitage in het gamma ingepast, wat doorgans het begin van het einde is van een bier. Voor de erg smakelijke Cuvée zou dit erg jammer zijn.

Opmerkelijk genoeg straalt ook de abdij van Grimbergen de tragiek van dorp, bier en sterrenwacht uit. Het logo van Grimbergen is de Fenix, de vuurvogel die uit zijn eigen as herrijst. Het toont de vele tegenslagen die de broeders en paters van Grimbergen doorheen de eeuwen hebben moeten overwinnen met als voorlopige hoogtepunten de verwoestingen na de Franse Revolutie en de verdergaande secularisatie na het tweede Vaticaans concilie, de lancering van de Hubble en de overname door Heineken.

La Chouffe

De eerste keer dat bierman het kaboutertje op het etiket van La Chouffe zag, moet ergens halfweg de jaren negentig geweest zijn in Bouillon. Het was na een lange meerdaagse voettocht van Florenville naar het kasteel van Godfried zaliger, de zuipende schrik van Constantinopel bij zijn redelijk desastreuze doortocht aldaar op één van de eerste kruistochten (toen iedereen nog enthousiast meedeed). Godfried werd overigens later toch nog koning van Jeruzalem. Qua politieke benoeming kunnen onze politiekers daar nog iets van leren. Onderweg naar Bouillon heeft bierman overigens de beste Carbonades en Orval gegeten en daarbij een perfect geschonken Aerts 1900 gedronken. Maar de weg naar dat restaurantje ken ik alleen maar te voet, dus dat is er nooit meer van gekomen.

Maar dus Bierman had La Chouffe toendertijd ergens gevonden van achter op het rek in een donker winkeltje. Later bleek het om één van de beste bieren van ons landje te gaan en kregen de typische 75cl flessen een plaats op in zowat elke bierwinkel en supermarkt. De kabouters veroverden België en na de La Chouffe kwam de donkere variant met de naam Mc Chouffe (een scotch dus, geen dubbele). De prettig gestoorde brouwers van brasserie d’ Achouffe, die ooit met de zaak startten met een investering van 5000 euro, hebben ook een jaarlijks bierfestival waarbij één van de hoogtepunten een wedstrijd bierbakklimmen is. Misschien nog een idee voor de betere studentenclub, zij het wel met een degelijke beveiliging.

In 2006 werd de brasserie verkocht voor belachelijk veel geld aan brouwerij Moortgat (Duvel) die de stichters wel zonder beperkingen aan het hoofd van de productie behielden. Na jaren enkel Duvel en Maredsous gebrouwen te hebben, probeert Duvel de laatste jaren meer en meer een divers aanbod op de Belgische markt te brengen. De recente overname van Liefmans valt hier ook zeker onder. Misschien voelen ze bij Duvel wel nattigheid bij de recente (voorlopig nog erg knullige) pogingen van ABInbev om een Duvel killer op de markt te brengen.

Bij Achouffe ondertussen brachten ze ook een N’Ice Chouffe op de markt, een Chouffe Bok, gedestilleerde en vijf jaar gerijpte Esprit d’Achouffe, La Chouffe koffielikeur en het onvolprezen Houblon La Chouffe Dobbelen IPA Tripel. Een erg bleke en extreem gehopte Indian Pale Ale met een schitterende afdronk. Bierman kreeg dit meesterwerkje aangeboden bij het assembleren van een nieuwe computer (core I 5, GF 260 GS) en daarmee kon hij het beste van twee van zijn hobby’s combineren. Het leven kan mooi zijn.

Tafelbier

In een van de verste uithoeken van dit land, ver voorbij het Ieper van Lernaut en Hauspie, ligt er een rustig stadje met de naam Poperinge. Achter Poperinge, ongeveer een uurtje rijden met paard en kar, ligt het niet onaardige dorpje Proven en nog eens daarachter het laatste gehucht voor de Franse grens: Roesbrugge. Voor de goede verstaander: het gaat hier natuurlijk over Pooprènhe, Proove en Roesbreuhe, namen die u het best uitspreekt zonder lippen of onderkaak te bewéhn. Om een idee te geven van hoe klein Roesbrugge is: het dorpje fungeerde als laatste bevoorradingspost voor het ijzerfront tijdens de eerste wereldoorlog en werd om die reden volledig overdekt. Tijdens de grote watersnood van november 2009 (een mens vergeet snel) zette de, doorgaans eerder rustig kabbelende, IJzer de uitgestrekte buitenwijken van Roesbrugge volledig blank, wat toch een opmerkelijke prestatie is aangezien deze alleen maar bestonden uit velden en grachten (overigens volledig te overzien voor wie op een stoel gaat staan). De kinderen moesten drie dagen met een bootje naar school.

Bierman kent natuurlijk veel volk in de Westhoek, omdat bierman overal volk kent waar het goed is om te leven. Elk jaar opnieuw tijdens de kerstvakantie vult bierman dan ook zijn auto met noodrantsoenen en ehbo-koffers alsook een ruime selectie luxeproducten om uit te delen aan de, van deze zaken vaak gedepriveerde, lokale bevolking. De diepe West-Vlaming (geen slechte kopie zoals Kortrijkenaars die eigenlijk Oost-Vlamingen zijn maar dan aan de verkeerde kant van de provinciegrens of Bruggenaars die toch wereldburgers waren in de Middeleeuwen of Oostendenaars die maar in drie richtingen en de zee kunnen denken), de echte West-Vlaming van Bachten de Kupe (het gebied tussen IJzer, kust en Frankrijk), eet als er volk is gebraad met kroketten. Bovendien staat deze maaltijd steeds in het teken van een geraffineerde sociale machtsstrijk waarbij de gastheer zal proberen de gast gedurende de volledige maaltijd een overvloed aan gebraad met kroketten te blijven aanbieden. Gastvrijheid als overvloed dus en wie niet het dubbele van wat geconsumeerd zal worden kan aanbieden heeft daarin jammerlijk gefaald. Wie niet er niet in slaagt de helft te consumeren van wat wordt aangeboden schiet als gast toch wat tekort. Overigens, nog een ongeschreven wet van de West-Vlaamse gastvrijheid, alles wat aangeboden wordt bij een onverwacht bezoek moet eerst twee keer geweigerd worden.

Het is in deze verre uithoek van het land dat Bierman bij gelegenheid dus nog tafelbier drinkt. Bierman zou lang over tafelbier kunnen praten. Piedboef bijvoorbeeld, voorloper van Jupiler maar nu nog alleen gekend als zoet bruin tafelbier. Het Blonde Bios tafelbier, dat in de Oude Abdij van Drongen geschonken wordt en vol van smaak en metalig in de afdronk is. En natuurlijk de verbazend volle blonde en bruine Bock van Leroy in Boezinge met een alcoholpercentage van maarliefst 1,8 procent). Vreemd dat grote bierkenners in hun dikke boeken hier eigenlijk zelden iets over schrijven. Al die moderne light-, dieet-, alcoholvrije-, Ice-, green- of fruitbieren hebben niet echt die huishoudelijk smaak van bier dat vanzelfsprekend elke dag bij de patatten ’s middags op tafel staat. Food-pairing van zware trappisten met gesmoorde varkensrollade in weet ik veel wat voor saus krijgt toch eigenlijk iets potsierlijks naast een eerlijk stuk gebraad, kroketten, tafelbier van de brouwerij achter de hoek en goed gezelschap. Dat te mogen eten in een dorp langs de Kupe (den IJzer, weet u wel), overdekt in de groten oorlog, de velden die halfverzopen liggen te wachten op den boer en een beetje verder Frankrijk (Vrankrik) is een grote genade.

Tafelbier is de oervorm van bier. Het is de reden waarom bier bestaat, als veilige drank bij de maaltijd. Na een lange zwerftocht langs al onze verheven Vlaamse bieren die nog steeds met voorsprong de beste van de wereld zijn, is het altijd een geruststelling te mogen thuiskomen bij een eerlijk eenvoudig tafelbier met patatten, vlees en groensels … Ik hoop dat u verstaat dat ik wat sentimenteel word.