Grimbergen Winter

De internationale brouwketen Alken Maes, sinds 2008 onderdeel van Heineken, heeft met het merk Grimbergen een ijzersterke reputatie opgebouwd bij de niet op de fles hergiste bieren. De blonde en bruine Grimbergen zijn aangename en pretentieloze doordrinkbieren. Van de kastanjebruine Optimo Bruno herinnert Bierman zich voornamelijk de hartverwarmende afdronk van alcohol en zoete kruiden. Een bier om met enige omzichtigheid te behandelen. Voor de volledigheid voegt Bierman er graag aan toe dat de Grimbergen Tripel en Grimbergen Goud wel hergist worden op fles.

De nieuwste telg in deze gezellige familie kwam vorig jaar op de markt en luistert naar de naam Grimbergen Winter. Dit bier wordt om voor de hand liggende redenen enkel in het najaar gebrouwen omdat een winterbier in de zomer nu eenmaal redelijk stom zou zijn. Volgens de collega’s van Bierpassie zijn de brouwers van Grimbergen Winter eerder terughoudend geweest met de gebruikelijke zoete toets die terug te vinden is in zoveel klassieke winterbieren. Het is een uitspraak die Bierman doet vermoeden dat de eerste generatie van dit bier anders smaakte dan deze versie van 2013 (of dat de mensen van Bierpassie de Grimbergen Winter als laatste proefden in een lange reeks en op het einde misschien wat scherpte verloren waren in zintuigen en oordeelsvermogen). Het bier dat Bierman in het glas kreeg deed namelijk onmiddellijk denken aan de typische zachte donkerblonde suikertoets van tafelbier. Op het etiket staat naast zoet en karamel ook de smaak van ‘zeste’ opgelijst, wat volgens het alwetende internet de dun gesneden buitenschil van een citroen is, maar het bier rook en smaakte toch vooral als een hommage aan klassiek tafelbier met een wat stevigere body en een groter, maar nog steeds heel redelijk, alcoholpercentage van 6,5%. Ook van de kruidigheid van dit bier die hier en daar beschreven wordt heeft Bierman weinig kunnen terugvinden. Dus ofwel is de rest van de wereld fout, ofwel zit Bierman ernaast (maar dat laatste zou natuurlijk heel onwaarschijnlijk zijn).  

Teneinde het winterbestendige karakter van de Grimbergen Winter proefondervindelijk vast te stellen, heeft Bierman dit bier overigens geproefd op een mooie heldere vriesnacht buiten op zijn terras (in Marcelleke, maar wel met zijn nieuw paar beste sloeffen aan). Naast de legende van de Fenix die ondertussen al meer dan genoeg uit haar as verrezen is, herbergt Grimbergen is natuurlijk ook onze wereldberoemde Volkssterrenwacht en dus groette Bierman bij deze gelegenheid even de Grote Beer (Big Beer in het Engels weet u wel) en Janneke Maan terwijl hij een eerste en meteen ook een tweede stevige slok nam.  Het bier hield moeiteloos stand tegen de vrieskou en gaf zelfs wat troost bij de anonieme gloed van het sterrenlicht waarin de atomen van ons lichaam en heel het onverschillige universum gemaakt zijn. Op zo een moment doen zoet of kruiden er eigenlijk niet meer toe. 

Interbrew en de laffe moord op Safir Pils

In alle eerlijke moet Bierman toegeven dat hij zich vanmorgen even verslikte in zijn koffie bij het lezen van zijn ochtendkrant. De armoede in België en de kloof tussen de hoogste en laagste inkomens blijft toenemen. Het moet van het eind van de 19e eeuw geleden zijn dat zelfs het hebben van werk geen garantie meer vormt om aan armoede te ontsnappen. In sommige Westerse landen wordt het opleggen van een betaalbare zorgverzekering of het hebben een lidkaart van de vakbond al aanzien als een vorm van extreem communisme die onherroepelijk leidt tot kapitaalvlucht en het failliet van de staat. De angst regeert en politici staan er  machteloos en hopeloos verdeeld bij. Religie is al langs niet meer nodig om de Apocalyps te prediken, wat toch wel een gemiste kans is omdat een bankencrisis is toch een pak saaier dan het vertrouwde Magisch Realistisch Kosmisch schouwspel en bovendien maakt de wereldse variant veel meer slachtoffers. In tegenstelling tot wat onze zorgvuldig opgebouwde welvaartstaat doet vermoeden, heeft het kapitalisme blijkbaar geen ingebouwd ethisch vermogen om de eenvoudige reden dat er altijd wel een persoon of instelling is die bereid is om verder te gaan dan de concurrentie, in de hoop dat een ander met de miserie blijft zitten.

Wat verder in de krant, meer een voetnoot eigenlijk, las Bierman ook dat brouwerij Stella Artois (inmiddels nog een paar keer van naam veranderd maar dat kan Bierman eigenlijk geen hol schelen) beslist heeft om het de Safir Pils van brouwerij De Gheest, sinds 1934 op de markt, niet meer te brouwen. Terecht natuurlijk. Tijdens de periode van de consolidatie van de biermarkt in de jaren 70 en 80 werd zowat de helft van het brouwend patrimonium opgeruimd. Ook de achterlijke Aalsterse miskleun van De Gheest werd toen afgebroken, maar de Safir Pils mocht tot vorige week uit een gelukkige mengeling van eerlijke schaamte en zuiver winstbejag blijven bestaan. De grote familiebrouwerijen zijn inmiddels gestopt met dit soort blinde afrekeningen met de buren, maar bij gebrek aan ingebouwd ethisch vermogen is er natuurlijk altijd een persoon of instelling die bereid is om verder te gaan dan de concurrentie. En dus steekt de multinationale brouwfabriek, meer uit gewoonte dan iets anders, de dubbele middenvinger op naar flutmerk Safir Pils dat veel te weinig gedronken wordt om een bestuursvergadering te overleven. Het merkt sterft en mag vanaf heden in het collectief geheugen van biermensen bij de verliezers gerekend worden.

“Hoerenkotpils” werd Safir bij gelegenheid wel eens genoemd door mensen met een groter poëtisch vermogen en een kleiner bierhart dan Bierman. Een nomenclatuur die gezien de zeer volle en aangenaam bittere smaak van dit roemruchte bier volstrekt onjuist is, maar veel zegt over het kwijnende bestaan dat de Safir de laatste jaren leidde. Het is ontegensprekelijk waar dat de vette aura van verschenen luxe die bij Bar Daddy’s Hobby op de Grote Steenweg naar Aalst hoort, aan de Safir Pils (zaliger gedachtenis) is blijven plakken. Het is de schijn van stoffige plastic bloemen, het is de doffe gloed van gekleurd blauw glas dat mogelijk een Safier zou kunnen zijn en het is de vergeelde glorie van koersoverwinningen in de late jaren 70. Maar voor Bierman is het vooral allemaal veel eerlijker en oprechter dan heel wat beter vermarkte soortgenoten.
Zo maakt brouwerij Stella Inbev whatever bijvoorbeeld een bier dat mogelijk abdijbier zou kunnen zijn, maar waarvan de navelstreng al lang geleden werd afgesneden en laat het net dit soort onverankerde bieren zijn die Bierman altijd meer doen denken aan de vetplekken op zijn glas dan aan de inhoud ervan. Dan liever het droevige verhaal van de lafhartig vermoorde Safir.
Bieren sterven in een voetnoot, terwijl de wereld zich laaft aan totale Jupilerborst van de enige multinationale moederbrouwerij. Vanaf heden nu ook verkrijgbaar in volstrekt waanzinnige magnum flessen. Wat een rijkdom.

Keizer Karel Robijn Rood

Er zijn brouwerijen waar Bierman graag naar terugkeert en Brouwerij Haacht, bekend van Primus Pils, Gildenbier en de smakelijke Keizer Karel is er daar zeker een van. Bovendien is de monumentale brouwfabriek van Haacht alleen al de moeite om naar Boortmeerbeek af te zakken. Maar omdat een mens veel te weinig bieren kan drinken op pakweg een decennium bleek tot Biermans grote verbijstering dat de originele Keizer Karel al meer dan een decennium niet meer onder die naam op de markt te vinden was. 

De traditionele bruine Keizer Karel was een jubileumbier uit 1949 dat eenmalig werd gebrouwen voor een Herdening in Beaumont, (Henegouwen), alwaar de machtige keizer volgens de legende drie licht aangeschoten ketellappers binnen het uur liet ophangen omdat ze zijn paard hadden geleend. Noem het gerust een kleine voetnoot in het leven van een man die ooit de wereld in de palm van zijn hand droeg en de inquisitie in Vlaanderen invoerde. Het is ook allemaal al zo lang geleden. Net als dat andere gelegenheidsbier van Haacht, de ommegang, werd de Keizer Karel later vast in het repertoire van de brouwerij opgenomen. Maar in 1999 werd het vervangen door de Keizer Karel Robijn Rood, waarvan Bierman nalaat de kleur te omschrijven om dat deze al in de naamgeving vervat zit. 

Een wat omslachtige legende vertelt dat Keizer Karel bij zijn bezoek aan Olen zijn onderdanen berispend aan de oren wilde trekken, maar dat een korte keizerlijke tussensprint slechts resulteerde in een draai aan het oor van een hofdame en een neep in het oor van een jonker die niet helemaal mee was. Het laatste oor was van de hofnar die zich vrijwillig aanmelde omdat hij de grap wel kon smaken. Sindsdien drinken ze in Olen en de rest van de wereld hun Keizer Karel in een pot met drie oren. In Walcourt deed de keizer zijn oefening nog eens over en daar hebben ze een pot met vier oren. Wat Bierman doet besluiten dat ze daar ofwel beter kunnen tellen, ofwel dat oefening en herhaling zelfs voor een keizer heilzaam kan zijn. In Olen zelf hebben ze trouwens een andere versie van deze legende, die zonder twijfel heel wat minder ver van de waarheid staat. 

Rest Bierman nog te vertellen dat de Robijnrode interpretatie van de Keizer Karel, ondanks het feit dat deze nu gefiltert en gepasteuriseerd wordt, nog steeds erg lekker smaakt. Het bier heeft een vrij stevige 8,5% alcohol die toch niet echt nadrukkelijk naar voor komt. Waarschijnlijk door het gebruik van wat zoetere kruiden. Tussen de ingrediënten stond overigens ook ascorbinezuur (E300) als bewaarmiddel opgelijst. Wat Bierman wederom met enig leedvermaak doet vaststellen dat pasteurisatie ironisch genoeg bij bier voor een beperktere houdbaarheid zorgt. Ongeveer het omgekeerde van het beoogde effect dus. Na een lichte hartverzakking, bleek E300 overigens gewoon Vitamine C te zijn. Iets waar Bierman nog steeds niet vrolijk van wordt, maar dat toch ook geen misdaad tegen het bierwezen mag heten. Het maakt  van deze Keizer Karel bovendien een probaat middel tegen scheurbuik, zodat u hem gerust vanaf nu kan dringen om medische redenen. Hoewel vers fruit daar naar het schijnt ook goed voor zou zijn, maar van fruit kent Bierman dan weer helemaal niets.

Bersalis Tripel

Zoals beloofd maakt Bierman dit jaar geen enkelvoudige, maar wel een drievoudige uitstap naar Brussel en dus is na Café de Monk en het onovertroffen Zinnebir nu de Bersalis Tripel aan de beurt. De eerste reden waarom onze nationale hoofdstad blijft terugkeren is natuurlijk omdat het moeilijk is om er snel over uitgesproken te raken. Deze stad toont zich steeds met meer dan één gezicht. Door de straten van de oude binnenstand sluipen nu eenmaal nog steeds klagend de spoken van Egmond en Hoorn, het door de vuige Spanjaarden lafhartelijk afgehakte hoofd onder de arm. En Brussel eert hen met de gebruikelijke mengeling van trots om hun moed en afschuw om hun lot.
Deze tweedeling zet zich overal door. Het hart van deze stad klopt trots en eigengereid, terwijl de periferie uiteenspat in honderden kleuren. De straten van Brussel ruisen en stromen zoals de Zenne toen ze nog niet overkapt was. Met nonchalant gemak toont de stad haar luister en overvloed, maar nooit zonder de onuitgesproken vrees dat dit alles ooit verloren zou gaan. Nooit zonder dat korte stokken van de adem, het spitsen van de oren, even speuren naar signalen van onrust. Het volk dat zich tegen zichzelf keert, de worm die zijn staart opvreet, de hoogmoed die nooit echt hoogmoed wordt omdat de val al wordt voorzien.

De tweede reden waarom Bierman alweer terugkeert naar Brussel is omdat een trilogie nu eenmaal ten overvloede de indruk wekt van professionaliteit en vakkennis. Een indruk die Bierman nu niet meteen expliciet wil tegenspreken indien deze hem wordt aangemeten, hoe zou u zelf zijn. Zork, Dragon Age en Mass Effect bestaan tenslotte ook uit drie delen, net als naar het schijnt alle goede dingen. Star Wars vormt zelfs (helaas) een dubbele dactylus en de arme kleine Hobbits worden tegenwoordig genadeloos uitgerokken tot een formaat waarvoor ze nooit bedoeld waren. Nog even en Bierman ziet hun spoken, het lafhartig door de vuige filmmakers afgehakte hoofd onder de arm, door de Gouw struien, klagend om hun onverdiende lot. Alles is goed om dat derde deel maar gevuld te krijgen.

Wie visueel kortademig ontwaakt in het weerbarstig groot verhaal dat wij onze wereld noemen, mag zich verwachten aan een leven van happen naar rust en adem. Ook hier kondigt zich de val al in de verte aan.  
Maar Bierman dwaalt wederom af. En dus, pathetiek terzijde en flink meesurfend op de waanzin van de tijd, reist Bierman voor de derde maal naar Brussel, niet om te oeverloos te badineren, maar om iets te vertellen bij de Bersalis Tripel. 

Toen de roemrijke Geuzestekerij Oud Beersel in 2002, na 120 jaar failliet ging, stierf een belangrijk en onvervangbaar stuk Brusselse brouwerijgeschiedenis. Gelukkig had Bierman kort daarvoor zijn kelder nog vol Oude Beersel gelegd. Wat hem doet besluiten dat 1. Het faillissement niet aan hem lag en 2. Hij in zijn kelder een waardevolle schat heeft liggen.

Overigens werd de zaak vrij snel weer overgenomen door twee nieuwe brouwers, die eerst de resterende stock Lambiek verder versneden tot Gueuze en daarna zelf aan het brouwen sloegen. Een weinig onverwacht kreeg de brouwerij dus alsnog een tweede leven.Kort daarna werd ook het gamma Bersalis Bieren in het leven geroepen, verwijzend naar de oude naam voor Beersle. Deze prijswinnende bieren werden bedacht om de noodlijdende brouwerij wat meer ademruimte te geven. Ze worden overigens niet in Beersel gebrouwen, maar in opdracht bij Brouwerij Huyghe (delirium). De Bersalis Kadet is een wat meer zeldzaam en licht bier. De smakelijke Bersalis Tripel verovert langzaam maar zeker de harten van de goegemeente. Hoewel dit bier niet meteen het meest innoverendis  bier dat er bestaat, blijkt het in zijn genre wel een van de betere varianten te zijn. Het bier toont  9,5 procent alcohol en geeft naast mout ook heel wat citrus mee.

Rest Bierman nog het besluit dat er mindere bieren dan Bersalis bestaan, die zich hoger achten, maar die bij consumptie slechts de aandeelhouders van de bierfabriek verrrijken. Wie zichzelf het genoegen van een Bersalis schenkt, zal nooit teleurgesteld zijn en zorgt er meteen ook voor dat één van de meest roemrijke Oude Gueuzes kan blijven bestaan. Dat is voor Bierman alvast meer dan hij durfde te vragen. Egmond en Hoorn, Santé!

Mont des Cats: de nieuwe Trappist

De laatste tijd verschijnen regelmatig nieuwe loten aan de toch al indrukwekkende stamboom  van de Trappistenbieren en als mondige biermens die helemaal mee is met de steeds toenemende gekte van zijn tijd, kan Bierman natuurlijk niet anders dan af en toe hierover ongevraagd zijn menig ten berde te brengen. In de hoop natuurlijk dat de paters Trappisten het hem ten overvloede willen vergeven. 
De laatste telg in de onstuitbare Trappistengolf komt uit Frankrijk. Het nieuwe amberkleurige bier waarover het gaat, is verbonden aan de abdij van Catsberg en luistert naar de naam ‘Mont des Cats’ wat niet geheel bezijden een logische en consequente nomenclatuur is, een sobere gesloten kloosterorde meer dan waardig. Het bier is de geestelijke opvolger van een oerbier dat ruwweg tussen liberale revoluties van 1848 en het eerste kanonschot van de eerste wereldoorlog werd geproduceerd. De productie eindigde omdat de Catsberg vanwege zijn strategische ligging tijdens de oorlog grondig werd gebombardeerd. Iets wat zelf brouwerijen niet overleven. 

Vanuit een bijzondere interesse voor het stuk Vlaanderen dat zich toevallig over de Franse grens bevindt, is Bierman in onverdachte tijden wel eens op bezoek geweest op de bijzonder mooie Catsberg. Het landschap is er bij momenten ronduit fenomenaal en de wandelingen en fietstochten die in de buurt te doen zijn, rechtvaardigen moeiteloos een meerdaags verblijf, zeker met Franse pareltjes als St. Omer, Wissant en Bergues in de buurt. Het handvol, wat beter ingelichte, toeristen dat elk weekend trouw uit de buurt komt aangewaaid op de berg, prevelt doorgaans een eenvoudig gebed in abdij, om zich daarna met nog meer smaak van een heerlijk stuk kaas en een dikke homp brood te kunnen bedienen.  En sinds kort kunnen ze zich dus ook te goed doen aan de Mont des Cats, wat onverdeeld een duidelijke meerwaarde mag heten.

Iedereen die zich een beetje bierliefhebber noemt zal zich ondertussen wel blindelings de mantra van het Authentic Trappist Label voor de geest halen, waarin staat dat een officieel Trappistenbier binnen de muren van de abdij gebrouwen moet worden met ten minste één actieve pater in de buurt (en dat de opbrengst naar goede werken dienen te gaan). Omdat de Mont des Cats niet in de naamgevende abdij wordt gebrouwen, maar volgens vastgelegd recept bij de medetrappisten van Chimay, komen ze helaas niet in aanmerking voor het officiële trappistenlogo. Gelukkig heeft dit de paters er niet van weerhouden om de eenvoudige en eerlijke vermelding ‘Trappist Bier’ wel prominent en drietalig op het etiket te plaatsen. Iets wat Bierman ten zeerste kan waarderen, al was het alleen maar omdat het de waarheid is. Het zou redelijk absurd zijn om een Trappistenbier geen Trappist te noemen. Overigens kan Bierman het op deze plaats niet nalaten om zich breed glimlachend af te vragen of nog bierliefhebbers het ironisch vinden dat de eerste Franse Trappist niet in Frankrijk maar in België wordt gebrouwen. 

De Mont des Cats zelf is amberkleurig en heeft 7,6 % alcohol. De smaak is redelijk neutraal en weinig opmerkelijk en de fijneparelende sneeuwwitte schuimkraag geeft te weinig weerstand. Het zijn enerzijds allemaal eigenschappen die Bierman niet echt warm maken, maar die hij wel vaker in Franse bieren heeft teruggevonden en die bij hem het vermoeden doen rijzen dat Fransen hun bier gewoon graag neutraal en weinig opmerkelijk drinken. Anderzijds heeft dit bier deze eigenschappen ook gemeen heeft met de eerste brouwsels van de Achelse Kluis en zijn de bieren van deze brouwerij achteraf nog aanzienlijk in de goede richting geëvolueerd. Dus, de Trappisten kennende, gaat het ook met dit bier waarschijnlijk nog goed komen. In afwachting daarvan is de de Mont de Cats een bier dat vooral als het gedronken wordt met uitzicht op het naamgevende klooster goed tot zijn recht komt. Tenzij de Fransen écht graag hun bier neutraal en weinig opmerkelijk hebben. Dan moeten ze niet veel meer veranderen.

Zinnebir

Bierman heeft reeds eerder eindeloos mogen doorbomen over zijn ambivalente verhouding met Brussel, de hoofdstad van de koning en het land. Op zijn best is Brussel een Parijs zonder banlieue en op zijn slechts is Brussel een banlieue van Parijs. Maar “trôp is teveel en teveel is trôp”, zo schreeuwde ooit een bekende Brusselaar in zijn micro, en aangezien deze het later zelfs tot eerste minister heeft gebracht zwijgt Bierman verder schroomvol en met gebogen hoofd over ambivalentie en andere emoties. Over Brussel daarentegen valt nog heel wat door te bomen. 


Volgens de oude legendes stroomde er eeuwen geleden een rivier door Brussel die luisterde naar de naam Zenne. Halfweg de 19e eeuw hadden aanhoudende vervuiling en verzanding deze machtige stroom in het hart van onze grootstad (in wording) tot een stinkend modderstroompje gereduceerd. Dit stroompje slaagde evenwel op wonderbaarlijke wijze in om  in 1865 meer dan 3500 dodelijke slachtoffers te maken middels een Cholera-epidemie. Kort daarna werd de stoute stinkende rivier overwelfd en moest de Zenne voortaan ondergronds door Brussel stromen. Vandaag wordt de rivier gezien als de belangrijkste bron van vervuiling van de Schelde. Misschien ging het over de Zenne toen Wannes Van de Velde in 1990 zong:

Ik heb van een rivier gedroomd nog zwarter dan de nacht
die zwavel en salpeter in haar waters droeg
en stinkend langs de dijken schoof
heel de lucht was vol van dampen en dodelijk venijn

daar kon geen leven zijn

Ik heb van een rivier gedroomd nog zwarter dan de nacht
die trager dan de wolken naar de Noordzee schoof
en zonder golven voortbewoog
langs de stille oever lag er een land vol roestig schroot
nog stiller dan de dood

Het idee om een Zinnebir te brouwen in het hart van Brussel is ontstaan tijdens de tweede editie van de Zinnekeparade en de daaropvolgende oprichting van Brasserie De La Senne. Zinnebir, Zinneke-(kleine Zenne)-Parade, Brasserie De la Senne, het zijn stuk voor stuk liefdesverklaringen voor de rivier. Vanzelfsprekend met wat zwaar op de tong liggend Brussels accent uit te spreken, inclusief gigantische huig-R. Het is een dialect dat de perfecte fusie is van ‘Boerenpsalm’ Vlaams en antiek Aristocratisch Frans. Maar dat neemt niet weg dat er duidelijke trend zit in deze riviergeoriënteerde nomenclatuur die Bierman niet anders kan doen besluiten dan dat Brusselaars trots zijn op hun stad en vooral op de stroom onder hun voeten. Het is een Zennefilie die volledig  los staat van de zuiverheid van het water. Het is een sentiment dat misschien niet volledig gedeeld wordt met mensen van buiten de hoofdstad. 

Na Cantillon is deze Brasserie overigens de tweede brouwerij die nog in het hart van Brussel brouwt. Voor de overkapping moeten dat er honderden geweest zijn. Overigens komt ook bij de verdeling van de bieren eerst Brussel aan de buurt en pas in een tweede adem is de overschot voor de rest van de wereld. Iets wat Bierman eigenlijk niet meer dan normaal vindt.
Uit zowat alles, maar vooral uit hun oog voor detail, blijkt dat de makers van het Zinnebir mensen zijn met het Bierhart op de juiste plaats. Ze beheersen het productieproces van hun bieren van begin tot einde. Waken zorgvuldig over de juiste ingrediënten en de kwaliteit van het eindproduct. Ook de vormgeving van de etiketten oogt erg prettig in soft-comic-stijl die Bierman vooral kent van Team Fortress 2, maar dat is een heel ander verhaal.
Het zeer degelijke en goed gesmaakte Zinnebir is een plezant doordrinkbier van 6%  dat alleen in Brussel ten volle tot zijn recht komt, maar daar ter plaatse dan wel een absolute aanrader mag heten. Een drinkbare getuige van hoe een stad in veel betekenissen van het woord levend en bruisend kan zijn. De andere bieren van Brasserie De La Senne, zoals de Zwarte Piet, Stouterik of Taras Boulba hebben iets meer een eigen smoel en plaatsen de brouwerij stevig op de kaart van de naar meerwaarde zoekende biermens.
http://brasseriedelasenne.be/NL/?portfolio=zinnebir

Leve de Zenne!

Het studentenleven

Terwijl het buiten regent en de studenten onrustig van de bomen vallen, even trouw als de steeds wederkerende herfst bij het begin van een nieuw academiejaar, zit Bierman zoals altijd voor het raam van café Den Eenhoorn naar buiten te kijken. Onderwijl de bewonderende blikken negerend, die omstaanders hem occasioneel toewerpen. In alle eerlijkheid moet Bierman toegeven dat zijn gedachten bij het keren van de dagen wel eens op zichzelf een wandeling durven te maken, zonder dat hij daarbij noodzakelijkerwijs helemaal onverdeeld aanwezig hoeft te zijn. De generaties lossen zich steeds sneller af, zo overpeinst Bierman dan bijvoorbeeld bij zichzelf, "maar de studenten blijven wel steeds eeuwig achttien jaar. En – vermoeiend genoeg – zijn er elk academiejaar ook weer een handvol jonge mensen die bij het leren van het -toch niet onbelangrijke- verschil tussen het consumeren van grote hoeveelheden generieke pils enerzijds en het rustig degusteren van een goed gebrouwen topbier anderzijds, kiezen voor een meer proefondervindelijke methode". Tot zover Biermans gedachten. 
Edoch, tot nut en vermaak van belastingbetalende huisvaders- en moeders die wat minder vertrouwd zijn met de actuele besognes het studentenleven en hier bijgevolg met een verontrust gemoed en angstige blik naar zouden durven kijken, stelt Bierman met graagte zijn volstrekt willekeurige classificatie van de studenten in 4 fasen voor.

De eerste fase in het leven van een nieuwe student die er helemaal bij wil horen, noemt Bierman deze van het grote “ik weet nog van niets, maar als ik vol overtuiging alles meedoe komt het wel in orde”. Een spijtig maar enigszins onschuldig misverstand natuurlijk dat eigen is aan de onstuimigheid van tieners die versneld volwassen moeten worden. Deze fase is redelijk kort en bij sommigen naadloos over in de “kijk naar mij, ik ben / kan alles”. Dit is de fase van het nabootsend leren, het onstuimige hart en de overmoed. Als er verhalen overblijven die het waard zijn verteld te worden, dan komen ze hieruit.

De derde fase is degene die Bierman het meest aan het hart ligt omdat ze dicht bij de melancholie staat en het gebrek, dat dwars door elk mensenhart loopt. Het is de fase van het grote “Is dit alles wat er is?” moment.  Het moment waarop studenten ontwaken uit hun almacht. Waarop ze omkijken en beseffen dat ze vooraan staan. De voorgangers van weleer zijn zingend achter de horizon verdwenen en er is meer achter dan voor gebleven. Er rest enkel nog henzelf en legioen, een eindeloze schare volgers. Datgene wat beoogd werd, werd bereikt en dat is iets wat Bierman zelfs zijn ergste vijand niet toewenst. Het vervult hem telkens weer vervult met diep mededogen.

De vierde fase van het studentenleven, gaat over studenten met wijsheid in de ogen, zekerheid in de gebaren, rust in het oordeel en evenwicht in het handelen. Het is thuiskomen in de gelouterde fase van het “ik heb alles al gezien”, zoals Kris de Bruyne het zingt in het lied “Waar ik voor leef”: Niet voor het geld, niet voor de macht en niet voor de eeuwigheid.

‘k heb alles gezien, ik heb alles gehad, ik ben overal geweest
'k Heb alles meegemaakt, bijna kapotgemaakt
'k Ben veel te ver en veel te lang op stap geweest

Ze zouden wel kunnen natuurlijk, deze studenten, als ze zouden willen, en soms komen ze ook in actie om alles beter, sneller en mooier te doen dan de nieuwe generatie. Maar het hoeft eigenlijk niet meer. Er zijn andere interesses gegroeid, een bredere visie, een diepere groef. Ze zijn ervaring zonder publiek geworden en daarmee verdwijnen ze, het echte leven in, de arbeidsmarkt op. Herinneringen onder de arm.

Bij de kastelein van café Den Eenhoorn bestelt Bierman een eenvoudige Westmalle Dubbel als troost en afweer voor het handvol Fase 4-ers aan zijn kromme tafel. Twijfelt hun hand even voor ze de kelken vastnemen? Staat er mat glas in hun ogen wanneer ze in die van Bierman kijken als de glazen klinken? Dwalen ook hun gedachten even af bij de twee eerste grote slokken van de dag, terwijl de regen buiten eindeloos neervalt? Bierman weet het niet. Buiten lopen achtienjarige studenten drijfnat voorbij, opgejaagd door andere studenten in witte jassen. Nog te jong om die éne korte aarzeling al te kennen.

Gulden Draak 9000 Quadruple

Bierman heeft het voorrecht te leven in een uitermate boeiende tijd, waarin de biermarkt zich gedraagt als een stampende mammoettanker in volle orkaan voor de kust van een of ander uiterst waardevol natuurgebied. Zolang de motoren blijven draaien is er met de waardevolle lading niets aan de hand natuurlijk, maar de richting durft wel eens wat onzeker te worden en het is ook beter om niet te veel voorstellingen te maken over wat er allemaal kan mislopen. 
In dit soort zelfverklaarde ‘best of times’, vol vernieuwing, vooruitgang en het tot vervelens toe opgestuwd worden in de vaart der volkeren, kan het verrassend deugd doen om als argeloze consument nog eens stilletjes langs de uitgestalde bieren in de lokale supermarkt te schuifelen en de flesjes van oude vertrouwde brouwsels bijna onmerkbaar zacht even met de hand te beroeren, onderwijl zachtjes de namen prevelend van bieren, die al op de markt waren nog voor er een markt bestond voor bieren. De Gulden Draak bijvoorbeeld, om maar iets te zeggen.

De witgeschilderde buikflesjes van de Gulden Draak (brouwerij Van Steenberge in Ertvelde) vormen een mooi voorbeeld van een bier dat een kwarteeuw geleden, schijnbaar moeiteloos een plaats veroverde in het hart van de bierdrinkende Vlaming. Het bier werd vernoemd naar de trotse gouden draak die op de toren van het Gentse Belfort staat en draagt deze ook in het logo. Volgens Michael Jackson, zaliger gedachtenis, gaat het om een roodbruine variant van Piraat. De Piraat werd ontwikkeld als een wat meer gehopt interpretatie van de alles en iedereen overheersende Duvel, in een poging om wat van dit succes mee te pikken. Volgens de net genoemde bierlegende overheerst vooral mout en karamel in de Gulden Draak. In het wat mank lopende geheugen van Bierman toonde de Gulden Draak, net als generatiegenoot Delirium Tremens, ook heel wat drop en anijs, maar het is mogelijk dat dit wat vertekend is geraakt doorheen de jaren. Overigens raken de flesjes van de Gulden draak zeer vaak in lege Duvelbakken verzeild, waar ze door hun identieke vorm, maar spierwitte kleur voor verwarring zorgen in de bottelarij. Er bestaat een ontroerende samenwerking tussen Moortgat en Van Steenberge om iedereen tot ieders tevredenheid van de juiste flessen te voorzien. 

De nieuwe interpretatie van de Gulden Draak, draagt het getal 9000 in de titel, wat verwijst naar de postcode van de stad Gent. Het is een volgens de regels van de kunst gebrouwen Quadrupel, wat betekent dat er vier keer meer mout in het bier zit dan dat dit bij pils het geval is. De term Quadruppel overlapt een weinig met de klassieke benaming Gerstewijn (een bier op basis van gerstemout dat meer dan 10° alcohol toont). Veel mout resulteert nu eenmaal na gisting vaak in veel alcohol. 
Opmerkelijk genoeg gaat het bij deze interpretatie van Van Steenberge niet om een voor de hand liggend donkerbruin, maar om een relatief helder amberkleurig bier. Wat onverwacht is, maar zeker niet onaangenaam en het bier ook een duidelijk onderscheid van het groeiend legioen aan genregenoten. De 9000 is minder complex dan het overvloedig smakende origineel, maar heeft wel de body en kracht van een klassieke Gerstewijn. Waarschijnlijk worden de gebruikelijke gebrande smaken niet meer binnengebracht door de mout tijdens het brouwen en worden heel wat andere aroma’s overheerst door de nadrukkelijke aanwezigheid van alcohol en restsuiker. Dat geeft een mooi hartverwarmend effect. Wie het avontuur van een Gulden Draak 9000 aangaat en zich kan meten met een paar goede slokken van dit smakelijke bier, mag zich verwachten aan een interessante krachtmeting en een hele mooie avond. 

Ertvelde is overigens ook het dorp waar Vlaams Schlagertalent Eddy Wally groot is geworden, maar dat heeft niks met bier te maken.


Mont Blanc Ambrée (La Rousse)

Volgens de legende, Bierman was er zelf niet bij, is het heldere amberkleurige bier dat wij tegenwoordig kennen ontstaan als antwoord op de Pils, een nieuwerwets Tsjechisch bier dat iets meer dan een eeuw geleden onze contreien dreigde te overspoelen. Dit nieuwerwetse bier was helder en blond met een witte hapklare schuimkraag een een koude gisting die aansloot bij de schenktemperatuur en het dorstlessend vermogen van het bier. Plots zat iedereen aan de Pils en wilde niemand nog de gebruikelijke duffe oude brol drinken, drievoudig platgekookt volgens eeuwenoud recept.  Brouwers die de omschakeling naar dure koelinstallaties niet konden of wilden ophoesten zagen hun omzet kelderen en menig brouwer is in die duistere tijden op zijn knieën midden op de koer van zijn brouwerij gevonden, hevig krijsend, de armen naar de hemel gericht. De Pilsgolf dwong de brouwers die verdronken, scherp te stellen wat ze echt met hun bier wilden aanvangen en vooral troebele bieren bleven tot heel wat decennia later absoluut uit den boze.
Maar waar sterk verbeterde koeltechnieken de massale Pilsproductie mogelijk maken, zorgden vooral sterk verbeterde filtertechnieken voor het behoud van de hoge gisting. Het verwijderen van gist en andere vlokken uit het bier, maakte het voor de brouwers mogelijk om een traditioneel, goed doordrinkbaar, bier van hoge gisting te maken dat er toch helder en sprankelend uitzag. Van deze heldere ambere bieren, naar de mode van toen eerder Engelse dan Duitse stijl, zijn De Koninck en Palm de meest tot de verbeelding sprekende voorbeelden.  Generaties van vakmanschap hebben van deze twee bieren echte volmondige meesterwerkjes gemaakt. De Koninck is iets strakker van smaak, terwijl de smaak van Palm iets meer uitdeint in verschillende richtingen. 

De verwachtingen van Bierman waren dan niet echt hooggespannen toen hij afgelopen zomer in een obscuur Frans dorpje aan de voet van de Alpen een gruwelijk lelijke fles Mont Blanc Ambrée op de kop tikte. Het bier gaat ook als ‘La Rousse’ door het leven maar heeft eigenlijk helemaal niets te maken met rood bier. Eerdere ervaringen met Franse bieren waren voor Bierman op zijn zachtst gezegd een weinig tegengevallen. Zijn nieuwsgierigheid was evenwel gewekt door het feit dat dit bier de gouden medaille haalde op de World beer Award 2011, hoewel de ervaring leert dat dit soort prijskampen soms wat onscherp durven uitpakken in de laatste rechte lijn. Meer tot de verbeelding sprekend is het feit dat alle Mont Blanc bieren gebrouwen worden met water van Gletsjerijs. Dichter bij puur, helder en eerlijk kan water nu eenmaal niet komen. De Mont Blanc Ambrée bleek dan ook een absoluut topbier te zijn. Op de juiste temperatuur geschonken toont dit bier zich moeiteloos als een een verrassend prikkelende en uitdagende smaaksensatie. Geheel in Franse stijl balanceert dit bier meer op finesse dan op robuustheid, maar de smaak die er is, vormt wel een absolute streling voor de zintuigen. Iets waar het gebruik van gemoute gerst, tarwe en hop zeker niet vreemd aan zal zijn. 

Het is niet de bedoeling van Bierman om vrij en vrolijk vaandelvlucht te plegen, van zodra de gelegenheid zich voordoet. Palm en De Koninck zijn in hun genre natuurlijk nog steeds absolute topbieren, maar deze Franse variant toont wel dat het bij de Vlaamse interpretatie van Pale Ale toch vooral om compacte en gesloten bieren gaat. Amber bier staat in hoofd van heel wat bierliefhebbers al lang niet meer voor opwindend of vernieuwend. Het lijkt alsof ze  vooral worden geconsumeerd door een rustig afkalvend legioen van gewoontedrinkers. Een nieuwe interpretatie van Amber, zoals de makers van de de Mont Blanc Ambrée hebben aangetoond, is misschien meer dan ooit nodig en wenselijk. 

De Mont Blanc Ambrée wordt gebrouwen in de Brasserie Savoyarde in Chambéry, een klein stadje aan de voet van de Franse Alpen. De brouwerij werd opgericht in 1999 en is op korte tijd immens gegroeid. Ze hebben er nog prijswinnend witbier, blond bier en … (ze kunnen het in Frankrijk echt niet laten) … violet bier.



Café de Monk

In tegenstelling tot het algemeen aanvaarde misverstand blijkt niet Antwerpen, maar Brussel het centrum van het land en bij uitbreiding de wereld te vormen. Volgens de Antwerpenaren is hun stad natuurlijk wel groter en mooier en hebben ze in Antwerpen ook meer en betere voetbalploegen (die gewoon tijdelijk even niet hun maximale potentieel halen). Maar jammer genoeg volgt de rest van het land deze denkrichting niet helemaal door tot op het einde. Brussel ligt meer in het midden en dus mag Brussel de baas zijn. 

Overigens weet Bierman niet zeker of ander mensen er ook last van hebben, maar telkens hij weer eens enkele maanden niet in Brussel is geweest dan begint in zijn hoofd vooral de duistere kant van onze Nationale hoofdstad te overheersen. Zijn geestelijk oog ziet een sombere stad, versluierd in smog en communautaire perikelen, dichtgegroeid met Europese instellingen en lelijke betonbouw, lijdend aan typische grootstadkwalen als voorkankerende verkrotting en exuberante huurprijzen, een permanent verkeersinfarct en een Noord-Zuid verbinding die te smal is voor veel te veel overvolle treinen. Brussel is dat stuk land waarlangs de taalgrenzen afschampen, de voorstad van Parijs, de pispaal van London, de … enfin, u snapt het wel. De bange Belg in Biermans brein heeft het soms wat moeilijk om thuis te komen in een wereldstad. U kent het wel, het is weinigen gegeven om er zonder inspanning aan te ontsnappen. 

Edoch, als Bierman dan toch effectief nog eens op bezoek mag komen in Brussel, trekt dat duistere beeld  weer helemaal open als de frisse avondlucht na een zomeronweer. Elk bezoek aan Brussel is voor Bierman toch eerder een blij weerzien dan de gevreesde proverbiale ‘voyage au bout de la nuit’. Herman Brusselmans … ah nee, euh, … Johan Verminnen zong het al: ‘Mijn Brussel ik zit in je binnenzak’ en Rik Torfs vond een paar jaar geleden, toen hij nog politicus was en geen rector, dat politici uit hun isolement moesten kruipen en hun oor vaker te luisteren moesten leggen op plaatsen waar veel volk met een mening komt, in Brussel bijvoorbeeld in café “De Monk”, bakermat van het verlichte denken. Wat enkele kranten op het idee bracht om naar café de Monk te trekken om het volk naar haar mening te vragen. Allemaal erg vermakelijk, vooral omdat de mening van het Volk wel eens wat diepgang of structuur durft te ontbreken.

Vandaar dat ook Bierman afgelopen zomer plichtsgetrouw en vol vreugde en verwachting naar de binnenzak van de hoofdstad trok. Na even voor “De koning drinkt”  te hebben gestaan, het machtige barokke schilderij van Jacob Jordaens in het museum voor schone kunsten, besloot hij om zich wat te mengen onder de lokale bevolking; Meer bepaald het deel van de lokale bevolking dat Café de Monk frequenteert. Prof. Dr. Torfs heeft warempel niet overdreven, zo bleek al meteen bij het binnentreden, toen hij deze biertempel aanprees als kruipunt van kosmopolitische waarden en verheven idealen, die eloquent en bij tijden fijn ironiserend aan de man worden gebracht tussen pot en pint. Monk is een kroeg waar het voorwaar aangenaam toeven is en waar rustieke sfeer en inrichting inderdaad nog gepaard gaan met een erg gevarieerde en smakelijke bier-, kaas-, en charcuteriekaart. Over de ter plaatse gedegusteerde Bersalis Triple en het nieuwe Zinnebir zal Bierman u met veel plezier bij een volgende gelegenheid kond doen. Overigens zijn er in Antwerpen ook een paar parels van biercafé's te vinden, maar die werden voorlopig nog niet  door Rik Torfs persoonlijk aanbevolen. En dat is natuurlijk, laat ons eerlijk zijn, de enige referentie. 


Slaefke: Aughems Fluytjesbier

Wie ooit het genoegen heeft om op het dorpsplein van Zingem te vertoeven (een dorp dat overigens in tegenwoordige tijd geheel van brouwerijen verstoken is) kan een kleine steenworp verder naar het Westen al helemaal verdwalen in eeuwenoude Scheldpolders, zompige meersen en met riet dichtgegroeide kleiputvijvers waar al lang uitgestorven watergevogelte nog welig placht te tieren. Voor mensen uit overontwikkelde gebieden zal de openbaring dat de Schelde niet enkel door De Enige Ware Stad stroomt, maar ook langs dorp en polder meandert wellicht een openbaring zijn. Maar voor de gemiddelde Zingemnaar, deze generatiechristendemocraat met paard en kar, is de breed gedachte Schelde, ondanks de uitvinding van veerpont en later zelfs een indrukwekkende brug die wat vloekt met de lokale waterkiekens,  een grens die het dorp naar binnen keert en opsluit in zichzelf. Gavere, dat vreemde Oostenrijkse bergdorp dat net over de Schelde op de eerste uitloper van de Vlaamse Ardennen ligt, is een dreigende, torenende sprookjesstad waar scherpschietende burgemeesters en halfgare poppenspelers acteren in hun eigen Magisch-Realistisch universum.

Wie evenwel de veilige buik van Zingem dorp verlaat, kan via de steenweg op Kruishoutem zich een weg banen naar het oude karrenspoor dat de steden Gent en Oudenaarde met elkaar verbindt. Helaas zijn de verleidingen onderweg niet gering en menig Zingemnaar werd onderweg reeds verzwolgen zonder ooit nog een spoor achter te laten. Naast twee casino’s en een om mysterieuze redenen op ouderjaarsnacht afgebrande parenclub (Bierman ziet nog steeds de halfnaakte beteuterde en op copulatie beluste Duitsers langs de kant van de steenweg staan) is er in de straat ook een filiaal van een multinationale hamburgerketen die met een machtig lichtbaken de voorbijtrekkende stadsmensen en argeloze autochtonen in haar ingewanden trekt. Wie bovendien het lef zou hebben om iets te ver naar het Noorden af te dwalen kan ter plaatse stok stijf steendood gebliksemd worden door een extreem geval van ontaarde rotondekunst: de Scheldekoningin. Het betreft de tweede laureaat van een kunstwedstrijd (het eerste ontwerp, een visbak, bleek onuitvoerbaar) en stelt een fallus voor met de afmetingen van een kleine kerktoren die licht gebogen en druipend, als een obscene blok beige kunststof het failliet van het huwelijk tussen kunst en democratie bezegelt. Het is een Medusa van de Schelde, deze eenogige, halfopgerichte spuitkop, klaar om het vruchtbare warme zaad op de vette poldergrond te lozen zodat de boeren kunnen oogsten in overvloed. Het is een obsceniteit die koningin en fallus is tegelijkertijd en bijgevolg ook een extreme gepetrifieerde artistieke zelfbevruchting, vlek en baken in het landschap, blikvanger die mensen vol plaatsvervangende schaamte de blik doet afwenden. Maar Bierman dwaalt af.

Want wie er uiteindelijk in slaagt om tussen alle verlokkingen en gevaren te navigeren komt in het ingeslapen gehucht Ouwegem terecht, een onooglijk dorp met een groot hart voor bier.  Tijdens het Pinksterweekend gaat in Ouwegem namelijk niet enkel de jaarlijkse Trappistenloop door, maar worden aldaar ook steeds opnieuw de Fluitjesfeesten gevierd. Volgens de legende zou in de streek tijdens de middeleeuwen de katholieke bedelorde van de Allerheiligste Drie-eenheid actief zijn geweest (de Trinitariërs) om geld in te zamelen voor het vrijkopen van Christelijke slaven uit de handen van de Saracenen (Zou het eigenlijk toeval zijn dat de naam van deze orde net verwijst het belangrijkste theologische verschil tussen Christendom en Islam?). De mare wil dat bij het in stoet terugkeren van de verloste slaven hun komst al fluitend werd aangekondigd.

Vanuit deze erg mooie legende groeide het idee om het Slaefke te brouwen, een ‘Aughems Fluytjesbier’. De verhuisbrouwerij, die Bierman nog kent uit het eerste seizoen van Toernée Générale, stelde het recept op punt, maar tegenwoordig wordt het in wat grotere hoeveelheden gebrouwen in St. Canarus in Gottem. De belangrijkste kenmerken van het bier zijn de ronduit indrukwekkende hoeveelheid informatie op het etiket en de nummering van de opeenvolgende brouwprocessen. Het bier zelf is een wat generieke Tripel van 7,5%, met een dorstlessende bitterheid. Het is een mooi, streekeigen bier dat uitnodigt om met vrienden genuttigd te worden (of voor wie geen vrienden heeft: bij een stuk kaas en een boterham). En wie zich volgend jaar met Pinksteren tussen Gent en Oudenaarde beweegt, schipperend tussen Scylla en Charybdis, kan zich halfweg laven aan dit legendarische bier. Gewoon aan de McDonnalds naar rechts. 

Dakota 15 W

Een van de bekendste en meest gewaardeerde onderdelen van het Belgische leger, toch zeker het stuk dat altijd in het nieuws komt, is de 15e Wing Luchttransport. Ook wel het 15de Vervoers- en Verbindingswing genaamd en herkenbaar aan het iconische logo van de Sioux-Chef. Het is een stuk leger dat Bierman zich vooral herinnert van de paletten met graan die uit laagvliegende C-130 Hercules vliegtuigen werden gedropt tijdens de grote hongersnood in Etiopië in 1984 en die bij impact op de kapotgeroosterde woestijnklei in grote stofwolken uiteen splinterden. Of er effectief mensen geholpen werden met deze, toch eerder extreme variant, van de klassieke voedselhulp zou Bierman niet kunnen zeggen, maar voor een achtjarige waren het alvast indrukwekkende beelden. Overigens was de 15e Wing op dat moment al een paar decennia bezig met het redden en transporteren van al dan niet militair personeel en materieel, waarbij vooral de C-130 een schier legendarische reputatie heeft verworven (in 2018 zullen ze overigens vervangen door de veel minder tot de verbeelding sprekende Airbus). De C-130 Hercules doet zowat al het andere vliegend materiaal van de 15e Wing verbleken tot weinig tot generieke vliegende varia in de lucht (de Falcon voor rijk en belangrijk volk, de Airbus voor veel volk, enz…). 

Even legendarisch, maar al lang niet meer in dienst, is de DC-3 (C-47), die Bierman dan weer kent uit Films van Indiana Jones en bij uitbreiding zowat elke andere avonturenfilm die zich halfweg de vorige eeuw afspeelt. Naar het schijnt vlogen ze ook de Berlijnse luchtbrug tijdens de koude oorlog en de Belgen vlogen er regelmatig mee naar Kongo en terug toen het koloniaal verleden nog geen verleden was. Van dit iconische vliegtuig (ook wel de ‘Dakota’ genaamd) had het vaderlandse leger enkele exemplaren in dienst en één daarvan staat gerestaureerd en wel in het Dakota Museum van de 15e Wing in Melsbroek. Dit museum is overigens een echte aanrader en het is elke maandag en donderdagnamiddag te bezoeken, zo Bierman met deze beknopte inleiding in de 15e Wing uw vliegeniershart heeft doen ontwaken. 

Hoewel alcohol en vliegtuigen besturen best niet gelijktijdig voorkomen, kan Bierman zich wel voorstellen dat tussen twee dorstige missies in zwartgeblakerde Sahellanden of na urenlang sleutelen in aan vliegend materieel in een of andere uitgeregende loods een verfrissend bier meer dan welkom is. Voor die gelegenheid hebben ze bij de 15e Wing twee bieren laten brouwen in ‘La Binchoise’ en ze waarschijnlijk nog met de C-130 gaan ophalen ook: de Dakota 15W Blond en bruin. Volgens het etiket gaat het om artisanaal bier met nagisting op de fles van respectievelijk 7,5 en 6,8 % alcohol. Hoewel de keuze voor La Binchoise opmerkelijk is in het “proefbrouwerij van Lochristi” tijdperk, is de Dakota volgens de mensen van Melsbroek toch geen  etiketbier, maar wordt het wel degelijk speciaal voor de gelegenheid gebrouwen. Wie echt zeker wil zijn kan hiervoor altijd eens naar Binche bellen, of beter nog: gaan. Verder smaakt de blonde Dakota erg lekker maar weinig opmerkelijk, zoals een ietwat anonieme tripel moet smaken. De Bruine variant heeft verassend weinig mout en doet daardoor wat denken aan een veel meer evenwichtige variant van het Bolivar bier van de Wereldwinkel. En daarmee mogen deze bieren alvast zonder blozen naast hun naamgevende vliegtuig staan. Beiden beloven ze verhalen over legendarische machines, onverschrokken piloten en bloedstollende avonturen, wat wil een mens nog meer. Leve de luchtmacht!

Whisky en bier


Bierman kan zich ter dege voorstellen dat mensen die hem minder goed kennen in de verleiding zouden kunnen komen om hem een weinig ongenuanceerd te boekstaven als een narcistische navelstaarder. Een ‘one trick pony’ zo u wil, die geen leven heeft buiten bier en zelfs als het gaat over bier zit te zagen en te brabbelen als iemand van de derde leeftijd die zijn angst voor het onbekende bezweert met gemeenplaatsen. Dat is allemaal volledig waar natuurlijk: Bierman mag thuis van zijn vrouw nooit zagen en dus doet hij het maar net als iedereen op het wereldwijde web. Edoch, teneinde zichzelf en de rest van de wereld duidelijk diets te maken dat hij wel degelijk van meerdere markten thuis is, zal Bierman bij deze met graagte iets nuttig en vermakelijk over Whisky schrijven. 

Overigens: de meest grondige en exhaustieve uiteenzetting die Bierman ooit over Whisky kreeg, kwam voor één keer niet van de uiterst betrouwbare amateurencyclopedie Wikipedia, maar van Bob Minnekeer, die alles van Whisky afweet en het ook nog degelijk en aangenaam kan uitleggen. Twee eigenschappen die niet noodzakelijk samengaan, maar in Bob tot een uiterst prettig huwelijk zijn uitgegroeid. 

Whisky is drievoudig gedistilleerd bier, waarbij de mout voor het brouwen niet gemalen maar geplet wordt. De meest verheven, edele (en door liefhebbers in speciaal daartoe vervaardigde schrijnen aanbeden) Whisky is de “Single Malt Whisky”. Deze wordt gestookt met bier dat volledig uit gemoute gerst bestaat. Niet veel meer dan bacterievrij rioolwater is daarentegen de Graanwhisky, waarin een weinig gemoute gerst gebruikt wordt om de gisting in gang te zetten, waarna het regelmatig toevoegen van goedkopere ongemoute granen (vooral Maïs) zorgen voor een constant gistende en destilleerbare bierstroom. De “Blended Whisky”, die eveneens door geïnformeerde kenners met de nek wordt aangekeken, is een mengeling van verschillende soorten (meer of minder edele) Graanwhisky’s of misschien zit er ook wat Volledige Malt bij, wie zal het zeggen. 

In de 19e eeuw werd de Single Malt door kenners met de nek aangekeken als een onafgewerkt en minderwaardig product. Grote blending maatschappijen kochten de productie van lokale distillerijen op om ze vervolgens professioneel te versnijden. Alle Whisky moest bewerkt worden door geoefende versnijders tot een blend die meer was dan som van de delen. Vandaag is net het omgekeerde waar en staat het Blenden in de hoofden van de geïnformeerde goegemeente synoniem met het drinkbaar maken van inferieure destillaten. Er bestaan natuurlijk ook een mengeling van volledig uit gerstemout gemaakte Whisky, maar echte kenners doen daar nog steeds de afwas mee. De echte liefhebber kijkt zoals het hoort neer op Blends, viert de cultus van de Single Malt en knippert niet met de ogen terwijl overal rondom hem de Single Malt Whisky’s sneller bijkweken dan konijnen. 

In tegenstelling evenwel tot de wat meer elitaire Whiskywereld, wordt de techniek van het versnijden van bieren vandaag in Bierland met bewondering en eerbied bekeken. Er zijn andere voorbeelden te vinden, maar voornamelijk het blenden van Lambiek (35% ongemoute Tarwe!) tot Geuze is een nobele kunst die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Geen hond die daar in Bierland van wakker ligt. Toch werd ver in de 19e eeuw, vooral onversneden Lambiek op vat gedronken en was Geuze een bijproduct dat werd ontwikkeld om de bewaartijd te vergroten en de botteling op flessen mogelijk te maken. 
En zo volgt opmerkelijk genoeg de algemeen aanvaarde canon over Whisky (van blend naar single) eerder de tegenovergestelde beweging dan die over bier (van single naar blend).

Bierman heeft het genoegen gehad om al heel wat Whisky’s te mogen degusteren, al dan niet onder de deskundige leiding van kenners en liefhebbers. Eigenlijk zijn de verschillen tussen Whisky’s erg klein. De smaak van alcohol domineert steeds de wat meer subtiele toetsen (mout, turf, …  en euh, turf…), zodat uiteindelijk enkel een wat meer algemene indruk overblijft van ‘medicinaal’ of ‘zacht / afgerond’. Behalve dan in de gerookte Whisky’s die smaken naar rook. In vergelijking met de smaakexplosie van goed gemaakte bieren (ja, zelfs ook Bieren waarin een deel Maïs verwerkt zit) kan Bierman eigenlijk niet echt warm worden van dit soort subtiel geparfumeerde alcohol. Maar als hij dan toch mag kiezen, dan gaat in alle eerlijkheid zijn voorkeur uit naar een met liefde en deskundigheid samengestelde blend van volledig uit gerstemout gemaakte Whisky’s. Zoals bij die twee oude vrouwtjes die volgens de legende alle versnijdingen van Johnny Walker op zich nemen. En die Single Malt mode zal ooit wel weer overwaaien. 

Duvel Tripel Hop 2013


Hoewel Bierman zich op generlei wijze geremd voelt door de conventies en geplogenheden van de wetenschappelijke methode, kan hij niet ontkennen dat een milde affiniteit met obsessief - compulsief  gedrag, noem het een beschaafde vorm van autisme … spectrum … stoornis …. , hem niet volledig vreemd is. Vandaar dat hij, naast het wat overbodig verzamelen van twee exemplaren van elke diersoort op een boot in de woestijn, zich ook wel eens te buiten gaat aan het verlangen om elk bier op de Belgische markt ten minste een maal gedronken te hebben. Los van het feit dat deze onderneming logistiek eerder complex is, dat ze meer tijd inneemt dan een verlichte mens bereid zou mogen zijn om hierin te investeren en dat ze bovendien het eigen lichamelijk welbevinden mogelijkerwijs ernstig onder druk dan zetten, blijkt dit verlangen vooral een schoolvoorbeeld te zijn van slecht verwerkte anale retentie, rechtsreeks overgeschreven uit het grote boek vol psychologische disfuncties.
Nu is een psychologisch probleem natuurlijk vooral iets wat specialisten op Bierman projecteren (die overigens sterkere mannen voor minder heeft doodgedaan). Bierman troost zich met de gedachte dat specialisatie in de psychologie, vaker dan in andere takken van de wetenschap, meer te maken met ervaring en zelfreflectie dan met diploma’s.

Dit alles overigens alleen maar om te zeggen dat Bierman de nieuwe incarnatie van de Duvel Tripel Hop (editie 2013 zo het u mocht interesseren) gedronken heeft om tegemoet te komen aan bovengeschetst verlangen, eerder dan uit reine vreugde omwille van alweer een nieuwe variant van de beste sterke blonde van de wereld. Tot voor enkele jaren was hop overigens het onzichtbare ingrediënt in ieder bier, terwijl een beetje bierliefhebber nu jaargangen en hopsoorten moet kunnen onderscheiden alsof het zijn eigen kinderen zijn (die Bierman toegegeven ook niet altijd uit elkaar kan houden). De vorige Duvel Tripel Hop smaakte overigens niet onverdienstelijk naar citroen omdat de brouwmeester als kroniek van een aangekondigde verassing ‘Citra Hop’ gebruikt had. Helaas verschilde net daarom deze interpretatie van Duvel niet van ongeveer elk ander bier dat vorig jaar nieuw op de markt kwam. Innovatie is vaak een collectief gebeuren in Bierland.
De huidige interpretatie van Tripel Hop is op basis van de Japanse Sorachi Ace Hop, die bijna uitgestorven was, maar jammer genoeg op de valreep nog werd gereanimeerd. Waarom Sorachi hop in deze beschaafde biertijden nog wordt gebruikt is Bierman een volstrekt raadsel. De Duvel smaakt er alvast mee alsof iemand de siroop van een blik fruitcocktail in het Bier heeft gegoten en daarna met een lepeltje omgeroerd. Of zouden het gewoon gemalen Litchi’s zijn?

Ervaring, zelfreflectie en de wetenschappelijke methode. Bier drinken is voorrecht voor geïnformeerde mensen geworden. Bierman is nog druk doende om Hopsoorten en jaargangen van Biersoorten exhaustief van buiten te leren. Maar tot die tijd is alles waar ‘Sorachi Ace’ op staat voor hem synoniem aan ‘absoluut te vermijden’. 

De Bierproefavond


De afgelopen jaren is het eenvoudig degusteren van Bier in versneld tempo uitgegroeid tot een uiterst complexe aangelegenheid. De tijd waarin een fles bier werd ingeschonken in een recht, pretentieloos glas en als bijlage bij het kaarten, vloekend en vrolijk, werd opgedronken ligt ver achter ons. Op dit soort barbaarse praktijken van het slecht geïnformeerde gemene volk, deze huiveringwekkende overblijfselen van de duistere Middeleeuwen, kan de betere biermens tegenwoordig slechts meewarig neerkijken. 
Gelukkig bestaat er een breed spectrum aan manieren en methodes waarop de ongeletterde consument zich kan verheffen uit de Lethe van slecht gebrouwen middelmaat. Naast een wat omslachtige brouwopleiding of een driejarige cursus tot gediplomeerd zytholoog is er gelukkig ook heel wat vakliteratuur, gespecialiseerde tijdschriften, kook-en kijkboeken met of over bier en door brouwers geheel gratis en  voor niets verzorgde tap en schenkcursussen. 

Hoogtepunt van deze volksverheffing vormt natuurlijk elke keer opnieuw de bierproefavond waarop een zorgvuldige selectie van verheven bieren door een door God gezonden deskundige grondig tegen het licht worden gehouden. Bruin, amber en blond, zuur, zoet en bitter, het wordt allemaal in kleine proefglaasjes en op kamertemperatuur geschonken om niet te snel beneveld te raken en de aroma’s beter te laten vrijkomen. Het blijft elke keer weer indrukwekkend om te zien hoe de biergekte een volle parochiezaal ertoe beweegt om lauw bier te drinken uit kleuterglazen terwijl er ondertussen goedkeurend notities worden genomen in een speciaal daartoe aangekocht Atomaschrift met commercieel geruite bladen. 
Elke deskundig geleide proeverij die zichzelf respecteert begint natuurlijk met het cliché dat een goed bier een bier is dat de gebruiker lekker vindt. De consument, met andere woorden, als absolute nulpunt van zijn eigen bieruniversum. Er zal een tijd komen dat het volledige publiek in de zaal bij het horen van deze onvermijdelijke, huizenhoge boutade massaal rechtspringt om als uit een mond een drievoudig hosanna uit te slaken terwijl ze elkaar met halfwarm bier uit prutsglazen besprenkelen. Opluchting in de zaal, nu het langverwachte  ‘zoek het zelf maar uit, iedereen heeft gelijk’ moment is aangebroken.  
Maar zoals vaak bedekt deze vreugde natuurlijk een levensbedreigende onrust. Want ‘Goed bier is het bier dat je lekker vindt’ is natuurlijk een zorgvuldig gecultiveerde leugen. Er bestaat nu eenmaal smakelijk bier dat verder volledig fout zit, objectief slecht bier zeg maar, en er bestaat eerlijk bier met een goed verhaal dat ontoegankelijk is van smaak. En, het mag gezegd worden, er bestaan ook mensen met een slechte smaak die tegen zichzelf moeten beschermd worden. Een geslaagde bierproefavond helpt mensen om beter onderscheid te maken. 
En dus moet op een Bierproefavond geoordeeld worden met autoriteit. Dat is tenslotte waarom iedereen samen is gekomen. Natuurlijk is het opsteken van de wijsgerige vinger schaamteloos pretentieus en moraliserend. Maar Bierman heeft nu eenmaal een zwak voor arrogante Biermonumenten die hun eigen bierevangelie preken. Die dreigen met de hel en flemen met de hemel, die preken en bidden, smeken en zingen op de hoogmis van de proeverij. Alles beter dan het chirurgisch verwijderen van de ruggengraat van bierdrinkend Vlaanderen met het ‘alles mag als het maar leuk is’ cliché waarmee middelgrote dieren kunnen doodgeslagen worden. En die glazen mogen ook wat groter, behalve voor wie met de auto is.

In ons kleine landje lopen met ruime voorsprong, meer goed geïnformeerde bierspecialisten rond dan overal elders in de wereld. Meer dan het aantal unieke biertitels op de markt vormt net dit aspect de kern van ons legendarische Bierland. Hoog tijd dus om mensen hierin ook effectief te erkennen en bierproefavonden in te richten die dieper graven dan wat gerommel in de marge.

Het Bierglas


Uit goede bron en van Wikipedia weet Bierman dat onze voorvaderen bier dronken uit generieke aarden potten en tinnen kruiken, die ze bij voorkeur nog zelf moesten meebrengen naar de lokale herberg. Er waren eenvoudige, slechtgebakken kroezen bij en kostbare bekers belegd met opzichtige edestenen en beslagen met geëmailleerde wapenschilden. Aangezien er nog geen biermerken waren en het ongefilterde oerbier zonder uitzondering troebel was als een modderige vijver in de laatste week van november, primeerde het recipiënt met ruime voorsprong op de generieke inhoud.

Met de recente invoering van het neutrale bierproefglas is de cirkel natuurlijk volledig rond. Gedaan met frutsels en tierlantijnen die wispelturige middelmaat moeten verhullen. De drager van het bier wordt als het ware onzichtbaar ten voordele van de smaak en aroma’s van unieke en complexe bieren waarvan, na onthulling, fluisterend het geheim van de naam, wordt doorgegeven. Het talent van de meesterbrouwer zit in het merk en in de constante bewaring van recept en kwaliteit. Het glas is afwezig. Weldra zal bier geschonken kunnen worden in een zwevend onwaarneembaar krachtveld en in de wat verdere toekomst zal middels stimulatie in de hersenen de volmaakte sensatie van elk bier nagebootst kunnen worden zonder dat er nog gedronken moet worden. Laat ons bidden.

In afwachting van deze ongetwijfeld belangwekkende innovaties, dient de gewone sterveling zich te behelpen met wat de brouwer zelf ter beschikking stelt en dat is tot op heden een afzonderlijk glas voor elke unieke biertitel. Pils en andere heldere bieren hebben anderhalve eeuw geleden de introductie van glaswerk enorm versneld. Eenvoudige rechte glazen vormden eertijds het meeste voor de hand liggende model en worden tot op vandaag gebezigd voor bieren van lage gisting. Het kelkvormige glas in al zijn varianten is voorbehouden voor pakweg al de rest.
Achteraf werd ook een motivatie bedacht voor deze tweedeling. Pils is eenvoudig doordrinkbier. Dat mag in een recht glas blijven met hoogstens vanonder nog wat ribbeltjes voor meer grip en genot. De kelk past bij complexere, meer edele bieren. De schuimkraag kan breder in een kelk, aroma’s komen gelijkmatiger vrij, het bier kan ademen, de gist kan wegzakken naar de holle bodem en de hand raakt enkel de steel aan van het glas zodat de temperatuur van het glas niet beïnvloed wordt door de lichaamstemperatuur. Bij dit laatste weze opgemerkt dan slechts weinigen de kelk bij de steel vastnemen. Twee vingers onder de bol is veel eenvoudiger.

Tot zover de wat onzekere theorie. Het is natuurlijk bijzonder jammer dat het rechte glas, dit oermodel van glaswerk, exclusief gereserveerd wordt voor het meest eenvoudige van alle bieren. Bierman drinkt eigenlijk zijn bier het liefst uit eerlijke rechte glazen en durft zich bij gelegenheid wel eens te ergeren aan de wildgroei van bolvormige kelken. Een kelk geeft natuurlijk de illusie van een degelijk bier en dus zal een brouwer meestal bij hooggegiste bieren voor dit model kiezen. Maar van zodra een bier zich hier in meer of mindere mate toe leent zal Bierman niet aarzelen een van zijn collectie oude rechte glazen, die hij op diverse rommelmarkten heeft bijeengeschraapt, uit de kast te halen. Duvel en Rochefort niet natuurlijk. Sommige bieren verdragen niet anders dan een mooie opengebloemde kelk. Maar Oude Gueuze en kriek, Bush bijvoorbeeld of stevige Stout en bovendien zowat alles wat niet hergist wordt op de fles én zelfs een monument als Orval, nog steeds een van de beste bieren ter wereld, komen veel beter tot hun recht in een stoer en complexloos handvullend rechtopstaand glaswerk, eerder dan in een omslachtige halve bol sentiment.

Met de heruitvinding van stenen potten, houten dragers voor hoorn- en andere vreemdgevormde glazen, de herwaardering van het rechte glas en zelfs de invoering wat omslachtige borrelglaasje voor de gistbodem van een fles blijft er veel in beweging in de wereld van het bierglas. Bierman zal alvast nooit zomaar de brouwer volgen in zijn vanzelfsprekende keuze voor de Kelk. Ook al kleeft het juiste logo op het glas. Een kelkvormig glas vraagt een edel bier dat nood heeft aan ruimte. Bieren als Stout of Orval hebben dit niet nodig omdat ze rechtop niets inboeten aan hun indrukwekkende intrinsieke kwaliteiten. De meeste gepasteuriseerde bieren, maar ook bijvoorbeeld Kasteelbier, of sommige inspiratieloze abdijbieren, hebben geen kelk nodig omdat dan de inhoud achterloopt op de vorm. De wat minder voor de hand liggende, maar zeker niet altijd afwezige, kwaliteiten van soort bieren komen beter tot hun recht in een eerlijk glas en het vermijdt bovendien heel wat verwarring en ergernis.  “Doe maar gewoon” zeggen ze dan hier te lande, “dat is al zot genoeg”.

Triple d’ Anvers


Wanneer individuen in onze samenleving zich ervan bewust zijn dat ze gedrag vertonen en opvatting wereldkundig maken die door de rest van de politiek correcte sociale middelmaat als arrogant geboekstaaft staan, en wanneer deze individuen vervolgens staalhard en zonder verpinken blijven doorgaan met het spuien van groteske superlatieven over eigen doen en denken, gekruid met de nodige humor, maar toch niet gespeend van wat plagerige ernst, dan valt er iets te zeggen voor de stelling dat het in deze geen arrogantie pur sang betreft, maar om een pose die hiervoor moet doorgaan. Met andere woorden (en wat Bierman eigenlijk wil zeggen): De Antwerpenaar is arrogant omdat hij doet alsof hij arrogant is en hij doet zo omdat iedereen erop staat te kijken.
De ultieme arrogantie bestaat natuurlijk in het neerkijken op arrogante Antwerpenaars in de wetenschap dat het er in de provincie kleiner en bescheidener aan toe gaat, vriendelijker ook en toleranter. Het is er ook mooier en de zon schijnt er langer en iedereen groet elkaar ’s morgens, ’s middags en ’s avonds terwijl ze zoete dadels en druiven in elkaars opengesperde monden gooien. Doorlopend zijn er ook regenbogen, poollicht en vallende sterren te zien aan het firmament en de democratisch verkozen burgervaders van onze zonnedorpen moeten nooit moeilijke beslissingen nemen omdat iedereen elkaar alles gunt.
Nu ja, zonder perspectief gaat heel wat leven verloren en Bierman is alvast blij dat Antwerpenaars de moeite nemen om arrogant te zijn zodat de rest van het land, ook wel parking genaamd, iets heeft om zich aan op te trekken.

Een van de grote iconen van arrogant en ander Antwerpen, de amberkleurige bron van waaruit vele tientallen jaren goede redenen omhoog borreleden om schaamteloos hooghartig te zijn, is Brouwerij De Koninck. De Koninck is natuurlijk in de eerste plaats het iconische heldere bier van hoge gisting dat in fluit of bolleke in een schier eindeloze stroom over de toog gaat. Op een doorsnee avond in de week slempt de Antwerpenaar liters van deze onuitputtelijke en weldadige overvloed om daarbij de meest fantastische verhalen over zichzelf en zijn stad steeds opnieuw te vertellen.
Misschien is het wel een teken aan de wand dat dit soort Antwerpenaren langzaam aan het uitsterven zijn. Het Bolleke De Koninck staat al jaren onder druk, de tijd dat mensen regelmatig op café gingen en daarbij heel de avond hetzelfde bier drinken, is langzaam aan het voorbijgaan. De generatie verstokte Koninckbrinkers bevolkt tegenwoordig vooral de bingoavonden in huize Zonnetij en de nieuwe generatie begrijpt dit naoorlogse bier in Engelse stijl totaal niet. Het bier is dan ook iets te zwaarmoedig tegenover pils en iets te lichthartig tegenover echte degustatiebieren. Ondanks de toenemende export kwam de brouwerij de afgelopen jaren meer en meer onder druk te staan. Tot ze enkele jaren geleden  door die van den Duvel in Breendonk werd overgenomen.

Leve Breendonk, zou Bierman nog willen zeggen, die toch bekend staan om hun respect voor het brouwproces en de eigenheid van elk bier in hun zorgvuldig uitgebalanceerde portefeuille. Het weinig opmerkelijke “De Koninck Tripel”, dat naast de alweer verdwenen ‘Gusto’ bieren, een poging vormde van de brouwerij om de meubelen te redden, werd meteen na de overname opnieuw uitgevonden en daarbij meteen ook hergist op de fles. De Triple d’ Anvers die daaruit ontstond is een mooi en edel bier, fruitig en vol van smaak, dat een iconische brouwerij meer dan waardig is. De naam zal wel niet geheel toevallig verwijzen naar het befaamde “Elixir d’Anvers”, een fluoriserend geelgroen drankje dat ook al raketbrandstof kan gebruikt worden. Alle wegen in Bierland leiden blijkbaar naar Breendonk, maar in het geval van Triple d’Anvers is het geen straf om deze weg te gaan en brouwerij de Koninck, compleet met ego van de Antwerpenaar is ermee gered.

Maes Radler: Bier en Citroenen


De laatste tijd kan Bierman zich moeilijk van de indruk ontdoen dat het voor vele kleine en grote brouwerijen spannende tijden zijn. De toenemende vraag naar Belgische bieren wereldwijd en een veel betere toegankelijkheid van hoogwaardige productiemethodes voor kleinere brouwsels geeft aan brouwers de mogelijkheid om nieuwe projecten te beginnen, waar slechts een handvol jaren geleden geen enkele marge voor bestond. De bierwereld wordt kortom overspoeld met een schier eindeloze vloed aan klassieke, verbeterde, nieuwerwetse, gewaagde, absurde of zelfs ondrinkbare maar wel goed gevonden bieren. En daar kan Bierman alleen maar dankbaar voor zijn.

Elke brouwer hoopt natuurlijk om bij elke nieuwe creatie het meest volmaakte, meest ontroerende en eerlijke bier te maken dat ooit de ketel heeft verlaten. Maar tegelijk hoopt elke brouwer ook om dat ene bier te maken dat perfect is afgestemd op de smaak van iedere bierdrinker waar ook ter wereld zodat het volmaakte bier hand in hand kan gaan met indrukwekkende verkoopcijfers. Elk nieuw bier is een ongeleid projectiel en heel af en toe treft zo een blind schot doel… Waarbij de droge blikken klank van een raak geschoten bier door merg en been gaat van de volledige bierwereld en binnen het half jaar zowat het volledige brouwend hinterland een degelijke kopie klaar heeft.

Misschien was het Hopus dat als eerste hoge gisting, pilsmout en een grote nadruk op aromatische hop combineerde. Zeker is dat de combinatie op korte tijd universeel is geworden. Later kwam daar nog de truc met  de Citrahop bij, aromatische hop met citroensmaak, waardoor de nieuwe lichting bieren erg verfrissend smaakten. De populariteit van de deze bieren hangt samen met een zekere vermoeidheid tegenover zoete fruitbieren en de authenticiteit van heldere, bittere hopsmaken. Ook de populariteit van de bierkeuken zal er van ver wel iets mee te maken hebben Een goed geparfumeerd bier met citroensmaak is erg lekker bij heel wat visgerechten. Tegenwoordig heeft elke zichzelf respecterende brouwerij alvast een, al dan niet geslaagde versie van dit bier in dit nieuwe genre in huis.

De Krieken van vroeger zijn dus citroenen van nu geworden en een voor de hand liggende evolutie hiervan is een bier van lage gisting waaraan nadrukkelijk Citra hop werd toegevoegd. In Duitsland bestaat er al enige tijd een versie van dit bier: de Fresh Hop Citra Pils van de August Schell Brewing Co. Het is maar een kwestie van tijd voor een of andere brouwer hier te lande deze open deur intrapt. Bierman vermoedt dat de vermelding van Pils op de flessen van Xtreme Hop van Delhaize teruggaan op een eerder ongelukkige spellingfout. Aangezien ook de makers van het bier, de Proefbrouwerij nergens vermeld worden, zal er waarschijnlijk wel enige finaliteit zitten in dit soort slordigheden zitten.

Sommige brouwers kunnen blijkbaar niet wachten om hun tijd ver vooruit te zijn. Recent kondigde Avant-garde brouwerij Alken Maes aan dat ze de bodem van onze laatste nieuwe trotse aromatische biertrend eigenhandig met een blikken vork zullen uitschrapen met de creatie van de Maes Radler. Het haren ten berge rijzende geluid dat daarbij uit de brouwketels zal opklinken is de rouwzang van een doodgeboren bier. Dit nieuwe drankje zal bestaan uit Pils en Citroensap en wordt gemaakt voor vrouwelijke drinkers van wijn en Cava en voor wielertoeristen die tijdens de koers niet van hun fiest zijn gevallen en na de koers iets anders willen drinken dan water. Bier, citroen en uitpersen, het past blijkbaar allemaal in één zin tegenwoordig.
En dus heeft het stralende aura van Aromatische hop nog maar pas haar zenit bereikt en daar dienen de eerste schaduwen zich reeds aan: Brouwerijen verkopen nu krieken voor citroenen. Het is een troost te weten dat de volgende trend in Bierland zonder twijfel nog beter, boeiender en zaliger zijn dan de huidige pareltjes van bieren en dat kwaliteit toch altijd boven zal drijven. Het schuim dat volgt in het kielzog van echte innovatie moet Bierman er maar bijnemen. Misschien zal die Radler zelfs nog een heel smakelijke drank worden, maar de verwarring met echt bier blijft een spijtige zaak. 

La Binchoise Blonde


Omdat Bierman nogal thuis is in Westers Christelijk erfgoed, (naast overigens Bier, Duitse WO2 Tank Prototypes van de Porsche fabrieken en een paar andere onderwerpen die hier weinig ter zake doen) geeft hij met graagte en ongevraagd wat achtergrond bij Carnaval in het algemeen en La Binchoise in het bijzonder.

De Vasten, de traditionele voorbereiding op Pasen begon lang op voorhand met carnaval, een groot feest dat de overvloed en de symbolische omkering van de maatschappelijke orde symboliseerde. Na dit losgeslagen Bachanaal werden de mensen veertig dagen lang verondersteld werden, enkel de zondagen telden niet mee, om geen vlees te eten. Carne Vale betekent letterlijk: afscheid van het Vlees. De kans is niet onbestaande dat het feest teruggaat op een oud Saturnusfeest (een wat duistere hybride Titaan die bevoegd was voor landbouw en onderwereld; In Vlaanderen is dat Kris Peeters) en mogelijk zelfs heel wat oudere adelbrieven heeft. Getuige hiervan het vrij universele gebruik van maskers in zowat alle culturen met een wat meer respectabele stamboom. Vandaag wordt Carnaval nog steeds uitgebreid gevierd, terwijl de scherpe kanten van de Vasten al lang weg gevijld zijn. Het is opvallend dat van de Christelijke kalender vooral de feesten goed stand houden.

Intellectuelen, die bij nacht en ontij, samenkomen om te nippen aan een goed glas wijn en daarbij smaakvol gekozen en meervoudig versleutelde adjectieven naar elkaar werpen die al gestorven zijn nog voor ze het oor bereiken van het keer op keer niet opgedaagde publiek, durven bij gelegenheid wel eens neer te kijken op het eerder volkse karakter van Carnaval en de daaraan gekoppelde consumptie van buitenproportionele hoeveelheden bier. En gelijk hebben ze: er wordt veel te veel gezopen op Carnaval. Daarbij weze evenwel opgemerkt dat de deelnemers aan dit feest van de overvloed nu eenmaal de essentie hiervan uitputten door zich over te geven aan excessief zwelgen en slempen. Niet toevallig overigens werd het eerste tekort aan Orval opgemerkt tijdens het carnaval in Aalst in 2009. We moeten kortom blij zijn en gelukkig met dit soort vrijplaatsen. De laatste dag van de vuil Janetten in Aalst, waar iedereen zat en wenend in elkaars armen in slaap valt is elk jaar opnieuw een moment van pure en eerlijke ontroering. Enkel de veel te goedkope afbeelding van een niet verwerkt Nazi Verleden tijdens de stoet, schraapte dit jaar met een vork over de bodem van de ondragelijke lichtheid van het bestaan. Bierman moest even wegkijken. 

Vooral in de provincie Henegouwen bestaat de traditie, misschien wel om praktische redenen, om iedereen zich in hetzelfde te laten verkleden. Burgemeester, notaris, bakker, schooier en straatwerker zijn allen verkleed als ‘Gilles’ en dragen daarbij hetzelfde masker en kostuum.  De bekendste hiervan zijn de ”Gilles de Binche” een dorp nabij Charleroi dat het tot Unesco Werelderfgoed heeft geschopt omdat de Gilles daar al meer dan 600 jaar uitlopen. In de brouwerij van het dorp, Brasserie La Binchoise brouwen ze sinds enkele jaren een reeks van bieren die expliciet verwijzen naar de Gilles de Binche (Blond, Bruin, Spéciale Noël en Triple).Vooral de Blonde, gebrouwen volgens een recept uit 1836, met 6,2% alcohol (exact evenveel als Orval) en de toevoeging van smakelijke maar eerder subtiele kruiden is een bier dat vlot en vrij geconsumeerd mag worden tijdens een lange koude dag vol feestelijkheden en ongein binnen en buiten. 
Naast heel wat ander biergeweld maken ze in Binche ook een X0 bier dat rijpt op Armagnac vaten en wordt er in de Brasserie heel wat heerlijke biergerechten geserveerd. Allen daarheen dus. Al dan op het volgende Carnaval. 

Voor een meer uitgebreide tekst over Vasten, Carnaval en dagen zonder vlees:
http://dewachtzaal.blogspot.be/2013/02/dagen-zonder-vlees.html 

Ceci n’ est pas une Stout


Iets meer dan een jaar geleden stelde Bierman, zoals het een goede gynaecoloog betaamt,  de wedergeboorte van Stout vast in ons gevorkte en gespleten land. Waar deze biersoort nog nadrukkelijk afwezig mocht zijn in de laatste editie van Michael Jacksons Great Beers of Belgium, vloeit het zwarte goud tegenwoordig als spreekwoordelijk regenwater langs de grijze straten van de Borinage op een anonieme de dag van de arbeid. Met Belgische Stout valt tegenwoordig, schouder aan schouder, een neonverlichte vitrine te vullen met flessen vol belofte en verleiding. En hoewel Stout bijna altijd te zwaar en veel te bitter valt om ons, kwetsbare mensen overeind te houden in lange wakende uren, is het ook eigen aan mensen om het telkens weer te proberen als de belofte wenkt. Memorabele bieren zijn het dan ook, die Stouts. Dingen om nooit meer te vergeten. Bieren die eigenlijk getrokken zouden moeten zijn op genummerde flessen. Of beter nog, elke fles een naam zoals orkanen een naam krijgen om, van zodra ze de kust raken, nooit meer vergeten te worden.

Een van deze nieuwe Stouts op de markt kreeg van de maker, ‘t Hofbrouwerijke uit Beerzel, de wat vreemde naam “Ceci n’est pas une Stout” mee.  En hoewel deze Stout deel uit maakt van een gamma aan “Ceci” bieren, blijft dit een verbazend poëtische naam voor een bier dat niet gebukt zou gaan onder  namen als beton-, voorhamer-, mijnwerkers- of zwartgeblakerde Stout.  De naam verwijst vanzelfsprekend naar een werk werk “La trahison des images” van René Magritte waarop een pijp staat afgebeeld met daaronder de tekst ‘ceci n’ est pas une pipe’.  Bierman veronderstelt dat Magritte gewoon wil zeggen dat zijn schilderij een afbeelding is van een pijp en daarmee niet het beoogde object zelf onbemiddeld aanwezig stelt. Een eenvoudige vaststelling die blijkbaar in het pre-multimediale tijdperk nog tekst en uitleg benodigde. Zou iemand ooit geprobeerd hebben een schilderij van Magritte op te roken?

In alle eerlijkheid blijkt het voor een aantal mensen tegenwoordig nog steeds geen sinecure om de lijn tussen realiteit en afbeelding scherp en recht te trekken. Reclame overtreft vaak genoeg het surrealisme in de creatie van onrealistische verwachtingen en acteurs worden niet zelden aangesproken in hun rollen. Maar de onafgebroken blootstelling van Mensen aan audiovisuele vervuiling heeft bij velen blijkbaar in zekere mate het vermogen aangetast om de Suspension of Disbelief op de laagste stand te zetten. Zou Magritte onbedoeld actueel zijn? Overigens:  hoewel het andere werk van Magritte duidelijk surrealistisch is, is ‘het beeldverraad’ een voorbeeld van extreem realisme, waarbij de argeloze kijker nogal brutaal wordt verzocht om zelfs geen moeite meer te doen het ongeloof op te schorten. Het is toch niet wat er staat, dus wat maakt het nog uit.

Gelukkig zoekt de massa steeds een weg rond obstakels en remmen waarmee artiesten en kunstenaars de vaart der volkeren plachten te stuiten.  In de volksmond verwijst de uitdrukking ‘ceci n’ est pas … ‘ niet meer naar de afbeelding om zo te spelen met de aan- en afwezigheid van het origineel. Het betekent gewoon dat het beoogde lemma een surrealistische karikatuur is van wat het eigenlijk zou moeten zijn. Een ordinaire belediging dus eigenlijk. Laten we wel wezen.  Terwijl bezwaarlijk kan gesteld worden dat Magritte de pijp, of bij uitbreiding alle pijpen ter wereld, wilde beledigen. Even bezwaarlijk kan gesteld worden dan de brouwers van “Ceci n’ est pas une Stout” hun eigen brouwsel wilden beledigen (daarvoor smaakt het veel te goed en hebben ze er veel te veel werk … en ingrediënten in gestoken). “Waarschijnlijk adopteerde ze de uitdrukking als een geuzenaam” zou Bierman kunnen stellen. Maar Geuze en Stout in één zin zetten is dan ook weer iets teveel van het goede, Beerzel is geen Beersel.

Even hypothetisch maar niet onwaarschijnlijk lijkt Bierman de stelling dat de brouwers welliswaar een Stout creëerden, maar de smaak van dit bier afwijkt van wat normaal te verwachten valt van een klassieke stout. Geen afbeelding van een Stout dus of een belediging voor alle Stouten ter wereld, maar een verrassend andere Stout. Zoals een pijp met een dubbel mondstuk of zo. Een beschaafd soort Anarchie dus, in plaats van karikatuur uit de volksmond of het hyperrealisme van het origineel.  En daarmee is Magritte al helemaal aan de horizon verdwenen, behalve dan dat het allemaal wat surrealistisch aandoet.

Blijft over een zeer lekkere, klassieke Stout met eerder weinig alcohol en een uiterst opmerkelijke en aangename zuurte in de afdronk.  Bierman kan wel een paar voorbeelden bedenken van Stouts die verder afwijken van de gangbare interpretatie. De Buffalo Stout bijvoorbeeld. Maar “Ceci n’est pas une Stout” is duidelijk een bier met een eigen smoel. Het zou jammer zijn moest dit bier nooit gebrouwen zijn. Alleen die naam blijft broeien en wringen. Maar misschien is Bierman wel geen Bierman. Al bij al is het ‘t Hofbrouwerijke een typisch voorbeeld van een microbrouwerij met een afgekapt lidwoord, verkleinwoord in de naam en heel veel bieren in het aanbod: Hoftrol, Hofblues, Hofelf, Blondelle, Hofpint, Bosprotter, Hofnar en Hofdraak. En verder nog een paar miljoen bieren in opdracht: Anakriek, Lekske, Taybeery Bier (Taaie Jozef), Lampetier, Bella III, Werkske Licht en Donker, Ribaldus dubbel, Zelfredding, Pompebier, Galjaaaaar, Ploegbaas, Echt Diesters, Mouten kop, Super Balder, het “Ceci” gamma,   enzovoort enzoverder…