Soms sterven bieren en de zeldzame keer dat
Bierman wat sentimenteel durft te worden, dat is dan vooral in de donkerste
dagen van het jaar, durven zijn gedachten wel eens af te glijden naar het
ondraaglijke idee dat er bieren bestaan die niemand ooit nog zal kunnen drinken.
Bieren die decennia lang smaak brachten en dorst lesten op de lippen van lang
vergeten zondagskinderen zijn nu voor altijd weg. Op de achtergrond speelt
Vivaldi zachtjes zijn vierde en laatste seizoen.
Wie de bruiloft met de vlaaien van Bruegel
bekijkt ziet keuterboeren in verstilde pose rijstpap zwelgen. Aan de kant staat
er een man doodernstig bruin bier in kruiken te gieten. Het zestiende-eeuwse
bier van Bruegel bestaat niet meer. Er is nog wel wat bekend van wat en hoe er
toen gebrouwen werd, maar de bacteriën die toen in de lucht hingen zijn al lang
tot iets anders geëvolueerd en de vrouwen die vroeger het graan van de boer
opwerkten zijn nu allemaal verpleegster of kleuterjuf geworden. De bieren die
het dichtst bij Bruegel in de buurt komen zijn de Brusselse Lambiekbieren en de
Oud Bruine bieren uit Zuid-Oost Vlaanderen. Het is dan ook geen toeval dat er een
allang teloorgegane Geuzesteker de naam van de schilder adopteerde en dat een
min of meer verdienstelijk Bruegelbier in Assenede werd gebrouwen. Het
Breugelbier van Van Steenberge daarentegen, het enige dat vandaag nog op de
markt is, heeft enkel de verdienste dat het de juiste kleur heeft. Waarschijnlijk
werd het ontwikkeld in de jaren ’80 toen Breugelmaaltijden met geperste kop en
mosterd populair waren. Het moet wel, want verder is er niet echt een verband.
Van de spontaan gegiste Lambiek kan vermoed
worden dat deze bieren dicht bij het origineel van toen zijn gebleven, hoewel onversneden
Lambiek nu nog maar zelden wordt gedronken. Het Marsbier met kaneelsuiker dat
gemaakt wordt van de laatste spoeling van de Lambiekmaish is al helemaal
een zeldzaamheid geworden.
Veel minder goed is het gesteld met het wrange
oud-bruine bier uit Zuid-Oost Vlaanderen, het bier dat de smoel deed
scheeftrekken van iedereen die in Oudenaarde passeerde. Dit bier is gestoven
met het stopzetten van de brouwactiviteit bij brouwerij Clarysse in 2003. Wat er overblijft van dit biertype in de
streek is nog altijd ruimschoots het drinken waard, maar veel veiliger,
hygiënischer en minder avontuurlijk dan de redelijk extreme brouwsel uit betere
Breugheliaanse tijden. Aangezien moeilijk toegankelijke smaken bijna niet te
verkopen zijn, valt dit wel te begrijpen. Maar jammer is het ook.
Andere dode bieren werden slachtoffer van de
biergenocide, hoewel de multinationale brouwers liever spreken over de
consolidatie van de biermarkt. Eufemisme of niet, Bierman kan niet anders dan
wat zoute tranen proeven wanneer hij zijn bierglas van Atlas Pils bovenhaalt en
noodgedwongen met iets anders dan Atlas Pils volschenkt. Na de tweede grote
wereldbrand kochten de groten de kleintjes op en vernietigden vervolgens alles
wat van ver of dichtbij aan deze dwergbieren kon herinneren. De groten vertelden
ze dat dit rechtvaardig en noodzakelijk was en dat als zij het niet deden iemand
anders het wel zou doen. Dat kwaliteit en commercie in evenwicht moeten zijn,
dat het beter was voor iedereen en dat er ooit een dag zou komen dat wij dat
allemaal wel zouden verstaan. Op die manier zijn er toen veel bieren gestorven.
En de grote brouwerijen van toen zijn ondertussen uitgegroeid tot brouwers die
niets meer met bier te maken hebben. Maar jammer is het wel.
En tenslotte zijn er bieren die het gewoon niet
hebben gehaald. Ze worden niet meer gemaakt omdat ze niet meer gedronken worden,…
of Omgekeerd. Bierman denkt soms terug aan het eerste experiment van brouwerij DeKoninck
onder de naam Gusto en Bierman zal wel de enige zijn die daar nog aan
terugdenkt. Van sommige dode bieren heeft Bierman zelfs nooit de smaak kunnen
leren kennen. Het zal voor altijd een mysterie blijven hoe Oudkerken bier
smaakt en wat het geheim is van Akila Pils, om maar te zwijgen van Beernems
Berenbier, Bierbuik of Brugse
Babbelaar en dat is alleen nog maar de letter B. Jammer.
Aan deze en alle andere dode bieren van de wereld, goed of slecht (daar kan
het bier zelf niks aan doen), wil Bierman graag nog hetvolgende zeggen: het
gaat jullie goed in de eeuwige bierhemel en hopelijk, ooit tot weerziens.