Test Aankoop

De tekstjes van Bierman verschijnen nu al een paar jaar, tot lering en profijt van het gemene volk, in het lijfblad voor de betere student en tot nader order gaat Bierman ervan uit dat deze samenwerking een bevredigend verloop vindt bij alle betrokken partijen (lezer, auteur en redactie om er maar een paar te noemen). Een recente reactie op de sociale netwerksite “Feestboek” stipuleerde evenwel met een zekere graad van urgentie dat de publicatie die elke week opnieuw zwanger mag zijn van Bierman’s schrijfsels, bij gelegenheid ook wel eens vrouwonvriendelijk uit de hoek durft komen. Alle verworvenheden van het salonfeminisme ten spijt, zo formuleert de aanklager het in iets andere bewoording, scoort de nog wat napuberende studentenpopulatie weliswaar intellectueel boven het maatschappelijke gemiddelde, maar blijkt dit gegeven volstrekt geen repercuties te hebben op de hormoonspiegel.

Vandaar dat Bierman zich volmondig aansluit bij eerder vermeld protest. Vanaf een bepaalde leeftijd worden de leden van onze maatschappij verondersteld de natuurlijk aangeboren drang om het alfamannetje van de groep te worden onder controle te houden. Wie dat niet kan moet in de politiek, op de televisie of ergens anders geparkeerd worden waar hij niet teveel schade kan aanrichten. Voor Bierman is vrouwonvriendelijke praat bijgevolg ten alle tijden volstrekt ongehoord, vooral omdat Bierman juist erg graag vrouwen ziet (sommige van zijn beste vrienden zijn vrouwen). Bierman heeft zelfs overwogen, bij het begin van zijn bescheiden litteraire carrière zijn rubriek Vrouwman te dopen en elke week een andere vrouw te bespreken. Een idee dat om uiteenlopende redenen in een pril stadium een stille dood is gestorven. Maar niet getreurd, uit solidariteit met alle vrouwen ter wereld schrijft Bierman voor één keer een Biervrouw. Wat overigens niet betekent dat Biervrouw nu gaat bleiten met films van Hugh Grant of over Kriek gaat schrijven of zo. Laat dat duidelijk zijn.


Het grote biernieuws kwam deze week van de redactie van Test Aankoop. Daar zijn ze erin geslaagd om enkele mensen bier te laten drinken en vervolgens in een boek te publiceren wat ze ervan vonden. Jubel en juich zou Biervrouw zeggen, voor het eerst sinds de biergids van Tim Webb (2003) verschijnt er nog eens een boek dat zich niet beperkt tot een veredelde reclamefolder met een laffe opsomming van bieren. In deze publicatie, die de originele titel “Belgische Bieren” draagt, wordt er zoals het hoort meteen gestipuleerd of een bier de kern van een mystieke ervaring in zich draagt en zuiver uit diens inherente superieure kwaliteit het leven van de drinker zin en betekenis kan geven, dan wel of de argeloze drinker het aanzicht van een bier zonder verwijl kokhalzend de ruimte dient te verlaten.
Moest Biervrouw echt van kwade wil zijn, dan zou ze nog kunnen opmerken dat zowat iedere Bierblog wereldwijd (en dat zijn er wel wat) al jaren op ieder denkbaar niveau dit soort commentaren aflevert. Zo werden twee van de door Test Aankoop aanbevolen brouwerijen de voorbije weken al door Biervrouw onder de superlatieven bedolven (Ellezelle en Dupont) en bestaat de rest van het lijstje vooral uit veilige gevestigde waarden als Orval, Duvel en WestVleteren. Maar misschien is het beter om de flakkerende waakvlam van de bierkritiek in de gedrukte pers niet meteen uit te blazen. Het doet altijd deugd om de waarheid nog eens gedrukt te zien staan.
Ook met haar dringende oproep voor een betere etiketering sluit Test Aankoop zich bij wat nu al zowat vijftien jaar onafgebroken bij bierminnend Vlaanderen terug te vinden is. Hoewel Biervrouw in alle eerlijkheid moet toegeven dat haar tekst hierover alweer dateert van 2007. Voor andere blogs durft dit jaartal al eens verschillen.
Het meest vreemde van dit alles is wel dat Test Aankoop blijkbaar zo onafhankelijk is, dat ze met geen mogelijkheid via het normale commerciële circuit te bereiken zijn. Ze gebruiken hierbij grappig genoeg dezelfde strategie als de trappisten van Westvleteren, wat het vermoeden doet ontstaan dat er vooral paters werken op de redactie van Test Aankoop.
Om dit bierboek in handen te krijgen moet de consument zonder verwijl zijn beste schaap slachten en met diens lever in een merkloze plastieken zak, op de knieën naar de redactielokalen kruipen om hem daar, bij het zingen van drinkliederen, te brandofferen op een speciaal daartoe voorziene altaar (mag ook een pak fout gedrukte kortingsbonnen of verkeerde facturen zijn). De Goden van de redactie zullen dan in al hun wijsheid beslissen welke bladzijden van het bierboek zij bij wijze van onuitputtelijke (en onverdiende) genade naar de smekeling zullen werpen.
Dit alles is weliswaar een stap terug sinds de uitvinding van economische verworvenheden als daar zijn het geld en de winkelruimte, maar ergens voelt Biervrouw bij het zien van dit machtige anonieme systeem dat als een kosmische jackpot willekeurig zegen en voorspoed uitdeelt, een steek van bewondering en afgunst. Twee gevoelens die Bierman dan weer volledig vreemd zijn.

Monk's Stout

Zoals beloofd gaat bierman rustig en onverstoorbaar door met het stelselmatig in kaart brengen van de Nationale Stout revival. Vreemd genoeg brengt hem dat overigens niet in alle uithoeken van ons landje, maar telkens weer net over de taalgrens ten zuiden van Ronse. Brasserie Dupont, waar Monk’s Stout wordt gebrouwen ligt namelijk in een Godvergeten gat ergens tussen Doornik en Ronse en dat is dus maar een paar dorpen verder dan de brouwers van Hercule, die andere Belgische Stout.

Biermans parate kennis over Dupont beperkte zich overigens tot voor kort tot hun zeer verdienstelijke interpretaties van de streekeigen Saison. Wat hem meteen weer in herinnering bracht dat er nog een fles van Saison Dupont (of was het La Moinette?) ergens vanachter in de kelder moet liggen die ondertussen ofwel volstrekt ondrinkbaar moet zijn geworden, ofwel één van de meest exclusieve likeuren van het land. Google Streetview (leve de vooruitgang) leert Bierman verder dat de brasserie, ondanks de artisanale producten die ze daar maken, eruit ziet als de betere Vlaamse fermette. Een vaststelling waaraan Bierman verder geen oordeel vastknoopt.

De Monk’s Stout van Dupont blijkt een herinterpretatie te zijn van een oud recept dat in de jaren 50 van het vorige millennium werd afgevoerd bij gebrek aan belangstelling. Blijkbaar wilden de mensen toen vooral meegaan met de vooruitgang, het comfort en de geneugten van de moderne tijd. Niemand heeft veel goesting om een bier uit de middeleeuwen te staan drinken op een scheve barkruk terwijl er godbetert mensen op de maan lopen.
Vandaag blijkt dat de wereld de afgelopen zestig jaar rustig is blijven doorgaan met langzaam gek worden. Er rijden autootjes rond op Mars omdat de maan blijkbaar te dichtbij was. Ondertussen kan iedereen op elk moment met een of andere Chinees gaan hartenjagen op zijn computer (in het vreemde geval hij hiertoe de behoefte zou voelen) om niet te zeggen dat middels diezelfde computer zowat elke interactie met zowat elke andere aardbewoner wel bemiddeld kan worden (althans in theorie). Met hulpstukken is tegenwoordig alles mogelijk. Laat dat alvast de les zijn die we inmiddels hebben geleerd, terwijl we van de Frigo naar de vaatwas schuifelen. Maar blijkbaar groeit bij velen toch meer en meer het verlangen om terug te keren naar een tijd toen alles wat minder afgewerkt, toegankelijk en onmiddellijk beschikbaar was. En in die zin is de goeie oude –nieuwe- Stout van Dupont wel degelijk een verademing. In Brasserie Dupont maken ze in dezelfde geest tegenwoordig, naast hun topbieren, ook artisanale kaas die eruit ziet als het hoofdingrediënt van een lang vervlogen eetfestijn met Lamme Goedzak (u weet wel: de maag van Vlaanderen).

Overigens blijkt de Monk’s Stout van bij de eerste slok een gigantische verassing te zijn, omdat het bier even ondoordringbaar zwart is als iedere andere Stout op deze planeet, maar héél zacht aanvoelt in de mond en minder alcohol bevat dan een frisse pint. De Monk is warempel een vlot doordrinkbare Stout die toch geen compromissen maakt in smaak en afwerking. Waarom hebben ze dit bier ooit afgevoerd en hoe heeft Bierman ooit door het leven kunnen gaan zonder dit bier? Hier zijn vreemde krachten aan het werk geweest, waarschijnlijk de Russen. Voor de volledigheid moet Bierman hier nog aan toevoegen dat dit bier naast een iets beperkter assortiment voor de hand liggende Stout smaken (u weet wel: geroosterde smake, pure chocolade, karamel, koffie,…) er ook wat frisse zuurte van de gist blijft hangen in mond en neus. Het geeft de indruk van een jong bier dat nog maar pas in de fles zit, hoewel Bierman’s versie al wat leeftijd had (en toegegeven, eerder koud geschonken werd).

Het Irish Pub Principe

Teneinde blijvend dienstbaar te zijn aan de samenleving waarin hij telkens weer met een warm hart mag ontwaken, leest Bierman elke ochtend zijn gazet en deelt met graagte de inzichten die hij op deze manier verwerft. Zo stelt Bierman tot zijn verbazing vast dat de uitspraak “Niet bang zijn, dit gaat maar even pijn doen” niet enkel het moto van de Dokter, maar ook dat van de Politicus blijkt te zijn. Maar op de vraag of we momenteel de instorting van de westerse wereld meemaken, het einde van de economie, de democratie en het eens zo volprezen, bijna mythische, Belgische compromis, moet hij helaas het antwoord schuldig blijven (tenzij u genoegen neemt met nee ,ja, nee en ja).

Het belangrijkste nieuws in Biermans gazet kwam vorige week evenwel niet van het slachtveld van de internationale economie of het komische toneelstuk “les 12O jours de DiRupo et DeWever” dat na “Nonkel gaston is dood (en dan is er koffie)” toch een van de hoogtepunten van onze nationale cultuurproductie mag geheten worden. Nee, het was een kort berichtje over het Irish Pub Principe dat Bierman even van zijn ochtendlijke sokken blies. Na het lezen van dit voor hem volstrekt onbekende principe en na enkele minuten diep in gedachten verzonken naar de goudvis te hebben gestaard tot die zich van pure miserie achter zijn grot probeerde te verdrinken (of misschien had hij arcopar aandelen) en nadat de medebewoners enige tekenen van ongerustheid begonnen te vertonen, vatte in Bierman de overtuiging post dat hij een belangrijk nieuw inzicht met de wereld moest delen. En het resultaat van dit inzicht, beste lezer (misschien mag ik u na al deze jaren wel vrienden noemen), dat doet Bierman u graag uit de doeken.

Het Irish Pub Principe vertrekt van de traditionele Pub zoals die op elke straathoek in bierminnend Belfast en bij uitbreiding de rest van Ierland te vinden is. De traditionele Pub in Ierland is geen Ierse Pub, maar een gewoon volkscafé met het Ierse equivalent van Bifiworsten op de toog, plat bier in brede glazen en een stenen vloer die makkelijk te kuisen valt. De Ierse Pub zoals wij die hier kennen daarentegen blijkt niets meer te zijn dan romantische constructie om continentaal volk een nieuwe cafébelevenis te geven. Wat wij of de rest van de wereld verstaan onder Ierse Pub: houten afgebakende hokjes met sfeerverlichting, eten overgoten met Cheddar kaas, schilderijtjes van vervallen kastelen in de regen en aangepaste Irish Folk op de achtergrond, was tot voor kort totaal onbekend in Ierland zelf. Maar, en dat is de kern van het principe, hoewel de Irish Pub in het buitenland is uitgevonden, schieten tegenwoordig in heel Ierland de Irish Pubs als paddenstoelen uit de grond en verdringen langzaam de traditionele café’s.
Bierman zou overigens Bierman niet zijn, moest hij niet opmerken dat de grootste winnaar in dit verhaal natuurlijk de Guinness van het vat is die zich mag beroemen op de meest dikke, hapklare schuimkraag die ooit een bier placht te sieren voorwaar een waardevolle dienst aan de mensheid levert. Leve de Stout.

Op het idee van “Belgisch Bier” is het Irish Pub Principe onverkort toepasbaar. Ook Belgisch Bier is uitgevonden in het buitenland en plooit zich tegenwoordig naar het beeld dat het buitenland van ons bier heeft. Al sinds mensenheugenis staan er in elk café te lande meer dan een dozijn bieren op de kaart die stuk voor stuk van elkaar verschillen. Hierbij draaide het vrijwel nooit om het merk, maar wel om het type. Elk café schenkt zijn pils, kriek, blonde en bruine trappist, amber, geuze en gouden Ale, aangevuld met twee of drie streekbieren. Bezoekers merkten terecht op dat dit in vergelijking met het buitenland van een ongekende rijkdom is, maar naar inlandse begrippen was het een voor de hand liggende vanzelfsprekendheid. Het is een situatie die gegroeid is uit de moeilijkheden die de vooroorlogse Belgische brouwers hadden om over te schakelen op Pils en de creativiteit die ze aan de dag moesten leggen om te overleven.

Nu Belgisch Bier naam maakt in de wereld zien we hier ook ons vanzelfsprekend aanbod van elke soort één, meer en meer als een bewonderenswaardige rijkdom van elkaar overtreffende merken. Het aantal bieren op de kaart van een gemiddeld café is de afgelopen twee decennia verdubbeld en vreemd genoeg denken we dat dit altijd zo geweest is. Ondertussen winnen op internationale beurzen de buitenlandse bieren prijzen in allerhande “Belgian style” categorieën en tegelijk worden een aantal bieren hier enkel gebrouwen om in het buitenland gedronken te worden. ‘Maar’, zo durft Bierman bij gelegenheid wel eens bij zichzelf te denken, ‘hoe Belgisch is een bier dat in geen enkel café in België op de kaart staat?’ De economie is gek geworden.

Hercule Stout

Ergens op een verlaten Henegouwse landweg tussen Ronse en Brakel (of – zo u wil – tussen het Pottelbergbos en het Bois D’ Hubermont) liggen een paar huizen tegen elkaar aangeschurkt die doorgaans aangeduid worden met de naam Ellezelle en die met enige verbeelding samen een dorp genoemd kunnen worden. Een beetje voorbij de kerk van Ellezelle splits een klein karrespoor zich af van de weg naar Mont d’ Ellezelles en op het einde daarvan, waar de straat doodloopt in het veld van één van de lokale boeren, staan de gebouwen van een oude boerderij die tegenwoordig door het leven gaat als Brasserie D’ Ellezelles.

In 1993, na een renovatie van 8 jaar werd voor het eerst gebrouwen in de Brasserie. Het eerste bier luisterde naar de naam "Quintine" en werd wat uitdagend omschreven als een hooggegist pilsbier. Met een hergisting op de fles en 8% alcohol kan Bierman wel meer redenen opsommen om bij dit bier voorzichtig te zijn met de categorie Pils, maar de gedachte om pakweg drie van deze heerlijke bieren achter elkaar als Pils naar binnen te kappen is hem dan weer vreemd genoeg niet geheel en al onaangenaam. Dit moet met voorsprong de meest subtiele vorm van zijn van bierstoefferij die Bierman al is tegengekomen (voor de Nederlanders: opscheppen over bier).
De naam Quintine verwijst overigens naar een legende over de locale dorpsheks die door de dorpelingen in een vlaag van paranoia en geloofsijver in 1610 op de brandstapel werd gezet. Net als het verbanden van heksen verloopt ook het brouwen van bier in Ellezelles volgens een ambachtelijk proces. De basisingrediënten worden rechtstreeks gestort in de roodkoperen brouwketels die op hun beurt in direct contact staan met het vuur. Bovendien worden er geen extra kruiden of aroma’s toegevoegd en zijn nieuwerwetse zuiveringsmethoden als centrifugeren, filteren of pasteuriseren nog niet tot in de streek doorgedrongen. Andere bieren van de brasserie zijn de Quintine ambrée (8,5 %, vervaardigd met gekarameliseerde mout), de Saison 2000 en de Blanche des Saisis, een witbier van 6.2% ook weer zonder de voor de hand liggende kruiden als koriander of sinaasappelschors.

Volgens de geruchten branden, sinds de laatste heksverbranding in 1953, in de winter’s nachts nog altijd de fakkels op de stadsmuren van Ellezelles. Iets wat menig toevallige voorbijganger lichtelijk durft te verontrusten. Geheel onterecht natuurlijk, want wie zich niet bezighoudt met zwarte magie en elke zondag naar de Kerk gaat heeft in Ellezelles absoluut niets te vrezen. In dezelfde inktzwarte traditie staat de Hercule Stout van de Brasserie.
Tot enkele weken geleden vroeg Bierman zich nog af hoe hij in hemelsnaam de komende winter zou kunnen doorkomen, die volgens de geruchten de meest vreselijke zou zijn sinds de laatste kleine ijstijd van 1610. Na het inschenken van een Hercule was het antwoord snel gevonden. Dit is een van de meest hartverwarmende bieren die er bestaan.
De Hercule is volstrekt ondoordringbaar. Zelfs toen Bierman zijn glas voor een halogeenspot hield, staarde hij nog steeds regelrecht in de meest duistere krochten van de hel. Een slok van dit plakkerig bier voelt zo dik als stroop en geeft een smaakexplosie van koffie, chocolade, rook en kou. De kroon op het werk wordt gevormd door de alcohol en bitterheid die achteraf nog stevig inzetten en door de romige schuimkraag die als een beige laag troost over de pekzwarte diepte van het glas ligt. Dit bier is volstrekt ondrinkbaar op een zuiders terras in de volle zomerzon. Sterker nog, wie een Hercule bestelt bij dertig graden in de schaduw is volslagen knettergek. Dit bier is het meest volmaakte antwoord dat de mens ooit heeft geformuleerd op de winter en waarschijnlijk één van de op voorhand uitgestippelde einddoelen van het Universum die de makers in gedachten hadden doen ze de oerknal in gang zetten. Een bak Hercule heeft overigens ook voldoende voedingswaarde om een middelgrote stad een week van eten te voorzien.

Na de superlatieven moet Bierman voor de volledigheid nog even opmerken dat de Hercule in een eerste versie Hercules op het etiket voerde, maar tegenwoordig een sfeervolle prent van Hercule Poirot in de vaandel voert. Dat de Hercule waarschijnlijk ook heel wat voedsel voor de “little gray cells” geeft, zoals Poirot zo graag placht te zeggen, staat buiten kijf en de 9% alcohol van het bier zullen daar niet vreemd aan zijn.
Verder wordt bij bereiding van deze Stout volgens de site “getorrefieerde” mout gebruikt. Bierman heeft het even moeten opzoeken, maar blijkbaar is “Torrefactie” afgeleid van het Franse woord voor roosteren en verwijst dit naar een zuurstofarme verbranding die ook gebruikelijk is voor koffiebonen en bij de aanmaak van biobrandstof.

Dankzij de heropleving van de Stout in België staan ons nog mooie tijden te wachten. De Hercule Stout heeft Bierman alvast tot iets gebracht wat hij nog nooit eerder voor elkaar kreeg. Voor het eerst in zijn leven heeft Bierman een bak bier gekocht: een houten krat met ingebrand merk en daarin 20 flesjes Hercule met porseleinen beugel. Het kostte een arm en een been, maar laat de winter nu maar komen. Bierman is er klaar voor.

ps: Aan de kerk van Elezelles vertrekt één van de bloedmooie Taalgrens Wandelroutes, die ook langs de brasserie voert (12 km).

De wedergeboorte van Stout in België

Echte mannen scheren zich niet elektrisch en kauwen op smurfen en aangezien Bierman op zich al een pleonasme is, schraapt ook hij zijn kin af met een steekspade en eet bij gelegenheid een gezond bordje blauwe griezels met melk bij zijn ontbijt. Andere dingen die echte mannen en dus a fortiori Bierman geregeld ondernemen zijn in volgorde van belangrijkheid: het kernprogramma van Iran saboteren, staatgeheimen uit Rusland smokkelen, de wereld redden van de ondergang en natuurlijk FC de Kampioen zo snel mogelijk van de Nationale Omroep krijgen (20 jaar, een nieuw record!). Maar meer nog dan het superieure intellect of de fenomenale fysieke kwaliteiten die hem al meerdere Olympische medailles opleverden, zijn het toch vooral zijn uitmuntende karaktereigenschappen die Bierman tot een echte man maken. Om de lezer niet teveel te vermoeien beperkt Bierman zich hier enkel tot het vermelden van zijn buitengewone emotionele intelligentie en bovengemiddeld doorzettingsvermogen (vooral die keer toen hij drie uur zonder zuurstof vast zat op een geheime Chinese maanbasis en moest overleven door anaerobe karkassen van Aliens te composteren).

Bierman is dus een echte man. Maar, en laat dat duidelijk zijn, niet omwille van het verwaarloosbare feit dat hij bovenvermelde eigenschappen bezit. Die zijn natuurlijk bijzaak want een echte man is enkel te herkennen aan wat hij drinkt. James Bond wil graag een echte man zijn, maar die drinkt alleen maar Vodka Martini (shaken, not stirred … met een parasol en een olijf erin). Amerikanen vinden zich de man maar beperken zich tot slappe Budweiser. Heel wat andere zogenaamd nationale dranken, tequila – Jupiler – Brahma – saké – vodka – rum – wijn – met speeksel gegiste bananen - …, vormen eerder een aanfluiting van de Nationale identiteit en een meelijwekkend zwaktebod dan de vloeibare trots van een land. Echte mannen, echte biermannen, drinken echte authentieke, onvolprezen Stout met de kleur van lijkwagens, de smaak van brak slootwater en de geur van veel te lang gekookte koffie.

Meer moet daar overigens niet over gezegd worden, … maar voor de volledigheid wil Bierman wel met graagte nog een woordje uitleg geven:
Porter is een zwart bier dat begin 18 eeuw is ontstaan in Londen, volgens de legende omdat het vuur onder de brouwketel per ongeluk de boel te zwart had geblakerd. Het resultaat bleek toch een goed doordrinkbaar bier zijn dat de lokale kruiers met graagte achterover sloegen. En zoals u weet zijn kruiers echte mannen. Een zware versie van de Porter wordt ook wel Stout genoemd en de gekuiste variant daarvan is de nationale Pils van Ierland: Guinness. Een heel ander verhaal is natuurlijk de Russian Imperial Stout. Deze was bestemd voor de export naar Rusland en mag met recht en rede het meest mannelijke bier ter wereld genoemd worden.

In ons Belgenland is er al een tijdje een revival van de uiterst smakelijke Stout bezig. Bitter, zwart, mout, … moeilijk toegankelijke smaken krijgen de laatste jaren meer en meer kansen en dat opent de deur naar Belgische Stout. In de laatste versie van zijn bierboek in 2006 maakt Michael Jackson overigens nog geen vermelding van zwarte bieren in België, wat gezien onze zelfverklaarde enorme bierrijkdom toch wel redelijk opmerkelijk is. Later was de mislukte proeverij tijdens het eerste seizoen van Tournée Générale van de Black Albert (Struisse Brouwers) een teken aan de wand dat bierliefhebbers klaar staan om hun versie van de Stout te brouwen en dat de geesten hier blijkbaar nog niet echt rijp voor zijn. Tegenwoordig zijn er wel al een aantal erg mooie Belgische Stoutbieren op de markt en hoewel het stevig wat zoekwerk vraagt om er effectief enkele in het glas te krijgen, zijn er daar enkele pareltjes bij die echt de moeite lonen. Over een paar daarvan, ondermeer de Hercule Stout zal bierman u met graagte volgende week onderhouden. Het zou zonde zijn van deze zwarte parel (en totaal onmannelijk) om daar nu snel nog wat over bij elkaar te harken.

Westvleteren in de Colruyt

Vreemd eigenlijk dat dezelfde onderwerpen altijd maar terugkeren als het over bier gaat. Terwijl Bierman eigenlijk zijn waardevolle tijd zou moeten verprutsen met het degusteren van de meest exclusieve bieren om achteraf in goed gezelschap en tussen pot en eerlijke pint hierover te kunnen nakaarten, moet hij ook deze week weer vol aan de bak om aan zijn vrienden uit te leggen wat Westvleteren nu eigenlijk is.

Maar alles voor de wetenschap en het geloof, dus bij deze: Westvleteren is achtereenvolgens een dorp, een abdij en een bier. Het dorp ligt in de westhoek, tussen de Moeren en den IJzer, waar alles zo vlak is dat een huis met twee verdiepingen een vloek lijkt in het landschap. Als de zon schijnt is er nergens schaduw in de Westhoek, als de loden hemel grijs boven de velden staat kan je hem aanraken met je hand en als het regent loopt den IJzer over en zit iedereen met zandzakken voor de deur binnen bij de stoof te kaarten. 385 mannen, vrouwen en kinderen zijn in deze streek sinds 1918 gestorven bij het ruimen van obussen uit de groten oorlog, de laatste begin dit jaar. Buurgemeente Roesbrugge was overdekt in diezelfde oorlog, aan de oude kluis van Sint-Jan-ter-Biezen kwamen de Britten uitrusten tussen hun frontdiensten in en Westvleteren zelf lag met drie Casualty Clearing Stations en een onvermijdelijke begraafplaats daar in de buurt te wachten op wereldfaam.

De Abdij dan maar. In Westvleteren leven ze volgens de regel van Benedictus. Het zijn Cisterciënzers van de strikte observantie, beter bekend als de Trappisten. Deze mannen dragen een lang wit kleed, omdat in de Middeleeuwen iedere arme borger, boer en paap dit soort kleren droeg. Daarover een zwarte schort, dat was vroeger het stuk dat vuil mocht worden bij het voeren van de varkens en het looien van leer en zo.
De Trappisten leven naar God toe. Ze zijn de levende getuigen van een mystieke traditie die ooit met Ruysbroeck en Hadewijch, lang voor het bier, hoogdagen vierde in onze contreien. Het leven verloopt in de abdij volgens een strikte regelmaat met zes dagelijkse sober gezongen Psalmgebeden die voorrang hebben op al het gewone leven. De rest bestaat uit eerlijk werk van eigen handen waarmee ze in hun bescheiden levensonderhoud kunnen voorzien en uit studie en meditatie. Alles wordt gedragen door een gemeenschap van sterke en overtuigde geestverwanten. Elke avond om acht uur zingen deze monniken de completen: drie psalmen bij de ondergaande zon en daarna, net voor ze hun moede hoofd te slapen leggen nog het Salve Regina, een ontroerende lied voor Maria, de enige vrouw die een plaats krijgt in hun leven. De mystieke traditie waarin deze mannen staan is geen zuiver geestelijk gebeuren. Ze bidden met heel hun lichaam en hun sobere aanwezigheid in de wereld is een levende getuige van een leven dat enkel toebehoort aan de onnoembare dragende grond en dat buiten de waan van elke dag staat die de gazetten vult.
Overigens lopen ook in Japan de Zenkloosters langzaam leeg en zitten in de steden miljoenen mensen als sardienen op elkaar hun zelfgemaakte levens uit te beelden. Mystiek is nu eenmaal geen voor de hand liggende weg. Het vereist loslaten zonder ooit iets te verwerven. En toch is het een weg die leven in overvloed kan geven.

En Westvleteren is dus ook een bier. Misschien verlangen mensen naar dit bier om zich een beetje deelgenoot te voelen van een leven dat al lang niet meer het onze is, op dezelfde vrijblijvende manier waarop het Japanse Zenboeddhisme voor ons westerlingen zo aantrekkelijk lijkt. Maar Westvleteren is natuurlijk ten overvloede een erg lekker bier, dat voor de meeste mensen moeilijk aan te schaffen valt. Die schaarste doet natuurlijk het verlangen groeien. Als Bierman u met de hand op het hart zou zeggen dat Rook&Vuur van de Witte Molen het beste bier ter wereld is, dan zou dat nog niet eens zoveel bezijden de waarheid zijn. Moest hij er voor de volledigheid aan toevoegen dat er van dit bier 1000 genummerde flessen bestaan zou uw verlangen om deelgenoot te worden van dit geheim beste lezer alleen maar toenemen. In heel het land zijn er tegenwoordig brouwerijen die bier maken om van achterover te vallen. De onlesbare dorst van de goegemeente naar Westvleteren en de fetisjistische preoccupatie van de Media met alles wat van de paters komt, zorgt er voorlopig voor dat de voorraden topbier dat niet begint met ‘west’ en eindigt op ‘vleteren’ vooralsnog niet uitgeput raken.

Westvleteren lag dus even in de Colruyt bereikbaar voor iedereen die er vroeg genoeg voor wilde opstaan (niet enkel de betere middenklasse met veel tijd om te bellen, een flexibele job en voldoende geld om even naar ginderver te rijden). Dat is een goede zaak. Wees gezegend zouden de paters zeggen, geniet van ons bier, wie je ook bent en hopelijk blijft er iets hangen van de het eerlijke werk van onze handen, ter eer en meerdere glorie van God en Maria in Vlaanderen. En, beste middenklasser, als u uw baksteen de komende weken op Ebay smijt, geef dan op zijn minst de opbrengst aan het goede doel.

Val-Dieu

Volgens een recente telling, die in de aanloop naar de boekenbeurs en feestdagen meteen ook in boekvorm verschijnt, zijn er ongeveer 1130 unieke bieren in ons Belgenland. Voor de volledigheid merkt Bierman meteen even op dat de verdienste van het in kaart brengen van al deze brouwsels zeker niet onderschat mag worden. Het was alweer van 2007 geleden dat de vorige telling geschiedde en van voor die tijd kent Bierman alleen het Bierjaarboek (uitg. Kosmos) dat in 1995-1996 voor het laatst werd uitgegeven. Daarin werden toen 128 brouwerijen opgelijst met ongeveer 1500 merken (inclusief etiketbieren). Kleine brouwerijen zullen vroeger wel meer voor de locale afzetmarkt gebrouwd hebben, terwijl het nu eerder export de levensnoodzakelijke garantie vormt voor een voldoende afzet. Overigens zou het wel een interessante studie zijn om te kijken hoeveel bieren er vandaag nog overblijven uit de late streekbierentijd en (maar dat zal wel een pak moeilijker zijn) of ze nog volgens hetzelfde recept gebrouwen worden.
Een oordeel over elk van deze bieren spreekt auteur-verzamelaar Hilde Deweer niet uit. Vermoedelijk evenzeer om inhoudelijke redenen als om het zuiver praktische gegeven dat meer dan duizend bieren proeven geen eenvoudig opgave mag heten. Maar om bier te beoordelen op intrinsieke kwaliteiten hebt u natuurlijk in opklimmende volgorde van relevantie uw eigen gezonde oordeel, Bierman en de rest van de wereld.
Toch blijft het vreemd dat zo weinig boeken, tijdschriften of TV-programma’s zich hieraan wagen. Zouden brouwers snel boos worden en een of andere genadeloze vorm van vergelding achter de hand hebben voor wie het aandurft om pakweg Kriek Belle-Vue brol te noemen?

Over naar de orde van de dag dan maar: één (of drie) van die 1320 bieren die opgelijst worden in bovenstaande publicatie is Val-Dieu en Bierman gaat daar nu een oordeel over vellen. Er zijn exclusieve bier die met geen mogelijkheid op een legale manier te verwerven zijn en er zijn voor de hand liggende bieren die bijna overal gewoon van het schap te nemen zijn in de lokale supermarkt. Val-Dieu behoort zonder twijfel tot die laatste categorie van bieren die doorgaans genegeerd worden door de zwarte markt. Toch behoort dit bier ook tot het selecte clubje van erkende Belgische abdijbieren en daarin slaat het zeker geen slecht figuur. De aantoonbare band van Val-Dieu met een abdij gaat terug tot het feit dat de brouwerij gelegen is in de pachthoeve van de 13e eeuwse Cisterciënzerabdij van Aubel die de Fransen in een opstoot van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid volledig met de grond gelijk hebben gemaakt.
Hadden ze hun eigen abdijen niet kunnen afbreken in plaats van bij ons de boel wat te komen verzieken, zo hoort Bierman u al denken, maar dat hebben de Fransen ook gedaan. Er staat bij onze zuiderburen eveneens geen katholieke steen meer op de andere, behalve wat te schoon of te veel werk was om af te breken. Wat langs de andere kant ook weer kosten bespaart voor verwarming en monumentenzorg en ruimte vrijmaakt voor nieuwe verkavelingen. En zo heeft alle ook zijn goede kant.

U merkt zonder twijfel, beste lezer, dat Bierman nog een gebenedijd woord heeft gebezigd over het bier Val-Dieu zelf. Dat is in de eerste plaats omdat Val-Dieu niet meteen het toonbeeld is van innovatie. Ze hebben een blonde, bruine en Tripel variant, wat alvast geen revolutie mag heten in Abdijbierenland. Maar de blonde smaakt wel zoals lekker blond bier moet smaken en dat is al heel wat: wat karakter maar niet teveel, wat mout maar niet teveel, wat hop maar niet te veel en 6 procent alcohol (wat niet teveel is). Overigens zijn dit stuk voor stuk eigenschappen die heel wat collega’s van Val-Dieu, die nota bene ook het label van erkende Belgische abdijbieren in het vaandel dragen, mankeren (Zij het dan niet elk bier alle gebreken tegelijk). Hoe dan ook: niet alle Abdijbieren zijn goed gemaakt en niet alle brouwers van Abdijbieren zijn zo eerlijk om zelfs de Blonde te laten hergisten op de fles zodat die nog aangenaam drinken is. En zo beste lezer, is het niet omdat bieren naast elkaar in het rek van de supermarkt staan, dat het niet uitmaakt wat uiteindelijk in de kar terechtkomt. Maar Val-Dieu, goed geschonken en op temperatuur, is wel de moeite waard.

Malheur 12

Als een groot computerbedrijf de wereld verovert met een kleine laptop zonder klavier dan kan Bierman daar natuurlijk alleen maar blij om zijn. Als vervolgens de rest van de wereld ook computerschermen begint te maken waar geen analoge knoppen vanonder aanhangen dan heet dat commercie en dat soort nering vormt het smeersel waarmee de wereld zijn toeren draait. Wat overigens niet wegneemt dat Bierman zijn computers graag heeft met knoppen aan, kwestie van tekstjes te kunnen blijven intikken. Bovendien instigeren zowat alle merknamen die beginnen met de generieke letter “i” bij Bierman een volstrekt irrationele vorm van weerstand. Uw weet wel: ipod, ipad, ikea, ik heb hoofdpijn, iwhatever…

Origineel of kopie? Het centrum van het oervlaamse dorpje Buggenhout wordt gedomineerd door twee brouwschepen die op een steenworp van elkaar vrijwel gelijktijdig besloten om champagnebier te maken. Daarmee bedoelen ze overigens dat op het einde van de hergisting op de fles de gistprop uit de ondersteboven gehouden bevroren flessenhals wordt gehaald. Avontuurlijk, gewaagd en ontegensprekelijk een meerwaarde met ook stevige repercussies op de prijs van een fles Deus of Malheur Brut.
Blijft natuurlijk de vraag wie het eerst met dit briljante idee is komen aandraven. Wie met andere woorden het origineel heeft en wie de kopie. Omdat er geen geluidsopnames bestaan van het ongetwijfeld zatte gesprek in een of andere Buggenhoutse kroeg waarin de twee brouwers – natuurlijk om elkaar te overtreffen – hun steeds maar groter wordende plannen op tafel smeten, zal het antwoord op deze vraag wel altijd een mysterie blijven. Bierman heeft echter wel altijd geleerd dat geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars, dus mocht één van de twee brouwers ooit ophouden te bestaan (moge ons land gespaard blijven van deze duistere dag) dan zal het pleit kort daarna ook beslecht zijn.

De term Champagnebier mag overigens al een tijd niet meer gebruikt worden in reclamecampagnes omdat de champagneboeren daar het zuur van krijgen. Maar Bierman mag dat wel nog schrijven zoveel hij wil natuurlijk. Lang leve de vrije meningsuiting. Dus bij deze, beste boerkes uit de Champagne: Voor bierman zijn Deus en Malheur Brut champagnebieren, champagnebieren zeg ik u, champagnebieren potverhierenginder… en laat het mij geen drie keer zeggen.

In het geval van Malheur brouwen ze ook gewoon bier. Bierman had de eer en het genoegen om de Malheur 12 te mogen smaken. Het is wat vroeg op het jaar om al met zo een zware Barley Wine te beginnen, maar smaken deed hij. Het bier houdt combineert de zoetigheid van Kasteelbier met de indrukwekkende Mout en body van Rochefort 12. De alcohol zet pas later in en is een pak steviger dan hij zich laat smaken. Ook dat is typisch voor dit soort bijna zwarte bieren waarin meer grondstoffen zitten dan in de schorren en slikken van het verdronken land van Saefinghe.

Eigenlijk zou bierman wel eens in Buggenhout willen gaan kijken of de autochtonen daar ter plaatse verscheurd worden door de verschrikkelijke keus tussen twee brouwerijen die allebei een paar schitterende bieren in de aanbieding hebben (Bosteels van Deus heeft nog de brouwmonumenten Kwak en Karmeliet op de markt). Er moeten daar toch regelmatig half serieus bedoelde kwinkslagen en woordwisselingen over en weer vliegen al dan niet afgewisseld met een grap die, moest het niet grappig bedoeld zijn, ook wel wat kwetsend zou kunnen overkomen. En dat allemaal onder te kerktoren en het toeziend oog van de Burgemeester en Meneer Pastoor. Het leven moet goed zijn in Buggenhout, want ze maken daar het leven beter in Vlaanderen en de rest van de wereld. Ze brouwen daar meesterlijk bier, op dezelfde manier als een champagneboer zijn champagne maakt, maar met dit verschil dat ze het in Buggenhout niet doen om van hun slechte wijn af te raken.

de waarheid over Pils

Enkele weken geleden sprongen de media weer eens een keer als dorstige sprinkhanen op ons nationale bierwezen. De aanleiding bleek deze keer een onderzoek te zijn van het betere consumentenmagazine Testaankoop naar de beste Pils van het land. In plaats van gewoon even in de proverbiale toverspiegel te kijken en daarbij de gebruikelijke magische formule te prevelen (spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wat is de beste Pils van het land), om vervolgens met wat natte vingerwerk een lijstje op te stellen waar iedereen zich in kan vinden, besloot de redactie om de zaken aan te pakken met spreekwoordelijke Duitse grondigheid. Dus werden alle varianten van dezelfde pils vakkundig ontleed in hun soortelijk gewicht en blind geproefd door een veelkoppig monster. Plots bleken er goede en slechte Pilsener bieren te zijn, alsmede bieren zonder voldoende grondstof om met recht de naam Pils te dragen.



De uitkomst van dit ongetwijfeld ernstig bedoeld onderzoek kan u wel ergens online vinden. Maar om maar meteen de voordeur door de achterdeur te schoppen: pils blind proeven is stom. Sigaretten blind roken is stom, vliegtuigen blind horen overvliegen is stom, diepvriesstoofvlees blind proeven is stom en pils proberen te objectiveren door niet naar het etiket te kijken geeft eenzelfde soort waardeloze illusie van objectiviteit. Pils is pils, in essentie gewoon helder water met hopsmaak en alcohol, dat gemaakt wordt om graag te worden gedronken. Omdat het al zo lang op de markt is heeft Pils het gewoonterecht verkregen om Bier genoemd te worden, maar Bierman kijkt uit naar het moment waarop Europa tegen deze Babylonische spraakverwarring strenge wetten zal stemmen.


Verder is Pils heerlijk dorstlessend en worden mindere mensen van Pils veel te veel en veel te vaak zat, wat dan toch dit voordeel heeft dat ze hiervoor geen echt bier moeten gebruiken. Ook de consumptie van grote hoeveelheden Pils wordt verder regelmatig verward met bierdrinken en zelfs met bierliefhebber zijn, terwijl het gewoon een sociaal getolereerde pathologie is. Wat niet wegneemt dat een frisse heldere pint op een warme dag echt deugd kan doen.


Voila beste lezer, speciaal bier is eigenlijk gewoon bier en gewoon bier is eigenlijk geen bier. Nu heeft u meteen gratis wat duiding bij de media, van hetzelfde niveau als het onderzoek zelf. Specialisten hebben altijd gelijk.


Het onderzoek naar Duits model van Testaankoop bracht ironisch genoeg ook bieren met Duitse namen naar boven als de betere merken. Wat een van de gazetten meteen tot de conclusie dreef dat het slecht gaat met het Belgisch bier. Met Belgische pils is het natuurlijk nooit goed gegaan. Iedereen weet dat Brahma Pils na Buddweiser de beste van de wereld is … voor iedere Zuid-Amerikaan die daarmee is opgegroeid. Het merk waarmee de Pilsdrinker opgroeit wordt uiteindelijk de standaard waarnaar alles wordt gemeten (behalve Yuppies natuurlijk, die willen gewoon de duurste). En dus zijn Belgen niet meer dan vroeger matige Pilsmakers die goed scoren in de wereld met hun illusie van luxepils (meer smaak dan Heineken en beter verteerbaar dan Bittburger en een mooi etiket).


Als bierman ’s avonds op zijn terras staat, de eerste ganzen ziet overvliegen en een paar vroege spreeuwen elkaars gezelschap ziet opzoeken, als hij de bladeren van zijn notelaar op de grond ziet liggen en ergens achter de oude boomstronk een Vliegenzwam ontdekt, als Venus en de volle maan ’s nachts weer zo helder staan dat de sterren errond verbleken en de kou een geur wordt, dan denkt hij niet aan de wereld die zot is van Pils, maar aan de fles Bush Tripel Amber van Dubuisson, met een koppige 12 procent alcohol, die al van vorige winter in zijn kelder ligt te wachten op de herfst. Een fles die nu toch langzaam op dronk moet zijn gekomen.
Als tegengewicht tegen de eindeloze stroom onzin die elke dag opnieuw de gazetten vult, maar ook als overdrachtelijke koek op het bakkes van cynisme en lethargie van iedereen wiens hart gesneden werd door de scherpe randen van het leven, als eerbetoon aan alle schoonheid die het leven de moeite waard maakt en op de zaliger gedachtenis van iedereen die ons is voorgegaan op deze aardkloot, zweert Bierman de dure eed om deze fles te kraken op de eerste koude vriesnacht van de komende herfst. De eerste nacht dat we eindelijk terug onder de nul graden gaan is voorbehouden voor die ene langverwachte fles. Het zal hartverwarmend zijn en niks, maar dan ook helemaal niks met pils te maken hebben.

Witkap Pater Stimulo

Omdat Bierman al menig jaar onzin bij elkaar harkt over bier, zou bij de argeloze lezer het idee kunnen ontstaan dat de titulaire naamgeving van de auteur van de hierbij tot stand komende tekstjes een externe autoriteit als basis heeft. Dat is een begrijpelijk maar daarom niet minder groot misverstand. Bierman is in de eerste plaats een zelfverklaarde bierman en kan zich bijgevolg niet beroemen op enige graad, diploma of bekwaamheidsbewijs in de Zythologie. Naast de niet meer dan middelmatige smaak- en reukvermogens van Bierman, getuigen vooral diens hiaten in de wat atypische selectie van bieren die de afgelopen jaren aan bod zijn gekomen van professionele vormfouten. Een zo’n hiaat is alvast de Witkap Pater Stimulo.
Een monument negeren gaat natuurlijk niet ongestraft en de Witkap, die aan de basis ligt van zowat alle grote abdijbieren ter wereld, groeide de afgelopen jaren uit van leemte tot gebrek en uiteindelijk tot symbooldossier waaruit enkel een onderhandelde oplossing een uitweg kan bieden (ware het niet dat Bierman alleen is in zijn schuimend koninkrijk).

Maar iets zinnig zeggen over dit bier is niet eenvoudig. Wie begint te graven in de geschiedenis van de Witkap botst onherroepelijk met de opkomst van de eerste Trappistenbieren en op een redelijk ingewikkeld historisch kluwen. Bierman was er zelf niet bij toen dit allemaal geschiedde (het was in de tijd toen de dieren nog spraken), maar wil u graag zijn versie van de legende vertellen:

Heel lang geleden, maar wel al na den grooten oorlog van 14-18 die naar het schijnt heel erg was, groeiden de trappistenbieren uit tot een onstuitbaar succes. Wie geen pils probeerde te brouwen of bier in Engelse stijl als dank aan onze bevrijders, die sprong mee op de kar van dit succes en brouwde zelf Trappist. Ook de Witkap was zo een Trappistenkopie en de titulaire witte kap verwijst tot op de dag van vandaag naar de paters van weleer. Gelukkig slaagde de Trappisten er met veel moeite in om hun bier te laten beschermden tegen de boze buitenwereld en de kwade mercantiele machinaties van brouwers en politici. De Witkap mocht geen Trappistenbier meer zijn, maar ironisch genoeg stond de Witkap Tripel later wel model voor alle abdij- en trappistentrippels. Na enkele omwegen werd pas in 1979, in volle streekbierentijd, de Witkap overgenomen door Brouwerij Slaghmuylder in Ninove (gekend van zijn statige inkompoort en open brouwschip) en hij leidt daar tot op vandaag, geheel onterecht, een bestaan dat wat in de schaduw staat van de grote Belgische kwaliteitsbieren.

Over het bier zelf valt veel te zeggen, maar Michael Jackson geeft in de laatste editie van zijn boek de definitieve omschrijving van de Witkap Pater Stimulo. Daar valt verder weinig aan toe te voegen: “…een goudkleurig brouwsel met … een aroma van talk, een dikke, kussenachtige kraag, voelt als sorbet op de tong en heeft een bouquet dat evolueert van fruitige perziken naar citroenachtige, zoutige, hoppige droogheid (6%).” Bij zoveel wijsheid kan Bierman enkel eerbiedig knikken en natuurlijk een Witkap drinken: op een verleden dat langzaam uitgroeit tot een legende, op Michael Jackson zaliger die uit England moest komen om onze brouwers met de haren uit de Vlaamse klei te trekken en op de Witkap die – laten we wel wezen – trappist is van verdienste, maar het verder nooit zal worden.

Gentse Strop

Bij de meeste mensen waarmee Bierman op terugkerende basis placht te spreken, te weten Antwerpenaars, staat Gent bekend als het grootste dorp van Vlaanderen. Dat is natuurlijk niet helemaal correct, want Gent valt op basis van haar inwoneraantal en jaarlijks weerkerende feesten wel degelijk in te delen bij de grotere steden die onze gewesten rijk is. Bierman vermoedt dan ook dat dit discours eerder pejoratief bedoeld is en dat hier sprake is van enige naijver vanwege de gemiddelde Antwerpenaar tegenover het veel beter geconserveerde Gent.

Hadden ze in Antwerpen hun oude stadskern maar niet in handen moeten geven van projectontwikkelaars die de boel meteen sloopten en vervingen door goedkope prefab brol, hoort Bierman u al denken, en gelijk heeft u. Wannes Van De Velde zaliger waarschuwde al dat ze de ziel uit zijn stad hadden gesneden. Op de toeristen na, ontsnapt vrijwel niemand aan een gevoel van troosteloosheid bij het zien van de wijk achter het vleeshuis en de lijst met te vroeg gesloopte gebouwen is in Antwerpen indrukwekkend lang (en reikt tot in Doel).

Maar ergens in de 16e eeuw waren Gent en Antwerpen wel degelijk verbonden met elkaar door een gemeenschappelijk kwaal: de bezetting door een bende veel te Katholieke Spaanse halfgare despoten. Hoewel er tegenwoordig ook nog heel wat ernstig gestoord materiaal aan het hoofd van een of ander land staat, waren de door systematische inteelt lichtjes beschadigde Spaanse vorsten en voogdessen een gesel voor onze nijvere naar vrijheid verlangende steden. Of zo valt het toch enigszins op te maken uit een wat meer tendentieuze lezing van de geschiedenisboeken. Het blijft al bij al redelijk ironisch dat dat de volgende koning van ons land de naam zal dragen van één van deze – wat minder gunstig bekend staande - vorsten.

Enfin, tijdens één van de wat meer geschifte afleveringen uit deze onverkwikkelijke geschiedenis, moesten de Gentenaars na een opstand in nachthemd en met een strop rond de nek door de stad lopen om daarna luidkeels om vergiffenis te smeken bij Keizer Karel. Bierman vermoedt dat de Keizer een zekere emotionele voldoening moet gehaald hebben uit dit soort vertoningen en bij gebrek aan geestelijke begeleiding, geschikte medicatie en ontradende Peer-Group zijn machtsfantasieën ook in de realiteit ongestraft en zonder schaamte gestalte kon geven. Hij had zich beter een stevige kroes Kaerelsbier ingeschonken en zijn buik wat ingetrokken, dan hadden we nu niet zo hard met hem gelachen.


Het goede van deze geschiedenis is natuurlijk dat het Brouwerij Roman dit jaar de gelegenheid gaf om de Gentse Strop middels een indrukwekkende reclamecampagne op de markt te smijten. Gratis bier bij de gazet, mooie strakke vormgeving, speciale website en genoeg promotiematieriaal om ieders aandacht meermaals te vatten binnen de door de wetten van de commercie voorgeschreven tijd: als de grote spreken, dan zwijgen de kleintjes, dat was in Karels tijd ook al zo.
Overigens vertoefde Wannes Van De Velde graag en veel in Gent, de stad die hem deed terugdenken aan het Antwerpen van zijn jeugd. Enkele van zijn beste liedjes gaan over een paar al lang vergeten Gentse Café's (... in de groten avond is den avond eeuwig jong, schijnen de lantarens als de lampen van een jonk...) en over de grote Geuzenstrijd tussen de steden en de Spanjaard:
Vier eeuwen terug toen was de Kerk voor goed te zijn nog veel te sterk
ze gaf bewijs van grote macht, want ze heeft heel het Christendom verkracht
met Keizer Karel zijn militie ... en d' Inquisitie


Maar het moet gezegd zijn dat de Gentse Strop een lekker bier is geworden. Geheel naar eigentijdse gewoonte heeft het weinig body, de kleur van bleke pilsmout, net genoeg bitterheid, vrijwel geen alcoholsmaak en een opvallende stevige hapklare schuimkraag. De Gentse Strop is een goed doordrinkbaar, smakelijk feestbier geworden met een verrassend stevige 6,9 procent alcohol (waarbij de verrassing waarschijnlijk bij de argeloze drinker zal liggen). In die zin past dit bier bij de stad en de inwoners waarnaar het genoemd is en zullen we er waarschijnlijk nog veel van horen.

Net als bij de vloed van abdijbieren of Duvelse bieren die ons land overspoelden, volgen in het spoor van Hopus en Omer steeds meer brouwers met hun interpretatie van hooggegiste pilsmout en aromatische hop. Als ze goed gemaakt zijn, kan Bierman hier alleen maar blij mee zijn. De mensen veranderen, de brouwers volgen in hun spoor en dat is goed. Tenslotte heeft er nog nooit een hond gepist tegen een rijdende wagen.
Meer info: www.gentsestrop.be

Tournée Générale Seizoen 2

Een paar dagen terug las bierman in de krant dat brouwers moesten betalen om hun het olijke duo van Tournée Générale in de brouwerij te mogen ontvangen. De gazetten waren te klein om de verontwaardiging van de bierdrinkende goegemeente te ontvangen. Dankzij Bierman keek u als goed geopinieerde bierliefhebber natuurlijk nauwelijk op van dit soort volksverlakkerij en speciaal voor de gelegenheid vat bierman het hier ook nog eens even allemaal samen in officiële gazettentaal:


De ophef over brouwers die een aanzienlijk bedrag dienden op te hoesten om rondreizend biercircus en VRT programma Tournée générale over de vloer te krijgen is begrijpelijk, maar wekt bij mensen die de bierwereld wat meer van nabij volgen amper verbazing. Hoewel ons land wereldwijd beschouwd wordt als een bierland met een indrukwekkende staat van dienst, vervalt de berichtgeving over bier maar al te vaak in een grote goed nieuwsshow die de kwaliteit en de reputatie van ‘ons’ bier in de wereld, geen goed doet. Bovendien zijn brouwers en journalisten, als het al niet gaat om één en dezelfde persoon, te zeer met elkaar verbonden.

Bij het verschijnen van het eerste seizoen van Tournée générale werd het feit dat de VRT een programma maakte over bier zonder meer positief onthaald. Maar al van bij de eerste afleveringen kwam het programma enkele keren erg dicht bij het niveau van de betere infomercial, waarin documentaire en reclame onontwarbaar met elkaar versmolten. Hoogtepunt van dit wat vreemde en genante huwelijk tussen brouwers en journalisten vormde de laatste aflevering waarin de presenatoren van het programma voor hun vermeende diensten aan het brouwerijwezen opgenomen werden in de Orde van de Ridders van de Roerstok, een organisatie die iedereen die iets is of doet met bier in ons land verenigt.

Maar veel meer nog dan bij deze hoogmis van de vermengde belangen, werden er toen ook vragen gesteld bij feit dat er in de loop van Tournée générale een gelijknamig bier werd gebrouwen, beoordeeld en op de markt gebracht door dezelfde mensen die ook met hun brouwerij gastheer speelden voor het programma.
Bierman is van mening dat het bier dat uit dit wat incestueuze huwelijk ontstond een weinig opmerkelijk en weinig origineel bier is dat niet speciaal goed of slecht te noemen valt. Gewoon een goed gemaakt bier Vlaamse stijl zonder weerhaken. Het probleem is echter dat Bierman niet uitgenodigd was op de televisieproeverij en dat er in het programma verder niemand aanwezig was die het bier objectief en boven alle verdenking verheven kon smaken. Jammer dus dat bierdrinkend Vlaanderen nooit zal weten wat specialisten nu écht van het bier vonden. Jammer ook, bij uitbreiding, dat zo weinig mensen kunnen of durven schrijven wat ze nu écht van een bier vinden. Iets wat in andere culinaire kringen wel doorgedreven gebeurt en de sector duidelijk ten goede komt.

Dat brouwerijen betalen om Tournée générale te mogen ontvangen is uiteindelijk vanuit commercieel oogpunt volstrekt begrijpelijk. Ze doen het omdat de gelegenheid bestaat. Dat de VRT en enkele andere biermedia, er keer op keer niet in slagen om diepgaand over bier te berichten of om zelfs maar een fatsoenlijke afstand te bewaren tussen produkt en programma is ronduit knullig en ergerlijk. Is er dan niemand die bier serieus genoeg neemt om er niet meteen op en over te gaan zoals de klanten in het Schipperskwartier? Of moet het echt allemaal blijven komen van locale hobbyclubs en van een paar marginalen met een blog en veel te veel tijd?

nen "Turf" - bier in opdracht

Vorige week schreef Bierman een paar lovende woorden over de Herentalse Poorter die in opdracht van de stad wordt gebrouwen door brouwerij Slagmuylder. De Herentalse Poorter is het typevoorbeeld van hoe een licentiebier zou moeten gebrouwen worden: een uniek bier met een origineel en opmerkelijk recept dat speciaal voor de gelegenheid wordt ontwikkeld met streekeigen ingrediënten, compleet afgewerkt met hergisting op de fles en een mooi uitgewerkte vormgeving.
Natuurlijk is er niemand in ons land, zelfs Bierman niet, die exact weet hoeveel bieren er bestaan en in hoeveel verschillende verpakkingen die tot bij de consument komen. Laat staan dat iemand ze allemaal binnen een redelijke termijn ook effectief geproefd zou kunnen hebben. Toch lijkt de kans dat een bier in opdracht, zoals de Herentalse Poorter, ook in Bokrijk zou verkocht worden als (om maar iets te noemen) Limburgs Hoevebier volgens bierman eerder klein.

Vandaag de dag ontstaat zowat elk kwaliteitsvol en origineel bier dat voor derden wordt gebrouwen niet bij Slagmuylder, maar wel in de proefbrouwerij van Lochristi: Een mysterieuze instelling zonder eigen website die enkel bij volle maan op de winterzonnewende brouwt en waarbij geweten is dat de duivel dan persoonlijk langs komt om degene die het laatst de roerstok vasthoudt mee te sleuren naar de hel. Zowat alle bieren die uit deze permanent in duisternis gehulde brouwerij stromen, smaken alsof bovennatuurlijke krachten aan het werk zijn geweest om argeloze bierliefhebbers van hun zinnen te beroven met een explosie van smaak, geur en kleur. De mare wil dat iedereen in de proefbrouwerij terecht kan met een eigen recept of zich, in ruil voor zijn onsterfelijke ziel, kan laten bijstaan door de meesters van de brouwerij om een bier te ontwikkelen.
Al bij al is het redelijk indrukwekkend ook dat we er in ons land in geslaagd zijn om de procedure voor kleine oplages van kwaliteitsbieren op zo een hoog niveau en op zo een grote schaal ingang te laten vinden. De proefbrouwerij in Lochristi is eigenlijk op dit moment een lichtend baken van innovatie en dynamische biercultuur waarvan Bierman wereldwijd niet meteen een equivalent kan bedenken.

Natuurlijk zijn er ook nog heel wat etiketbieren op de markt. Zo is het van goedkope blikpils geweten dat deze niet verschilt van de gevestigde merken. Pils is dan ook maar een erg beperkte biersoort. Belangrijker is evenwel dat brouwerij Van Steenberge (het voormalige Bios) in Ertvelde lange tijd met voorsprong de belangrijkste brouwerij is geweest die kleine verenigingen, steden, dorpen of culturele centra, de kans gaf om een eigen bier te maken. Het recept van het bier was daarbij steeds hetzelfde (Augustijn), enkel de vormgeving van het etiket verschilde. Ook heel wat andere brouwerijen plakken verschillende etiketten op hetzelfde bier, maar allemaal hebben ze hierbij twee belangrijke eigenschappen gemeen: Uiteindelijk schamen ze zich hiervoor en geven ze er zo weinig mogelijk informatie over prijs. Voor Bierman is het eerste overigens niet nodig en het tweede erg spijtig, maar niet iedereen eet zoals Bierman smurfen bij het ontbijt.

En zo komt het dat het flesje ‘nen Turf’ (met opschrift Calmetholt – Kalmthout 1145-1996 uit de brouwerij Van Steenberge), dat Bierman vorige week ten geschenke kreeg, voor wat betreft de opzet, heel erg op de Herentalse Poorter lijkt, maar dat deze de twee bieren eigenlijk uit twee totaal verschillende tijdperken stammen. De ‘nen Turf’ is Augustijn in de schijngestalte van een Kalmthouts bier en schreeuwt de generische jaren ’90 uit, waarin de Belgische biercultuur langzaam volwassen werd. De Herentalse Poorter is ontstaan uit een creatief proces en bij de gratie van de 21e eeuwse brouwmethodes in de Proefbrouwerij van Lochristi en getuigt van een volledig tot maturiteit gekomen biercultuur. En dat vat het zowat allemaal samen

Voor de volledigheid merkt Bierman nog even op dat de naam "nen Turf " verwijst naar de lokale Veengrond waaruit turf als brandstof werd gestoken en waarschijnlijk ook naar het feit dat dit zware bier een hele Turf is om te drinken. Overigens geeft het wel te denken dat op http://www.ratebeer.com/ de ‘nen Turf’ beduidend lagere scores haalt dan de Augustijn. Een etiket, maar vooral een bijhorende goede naam en faam, maakt blijkbaar wel heel wat verschil. En zo blijkt eens te meer dat wij uiteindelijk allemaal kinderen van onze tijd zijn, maar dat is iets dat Bierman u al lang niet meer hoeft te vertellen.

Herentalse Poorter

Inspiratie blijft een vreemde zaak. Het ene moment zitten mensen met een lege blik wat wazig voor zich uit te staren terwijl hen een dun straatje saliva uit de mondhoeken loopt. Het volgende moment schilderen ze de Mona Lisa of schrijven ze de Toverberg of zo. (Een column in Het Laatste Nieuws kan natuurlijk ook altijd, bierman is geen snob).
Volgens de prettig gestoorde schrijver Terry Pratchet werden bij het ontstaan van het universum alle bestaande inspiratiedeeltjes volstrekt willekeurig in alle richtingen afgeschoten en is het feit dat mensen nu inspiratie krijgen het resultaat van een botsing met een deeltje dat miljarden jaren onderweg is geweest over de schier eindeloze en onoverbrugbare ijle leegte van het heelal.

Bierman heeft vanzelfsprekend nooit last van een gebrek aan inspiratie. Maar om nu te zeggen dat er deze week direct een onderwerp klaar lag om over te schrijven zou misschien een lichte onderschatting geweest zijn van de schaal van het universum en de kleinheid van een willekeurig deeltje. Een plaag waar de mensheid overigens wel vaker last van heeft. Maar lang voor de wanhoop echt kon doorbreken, bracht een goede vriend van Bierman hem een antropomorf inspiratiedeeltje zo u wil, een Herentalse Poorter en een daarbij horende warme aanbeveling en zo vermengde zich dankbaarheid en inspiratie tot de tekst die u nu kan lezen.

In alle eerlijkheid vallen voor de Herentalse Poorter heel wat positieve zaken te noteren. Het bier ontstond vorig jaar naar aanleiding van 800 jaar Herentals. Hendrik de Eerste, Hertog van Brabant gaf de stad in 1209 volledige stadsrechten en dat is een terecht reden om trots over te zijn. Voor wie minder op de hoogte is van groot en klein Vlaanderen kan Bierman hier nog even aan toevoegen dat Herentals een middelgrote stad op de het hartje van de Kempen. De Kempen zijn een groot stuk braakliggend land waar vooral heide en naaldbomen woekeren en waar nog veel parkeergelegenheid is. Voorbij Herentals stopt overigens de bovenleiding van de treinsporen en dus is deze stad ook op een tastbare manier een eindpunt van beschaving.
Het bier werd geschonken op de Herentalse Bierfeesten en het moet gezegd dat dit bier op een festival vrij goed tot zijn recht komt. Het wordt gedragen door een potige body en een mooie heldere kleur die doet denken aan de Pilsmout die ook in generatiegenoot “Omer” terug te vinden is. De stevige zuurte in de afdronk, een gevolg van toegevoegde streekeigen kruiden, maakt het bier heerlijk dorstlessend. En de alcohol is matig genoeg om maag, lever of andere organen niet meteen te zwaar te belasten.
Overigens vormt de Herentalse Poorter ook als degustatiebier een aangename en complexe uitdaging waarin heel wat smaken en geuren elkaar verdringen om ontdekt te worden door de bierliefhebber met vrienden en een – om maar iets te zeggen – een barbecue op een mooie zomeravond… (of met naam en toenaam in de weekendbijlage van het Nieuwsblad).


Het bier wordt gebrouwen bij Slagmuylder, een van de mooiste industriële brouwsites van ons land, waar ook de eerste en enige trappist ter wereld wordt gebrouwen: De Witkap Stimulo, die de paters later ont-trappist hebben. Een onrecht dat tot op heden niet gewroken werd.
De laatste Herentalse brouwerij, stadsbrouwerij ’t schaliken, heeft lang geleden al de roerstok aan de wilgen gehangen, maar het moet gezegd worden dat Slagmuylder zich voortreffelijk van haar taak heeft gekweten door geen etiketbier te maken, maar eerlijk te kiezen voor streekeigen kruiden en hergisting op de fles.

Bierman heeft zijn Herentalse Poorter met veel smaak opgedronken. Op de gezondheid van de stad en de zure zandgrond van Kempen waar menige Vlaming zijn hart verloren heeft. Deze zomer gaat hij ginder zeker eens gaan kijken op de bierfeesten. Naar het schijnt hebben ze daar ook nog een lakenhal, een oud begijnhof en wat stadspoorten. Wat heeft een mens nog meer nodig om gelukkig te zijn. Inspiratie?

In Memoriam: Pierre Celis

Door tekstjes te schrijven over bier is Bierman doorheen de jaren langzaam uitgegroeid tot een zekere autoriteit inzake het nationale bierwezen en alles wat er daar aan ballast rondhangt. De aandachtige observator zal het zeker niet ontgaan zijn dat Bierman hieraan verder geen enkele noemenswaardige bijdrage heeft geleverd. Biermans scherpe pen, bovengemiddelde intelligentie, uitgebreide woordenschat, originele ideeën en gevatte kritieken doen weinig af aan het naakte feit dat bier met of zonder Bierman gewoon bier blijft en dat het veel makkelijker is om wat langs de zijlijn te staan zagen, dan zelf de roerstok ter hand te nemen. Het blijft toch altijd de brouwer die bier moet maken opdat de consument er met smaak en plezier van zou kunnen genieten.

De eerste grote liefde van Bierman ergens begin jaren ’90 was het inmiddels geëutanaseerde bier Julius dat in onbeperkte hoeveelheid en bovendien op fietsafstand, beschikbaar was in Café de Romeinse Put. De Julius was in die lang vervlogen dagen het ideale smeermiddel voor talloze mooie en lange avonden van filosofische gesprekken (van - toegegeven - eerder wisselvallig academisch niveau) en wielercommentaar. Overigens hadden ze in dit wat aftandse vissercafeetje het volledige gamma van Hoegaarden en de bedenker van deze fantastische, karakteristieke en uiterst smakelijke creaties, naar later bleek, was de onovertroffen brouwer Pierre Celis.

Brouwer Pierre Celis werd geboren in Hoegaarden op 21 maart 1925. In de jaren ’60 vond hij een nieuw biergenre uit: een wit tarwebier dat brak met de Duitse stijl door niet volmout te gaan en een aantal verfrissende kruiden toe te voegen. Hij veroverde hiermee het land en later ook (na een brand en gedwongen overname door Interbrew) de wereld. Daarna deed hij dit overigens nog eens over met Celis White in Amerika. Vandaag is Belgisch Witbier lichtjes uit de mode en durven reclameyuppies wel eens wat fruitsiroop toevoegen om nieuwe trendy smaken te bekomen. De lichte kleur en het dorstlessende karakter van Witbier lenen zich hier redelijk goed toe en schoonheid is nu eenmaal kwetsbaar in een wereld die geregeerd wordt door het kapitaal.
Tot de andere grote meesterwerken van Pierre Celis behoren naast de Julius, de verboden vrucht (die ook effectief heel fruitig is) en de onvolprezen Hoegaarden Grand Cru waarin het karakter van de Hoegaarden bewaard blijft op een hoger niveau. Later creëerde Celis ook het ontroerend zachte Grottenbier waarbij hij het bier liet rijpen in de mergelgrotten van Kanne. Het klinkt als een gedicht.

Pierre Celis is dus de stichter van een unieke biersoort en de man die 50 jaar lang het Belgische bierlandschap mee vorm heeft gegeven. Hij kreeg een eervolle vermelding in zowat alle publicaties die de afgelopen decennia over Belgisch bier verschenen zijn. Op 9 april 2011 is hij in Tienen gestorven. Vier jaar na dat andere monument, bierkenner Michael Jackson. Bierman heeft nooit het genoegen gehad om Pierre Celis te ontmoeten. Ook zijn boek “Brouwers verkopen plezier” ligt thuis ongelezen klaar op de salontafel, maar eigenlijk zegt de titel op zich al genoeg. Celis zelf was nog te zien in het eerste seizoen van Tournée Générale, tussen de Hoegaardse Tarwevelden bij het laatste heldere licht van een aanrollende zomerstorm. Hij zag er toen al zo enorm oud uit, maar hij stak nog vol plannen en alles wat met bier te maken had, scheen bij hem rechtstreeks uit een diepe bron van energie te putten. Het had iets aanstekelijks.
Rest Bierman enkel nog om zijn respect uit te drukken voor Pierre Celis en de gouden hoogdagen van het Belgische bier die hij mee heeft vorm gegeven. Vanavond, als de kindjes in bed liggen en de eerste duisternis zachtjes invalt, zal Bierman zich een jonge Hoegaarden Grand Cru inschenken, in dat mooie glas met wapenschild in de steel, en deze met veel smaak en respect langzaam in één teug uitdrinken in zaliger nagedachtenis van Pierre Celis, Belgisch Brouwmeester.

Volt of De moedige Sommelier

Goesting werd enkele jaren geleden verkozen tot mooiste Vlaamse woord, maar het schoonste Duitse woord is zonder twijfel “Schadenfreude” – wat, voor wie de Duitse taal eerder onmachtig is, leedvermaak betekent of ook wel: het genoegen ontleend aan het leed van anderen.

In de aflevering van Volt van 13 april 2011 werd aandacht besteed aan de vraag of de hype van Westvleteren de smaak van dit bier niet overstijgt (het filmpje staat voorlopig nog online op http://www.dereactie.be/). Wie de moeite doet om regelmatig de bijeen geharkte tekstjes van Bierman door te worstelen weet natuurlijk al langer het antwoord op deze vraag. Vanzelfsprekend overstijgt de hype het bier want geen enkel bier is bestand tegen dit soort onrealistische druk. Het punt is net dat de paters weerstand bieden tegen het boze oog van de media dat haar begerige blik op het West-Vlaamse hobbitland heeft laten vallen en horden Amerikanen en Britten uitstuurt om the one beer to rule them all te bemachtigen. Verder is het bier natuurlijk wel héél erg goed. Even goed als pakweg de Rochefort 10 en nog een handvol andere Belgische topbieren.

Naast een wat aandoenlijke maar verder wel geslaagde poging om een bak Westvleteren in handen te krijgen nodigden de makers van Volt ook drie Wijnkelners van gerenommeerde sterrenrestaurants uit om het bier blind te proeven samen met drie andere Gerstenwijnen. Plots werd het toch nog een interessant filmpje voor Bierman. In plaats van een selectie prettig gestoorde biertoeristen, sleurden de makers van het betere programma voor de lichte consument een paar heren en dames van standing voor de camera om ook eens iets te zeggen. Wijnmensen alstublieft. Tegenover zoveel goede smaak en verheven culinaire traditie kan Bierman enkel schroom en stilte in acht nemen. Als de heren het woord nemen zwijgen de boeren.

De selectie van de vier geproefde bieren was trouwens onberispelijk: Bernardus Abt, tot voor kort het licentiebier van Westvleteren dat nog het dichts bij het origineel aanleunt, De Rochefort 10 die véél meer kruiden en gebrande mout heeft maar wel dezelfde intensiteit toont als zijn wereldberoemde broer en het Donker Kasteelbier dat als minderwaardige zoete kopie is ontstaan om mensen die niet van bier houden toch iets donkerbruin met veel alcohol te geven. Lastig om daar nog iets aan toe te voegen, maar misschien waren de N’ice Chouffe en de Malheur Dark Brut wel originele aanvullingen van het lijstje geweest. Ook de Urthel Samaranth 12 kan zonder blozen in dit statige rijtje, maar zou met zijn wat blekere kleur helaas snel door de mand vallen. Drie topbieren dus en één flutbier werden aan de Sommeliers aangeboden. Twee keer kwam de Rochefort 10 terecht als beste bier ter wereld naar voren. De Sommelier van het Hof Van Cleve koos voor Kasteelbier.

Tot zover de feiten. Bierman is ook zo vrij om enige interpretatie tot nut en vermaak van iedereen aan te bieden. Ten eerste was de ter beoordeling aangeboden Westvleteren waarschijnlijk ver van optimaal na een lange rit in de auto en een veel te korte rijpingstijd. Dit bier is het beste bier ter wereld op voorwaarde dat het wel in optimale omstandigheden wordt gedronken. Moet een programma voor consumenten hier overigens niet wat uitleg bij geven of zo of, toch op zijn minst zeggen hoe lang de geproefde bieren al in het flesje zaten? Enfin, Belgen en bier, het zal nooit wat worden.

Maar de Rochefort 10 zat al bij al waarschijnlijk iets dichter bij zijn optimale omstandigheden, na een leven van enkele maanden op het schap van de lokale supermarkt. Het siert de twee Sommeliers die de Rochefort uitkozen dat ze duidelijk kozen voor het meest complexe en robuuste van de drie bieren. Dat de ze verder duidelijk nog nooit eerder Rochefort of Sint-Bernardus hebben gedronken zij hen vergeven. Uiteindelijk waren ze toch bereid om af te dalen van hun verheven troon om de onverlichte medemens te laten baden in de aura van hun Michelinsterren voor autobanden, wegenkaarten en restaurants.

De Sommelier van het Hof Van Cleve koos voor Kasteelbier … en stond er verder maar wat beteuterd bij. Terecht natuurlijk. Schadenfreude, weet u nog wel. Enig mild leedvermaak bij dit flagrante vertoon van zythologisch onvermogen is natuurlijk op zijn plaats bij iemand die leeft van zijn smaakvermogen. Eerst wat zelfverzekerd willekeurig smaken en geuren uitroepen en dan voor Kasteelbier kiezen is nu eenmaal extra pijnlijk.
Overigens zou Bierman zelf waarschijnlijk wel een landwijn van een AC Bordeaux kunnen onderscheiden, maar misschien ook niet. Op TV is natuurlijk alles mogelijk. Maar als de wijn die ze in het Hof Van Cleve schenken volgens dezelfde smaakcriteria geselecteerd wordt als het bier dan is Bierman bij deze kandidaat om daar Sommelier te worden. Zo moeilijk kan dat blijkbaar niet zijn. Gewoon een stuk of 10 smaken van buiten leren en in willekeurige combinaties met enige arrogantie opsommen en daarna het vijfvoudige van de prijs vragen. Dat is maar klein bier.

Brouwerij Alvinne

Een collega van Bierman spreekt wel eens over gemengde gevoelens. “Weet u wat gemengde gevoelens zijn?” luidt dan steevast de vraag … “ dat is als je je schoonmoeder in een ravijn ziet rijden met je nieuwe wagen.” Overigens verontschuldigt Bierman zich meteen bij zijn schoonmoeder, die hij niet graag in een ravijn zou zien rijden en bij zijn collega die niet graag heeft dat zijn grapjes zomaar publiek bezit worden. De Kortrijkse Brouwerij Alvinne is bij uitstek een brouwerij die op heel wat vlakken gemengde gevoelens oproept. Een brouwerij zo u wil, die in een Kim Clijsteriaans spagaat staat (u weet wel de spreidstand waarmee ze in haar eerste carrière op een liesbrekende manier naar een verloren bal plachtte te schuiven).


Eerst het goede nieuws: Alvinne is ontstaan uit pure passie van een paar bierliefhebbers en brouwt bieren die met verve een blind geproefde kwaliteitstest kunnen doorstaan. De basis van dit succes ligt in een combinatie van brouwmeesterschap, een zeer goede en sterke giststam en degelijke marketing. Sommige bieren van Alvinne zijn zelfs ronduit indrukwekkend te noemen met als uitschieters de Morpheus Wild, een Oud Bruin dat voluit voor zuur kiest en de Cuvée D’Epergny, een bier dat 15 volumeprocent haalt zuiver op basis van de sterkte van de gebruikte gist. Omdat Alvinne zich expliciet opwerpt als nichebrouwer, maken ze geen grote volumes van een bier voor een breed publiek, maar kiezen ze bewust voor moeilijker toegankelijke smaken en alcoholvolumes waaraan vooral bierliefhebbers hun hart kunnen ophalen. Op de bierproefavond van Alvinne die Bierman enige tijd geleden mocht bijwonen waren de geproefde bieren dan ook ronduit indrukwekkend en stuk voor stuk een verrijkende ervaring. Overigens ook een heel leerrijke ervaring, aangezien er meestal één accent of kenmerk in het geproefde bier werd uitvergroot, wat het erg gemakkelijk maakte om een vergelijkingspunt met bekende bieren en gevestigde merken te maken.


Dat brengt Bierman meteen bij de keerzijde van de medaille: Brouwerij Alvinne produceert eigenlijk in functie van export naar Amerika, eerder dan voor de lokale markt; De afgelopen jaren zijn er op deze manier een kleine honderd beginnende brouwerijen als paddenstoelen uit de grond geschoten en de meeste hiervan danken hun overleven net aan de gegarandeerde export in het zog van het Belgische kwaliteitslabel. Vaak gaat het zoals bij Alvinne over kleine hobbybrouwerijen die veel (te veel) verschillende bieren maken en meestal niet officieel zijn aangesloten bij de vereniging van Belgische brouwers. In statistieken tellen ze dan ook nauwelijks mee, maar in de praktijk verdubbelen ze wel het aantal Belgische biermerken op de mark van 1000 naar 2000. Bierman is blij voor al deze ambassadeurs van ons onvatbare landje, maar dat neemt natuurlijk niet weg dat deze situatie net het omgekeerde is van die van een kwaliteitsbier dat het omwille van zijn kwaliteiten maakt in het buitenland. Er is geen lokaal draagvlak (niet dat dat er moet zijn en niet dat er een rechtsreeks verband zou zijn met kwaliteit, maar het draagvlak is er niet).


Ook zijn de bieren die Bierman mocht proeven van Alvinne eigenlijk redelijk eendimensionaal. De verfrissende Freaky bijvoorbeeld heeft geen body en amper kleur en alcohol, maar wel een explosie van hop en ook de Morpheus Tripel gaat voluit voor complexe overweldigende bitterheid. De eerder vermeldde Cuvée D’Epergny heeft dan weer 15 graden alcohol, dominante zoete likeursmaken en geen koolzuurgas.


De grote trots van de brouwerij, de Morpheus Wild werd door de brouwer het beste Oud Bruin genoemd dat momenteel op de markt is. Hoewel je niet van een brouwer kan verwachten dat deze objectief is over zijn eigen bier, moet Bierman toegeven dat hij eigenlijk gelijk heeft: de Wild van Alvinne is waarschijnlijk wel het beste Oud Bruin op de markt. Dat ligt voornamelijk aan het feit dat andere brouwers hun versie meer en meer verzoeten, terwijl de Wild compromisloos veel zuur prijsgeeft. Wat helaas nog steeds ontbreekt tegenover een echte Oud Bruin zoals die verder leeft in de herinnering van Bierman is de kenmerkende wrangheid. En dus is de Wild wel het beste, maar niet het ultieme Oud Bruin. Bierman heeft op het einde van de avond dan ook uit zuivere weemoed een minuut stilte gehouden voor het ter ziele gegane Felix (dat nu tot overmaat van ramp nog steeds als een karikatuur van zichzelf op de markt is, hoe wreed kan het lot zijn).


Al bij al getuigt Brouwerij Alvinne van een redelijk indrukwekkend staaltje brouwmeesterschap, maar, - gemengde gevoelens weet u nog - Bierman blijft met het idee achter dat ze daar in Alvinne schitterend bier maken, beter dan een aantal gevestigde merken, en dat ze heel dicht bij een absoluut topbier staan. Héél dicht.




Ps: in 2011 verhuist de brouwerij naar Heule, langs het kanaal Kortrijk - Bossuit


Inmiddels heeft de brouwer van Alvinne een paar belangrijke nuanceringen toegevoegd in de reacties hieronder. Bierman gaat inderdaad hier en daar wat kort door de bocht. Lees ze zeker even door voor een volledig beeld van deze brouwerij en probeer vooral zelf eens een Freaky of een Wild op een mooie zomerdag op het terras in de tuin.

Postel Dubbel

Uit de schare volgelingen die Bierman de afgelopen jaren om zich heen verzamelde rezen een paar verontwaardigde stemmen op, toen Bierman trakteerde met Postel Dubbel en er meteen bij vertelde dat dit bier ook het onderwerp zou vormen van zijn volgende tekstje. “Bierman gij dommerik”, klonk het van overal in café de Stervende Zwaan: “iedereen bespreekt trendy bieren en nieuwe superkannonen als de Vicaris Generaal van Dileweyns of de nieuwste van Brouwerij Pirlot of zo. En dan komt gij af met zo een oude krokodil als de Postel Dubbel. Ga eens met uw tijd mee.” Groepies en bierman… het zal nooit iets worden. Wat natuurlijk niet wegneemt dat de Postel wel een oud bier is (1960) met een wat duf imago. Maar laat dat nu net iets zijn waar Bierman stiekem een zwak voor heeft.

Het moet ergens halfweg de jaren tachtig geweest zijn dat Bierman met de lagere school op bosklassen is gegaan naar Mol. (Bierman toen wel nog geen Bierman omdat bier schenken aan broekventjes van zijn leeftijd bij wet verboden is). Naast een bezoek aan de klompenmaker en de glasblazer, het aanleggen van een Herbarium en een playback-avond (de voorloper van de Karaoke), stond er in die tijden van eenvoudig kindergeluk er ook een rondleiding in de abdij van Postel op het programma. Overigens herinnert Bierman zich hier dat hij het nummer “Madammen met een bontjas” op voorhand had ingeoefend voor de Karaoke, maar dat iemand de verkeerde cassette had meegenomen, waardoor Bierman met een Bontjas en een gitaar van Frigoliet “I ‘me Sailing” zat te playbacken. Er is een reden waarom de mens het vermogen bezit om dingen te vergeten.

Postel dus. Nog kinderherinneringen: Bierman durfde niet met zijn verrekijker te kijken naar de replica op ware grote van Jezus aan het kruis die tot op vandaag op een kleine 8 meter boven het hoofdaltaar van de abdijkerk aan stalen kabels gespannen hangt. Voor kinderen is die lijdende Christus toch wel een ronduit intimiderend stukje plastische kunst en voor grote mensen een duidelijk statement dat Postel een zeer godsvruchtige abdij is. Een plaats waar het Depositum Fideï veilig en onverkort bewaard wordt tot aan de wederkomst. Voorwaar een troostrijke gedachte in een tijd waarin God bij de meeste mensen het gevoel oproept dat iemand met een mes over een metalen bord schraapt.

Hoewel de Postel bieren vandaag zo goed als niets meer met de abdij te maken hebben, drinkt Bierman vooral de Postel Dubbel nog heel erg graag (De blonde en tripel zijn minder opmerkelijk en de Christmas is meer een verhaal apart). Misschien dat de reden hiervoor wel ergens in één of andere verdrongen oerherinnering terug te vinden is, maar op een meer bewust niveau sluit de Dubbel erg goed aan bij wat Bierman zich voorstelt bij het archetype van een oerdubbel. Alles aan dit bier is het dubbele van een eenvoudige pils: meer alcohol, stevigere body en meer mout, wat fruit maar nog steeds vrij weinig zoet en een aan de verdubbelde omstandigheden aangepaste bitterheid. Dat maakt van de Postel op zich al een degelijk afgewerkt bier. Maar de allergrootste troef van dit bier is met ruime voorsprong natuurlijk de kleur. De Postel Dubbel is geen bruin bier, maar tooit zich in een mooi egaal en stijlvol Paars. De Postel is zo Paars als de mooiste kleurpotloden in een doos van Caran d’ache, als een verlegen smurf of als de kazuifel van een Rooms Katholiek Pastoor tijdens de vasten in de Abdij van Postel. Michael Jackson zaliger spreekt in zijn Great Bears of Belgium wel van Karmozijnrood (Bierman heeft het even moeten opzoeken: Crimson Red in het Engels: (RGB 220,20,60), maar laten we eerlijk zijn: eigenlijk is de Postel Dubbel een diep en plechtig episcopaal Paars.

Na wat omwegen wordt Postel overigens nu gebrouwen in de brouwerij van Affligem in het centrum van Opwijk, op haar beurt weer een onderdeel van Alken-Maes. De website van Affligem is wel verzorgd, zij het – zoals gebruikelijk - erg spaarzaam met relevante informatie. Jammer dat het plechtige adventslied ‘Rorate Coeli’ als een ordinair achtergrondmuziekje op de site loopt. Het doet wat denken aan soortgelijke reclamecampagnes waarbij paterkes en nonnekes figureren met bierschuim op de lippen of bekende Vlamingen in een Abdij wandelen om te tonen hoe ruimdenkend ze zijn.

Hoewel de Affligem voor wat betreft de kleur dicht bij de Postel Dubbel komt, is deze laatste toch – zeker op het terras bij de taverne van de abdij op een mooi zomeravond terwijl de zon traag achter de bomen zinkt – met voorsprong en ontegensprekelijk de mooiste Dubbel ter wereld.

Orval is bijna op

Niets menselijk is Bierman vreemd en dus moet Bierman in alle eerlijkheid bekennen dat hij stiekem wel enig leedvermaak koestert bij het aanschouwen van de lange rij wachtende auto’s voor de abdij van Westvleteren. Tot nader order blijft de Westvleteren 12 het enige “beste bier ter wereld” dat gekenmerkt wordt door een zekere schaarste. Overigens – en geheel terzijde - vindt Bierman het nog steeds wat eigenaardig dat iemand alleen naar de Abdij van Westvleteren zou komen voor het bier terwijl de echte rijkdom daar natuurlijk de spiritualiteit van de monniken is die van generatie op generatie wordt doorgegeven.
Even opmerkelijk is natuurlijk het feit dat na al die jaren de drukte aan de poort nog altijd even groot is, terwijl er in een straal van minder dan 10 km heel wat brouwerijen liggen die zich, elk om een andere reden, kunnen meten met de paters Trappisten van de strikte observantie. Brouwerij St. Bernardus was vroeger zelf Westvleteren, brouwerij Struysse was vroeger zelf wereldkampioen, brouwerij Van Eecke is de meest standvastige schatbewaarder de doodbrave Poperingse hopcultuur, wat verder in Roeselare brouwen ze het waarschijnlijk meest verfrissende bier van de wereld en zo kan bierman nog wel even doorgaan…
Het zal we iets te maken hebben met de mimetische begeerte, waarbij mensen zich spiegelen aan het verlangen van anderen en dus in een rij gaan wachten op één of ander consumptieartikel vanuit de wat vreemde overtuiging dat als anderen het de moeite vinden om op te wachten, dat het dat dan ook wel zal zijn. In 1972 stonden ze tenslotte ook al tot ver buiten de Innovation aan te schuiven om zich de nieuwste casettenrecorder te kunnen aanschaffen.
Bierman hoopt dat u net als hem de humor hiervan wel kan inzien en met hem, van zodra de collectieve gekte weer wat is overgewaaid, een trage Abt komt drinken in de vrede terwijl de zon op de polders staat, om zich dan een kort moment verzoend te weten met het leven en verbonden met de klei van generaties die ons zijn voorgegaan.

Waarop zou het boze oog van de media zich tegen die tijd gericht hebben? Bierman sprak enige tijd gelden al even de vrees uit dat Rochefort misschien het volgende slachtoffer zou worden op de lijst van wereldkampioenbieren. Dat de 10 daarmee onherroepelijk nog schaarser zou worden zou werkelijk jammer zijn. Helaas vergistte Bierman zich hier van bier. Niet de Rochefort, die even in vlammen dreigde opgaan, maar de Orval liep onlangs tegen de grenzen aan van zijn beperkte productiecapaciteit. Toegegeven, het was maar even, het was in Aalst (niet meteen de stad die bekend staat om zijn gematigde drinkers) en het was in de aanloop naar Carnaval (niet meteen een periode van inkeer en versterving), maar het blijft voorwaar een verontrustende gedachte dat er ooit een tekort aan Orval zou kunnen ontstaan.

Bierman komt eigenlijk regelmatig en graag in Orval. Bij die gelegenheden loopt hij steeds eens langs bij de ruïnes van de oude abdij, praat even met een van de paters en luistert met wat melancholie naar de psalmgezangen van de completen die bij de eerste duisternis zachtjes naar de hemel opstijgen in de avondgloed van de gouden valei. Daarna eet bierman een stuk kaas en drinkt een goed glas bittere frisse Orval. Op de persoonlijk site van bierman, werd de Orval al heel lang gelden met één eenvoudige stem verkozen tot beste bier van de wereld.

En toch is Orval is al decennia lang het meest ambivalente bier van ons land. Niet eens zoveel jaar geleden, toen drooghoppen nog als een verwerpelijk commerciële praktijk werd beschouwd door biercritici allerhande, was de kritiek op Orval buitengewoon mild. Het zelfde met het vermeende gebruik van hopextracten in plaats van pallets in het bier. Het vloekt met de romantiek, maar het smaakt zo goed. En zo blijft Orval rustig boven alle drukdoenerij verheven zijn eigen onbeschrijfelijk mooie ding doen.

Dat er een ooit een rij auto’s aan de okergele abdijgebouwen zou komen te staan, als motten aangetrokken door schaarste en het mimetische verlangen naar een bier waarvan ze wel de smaak maar niet de ziel doorgronden, dat zou bierman buitengewoon jammer vinden. Hopelijk houden ze in Aalst hun geheim wat voor zichzelf.

Tempelier – bier en politiek

Bierman (of bij speciale gelegenheden ook wel eens “O grote Bierman”), zo vragen mensen wel eens in volle hevigheid van een aan de gang zijnde drinkgelag, Bierman wat is uw verheven standpunt op het precaire gebied van de communautaire kwesties en de daaraan gekoppelde moeizame regeringsonderhandelingen. Bierman placht na dit soort typische toogvragen steeds even een stilte te laten vallen teneinde het volle gewicht van zijn woorden nadrukkelijk te laten doorklinken en legt vervolgens geduldig uit dat de Europese biergordel loopt van Ierland en het Verenigd-Koninkrijk over Zuid-Nederland, Noord- en Zuid-België en Noord-Frankrijk tot in Duitsland en Tsjechië. Cultureel gezien mag dat dus eigenlijk gerust één land worden genoemd: Bierland. En moesten ze hem vragen om van dit bescheiden koninkrijk de alleenheerser te worden, dan zou Bierman in alle eerlijkheid op deze vraag niet meteen nee antwoorden.

Maar voorlopig zijn de problemen bij ons natuurlijk nog niet echt groot te noemen. In ons land blijft het bij dit soort gelegenheden steeds bij een soort afgemeten verbaal bekvechten dat op zijn minst de illusie in stand houdt dat de oplossingen net achter de volgende hoek te vinden zijn. In het ergste geval gaan de boeren straks betogen in Vlaamse stijl en ligt de Brusselse ring de dagen daarna vol met verse koeienkaka uit de mestkar of – bespaar ons de gruwel – staakt het openbaar vervoer. In Israël en Palestina daarentegen lachten ze niet met dit soort dingen. De gemiddelde Palestijn kan daar vanop tweehonderd meter met een steen de helm van een sjampetter gooien en de Israëlieten bouwen op een halve nacht een volledig dorp op een plaats waar dat eigenlijk niet meteen de bedoeling kan zijn. Al bij al een redelijk explosieve situatie dus, daar in Jeruzalem en omstreken. Er vallen ook doden.

Bierman kreeg dus even geen slok bier meer door de keel toen hij eind vorig jaar vernam dat brouwerij Corsendonk in Jeruzalem zijn Tempelier bier gaat verkopen, een bier dat in de naam en vormgeving expliciet verwijst naar de kruistochten: “De naam Tempelier verwijst naar de katholieke monnikenorde die in de periode van de kruistochten ten strijde trok tegen de moslims in het Heilige Land.”(wikipedia) … “In Israël worden de tempeliers beschouwd als helden van het verleden en komen ze aan bod in de geschiedenislessen. Vandaar de keuze om het daar ook te lanceren.”(persbericht).

Bierman heeft even moeten zoeken naar een equivalent hiervan zoals het bij ons zou kunnen voorkomen. Spanjaarden die op de markt in Brussel Inquisitiebier drinken? Amerikanen die Belgisch Napalm bier drinken in Hanoï? Chinezen die Belgisch Tjen an Men bier drinken in Tibet? Zouden de Joden het vreemd vinden als een Belgische brouwer alcoholvrij Infifadabier of Hamasbier levert in Gasa (als het al door de blokkade raakt)? Misschien wel, misschien niet. Wie zal het zeggen.

Bierman wil nu ook niet de zure Gueuzepisser uithangen. Alles moet kunnen natuurlijk… vrijheid van meningsuiting vanzelfsprekend en het gaat uiteraard niet om een wapenlevering aan Lybië. Maar in dit geval drinken consumenten dit bier niet omwille van de eigenschappen van het bier zelf maar als politiek statement in vol conflictgebied of zelfs als provocatie. En dat is zonde van het bier.

Is Bierman een ouwe vastgeroeste hippie omdat hij van mening is dat een brouwer niet aan politiek moet doen? Is een brouwer verantwoordelijk voor het feit dat zijn bier misbruikt wordt en kan hij ook besluiten om het dan niet te verkopen? Heeft de brouwer zich deze vraag eigenlijk zelfs maar gesteld? Maakt het eigenlijk verschil om dit bier hier of in Jeruzalem op een terras te drinken?
Overigens heeft bierman, in tempore non suspecto, ook wel eens een paar flesjes Tempelier in huis gehaald die pas nieuw op het rek waren verschenen van de lokale bierwinkel. Het was een licht, klassiek Belgisch hergist bier met zoete toetsen. Het smaakt dus wel, ook al wordt het gedronken om de verkeerde redenen, maar het lijkt toch niet meteen iets waarmee de gemiddelde kruisvaarder, compleet met maliënkolder en tweesnijdend slagzwaard, tussen twee veldslagen in zijn dorst zou lessen.

Koken met bier

Bierman houdt van lekker eten en heeft grote waardering voor het feit dat lekker eten bij hem eten in velerlei vormen op het bord komt. In de eerste plaats zijn er natuurlijk de hartverzakkende happen genetisch gemanipuleerde koolhydraten die de basis vormen van een oneindige variatie en hoeveelheid fastfood. De snelheid waarmee het lichaam bij dit voedsel van onverzadigd naar verzadigd omslaat geeft telkens weer een gigantische endorfinekick en dat werkt ronduit verslavend. Helaas weet het lichaam met dit soort grote laboratoriummoleculen geen blijf en besluit het keer op keer tot tijdelijke opslag in de vorm van vet net onder de huid. Volgens bierman toch wel een foute beslissing. Bij dit soort voedsel past hoogstens wat blikpils, maar eigenlijk verkiest Bierman meestal om hier zelfs helemaal geen edel gerstenat aan te verspillen, dat staat de essentie van het zich voeden in de weg.

Aan de andere kant van het spectrum staat natuurlijk de Haute Cuisine die goed opgeleide meesterchefs in hun restaurants als ware kunstwerkjes op het bord schilderen. Mooi om te zien, verassend, verfijnd,… een lang uitgesponnen genoegen dat met hoogtes en laagtes langzaam voorkabbelt tot aan de allerlaatste slok koffie en het allerlaatste hartelijke - in goed gezelschap uitgesproken – woord. De bloedspiegel vult zich slechts langzaam met suikers en zo ontstaat er veel tijd en ruimte om te genieten van een uitgelezen selectie van aangepaste bieren (of in sommige gevallen ook wijn). Ook van dit soort avonden kan bierman bij uitstek genieten. De zorgvuldige selectie van bieren die bij een gerecht passen is een redelijk recente trend die door de makers van het bierpassie-magazine in onze contreien enige weerklank krijgt onder de noemer “Food Pairing”. Een goede koppeling van een bier aan een gerecht intensifieert de twee aanzienlijk, maar is ook een hele kunst waarbij voor één keer niet enkel grove kenmerken van een bier van belang zijn (kleur, kleur en natuurlijk ook kleur), maar vooral de fijnere smaak- en geurnuances primeren. Iets waar al heel wat veelbelovende huwelijk op zijn stukgelopen. Amateurs komen doorgaans niet verder dan bruin bier bij vlees en blond of wit bier bij vis te serveren. Maar, en misschien had bierman dit even van bij het begin moeten opmerken, bier is geen wijn en dus is witte wijn geen wit bier en is rode wijn geen bruin bier. “Food-Pairing” en Koken met bier heeft zo goed als niets met de kleur van een bier te maken.

In sommige gevallen gebruiken koks ook bier in het gerecht zelf. Hier geldt eigenlijk de regel dat hoe hoger de kok zichzelf inschat hoe minder bier hij gebruikt. Sterrenchefs zullen dus met een koffielepel wat bier over hun geglaceerde saus sprenkelen en proberen een zo evenwichtig mogelijk resultaat te bereiken met zo weinig mogelijk ingrediënten, terwijl in een eerlijke keuken een halve trappist in de gesmoorde varkenswangetjes nog tot de mogelijkheden behoort. In heel wat publicaties leest bierman dat bij het koken met bier best zo weinig mogelijk bier langere tijd meekookt omdat er dan veel bitterheid in het gerecht komt. Dus bij het begin kan een kleine hoeveelheid gebruikt worden om te smoren of te blussen. Helemaal op het einde wat meer om het gerecht af te werken, zonder dat het bier nog inkookt.

Natuurlijk heeft bierman ook een mening over dit soort dingen. In tomatensoep met Duvel mogen er gerust twee Duvels een paar uur meekoken en in het stoofvlees kan een volle fles Cuvée René van bij het begin meekoken tot het vlees gaar is, blinde vinken zijn het best als ze na het dichtschroeien in kriek met tomatenpuree gegaard worden en hetzelfde geldt voor zowat alle andere gerechten die bierman bij gelegenheid voor vrienden klaarmaakt: gentse waterzooi met Gueuze, gehaktballen met Chimay, ajuinsoep met Rodenbach, kalfsragout met Palm, enzovoor, enzoverder… Natuurlijk gaat het hier allemaal om stoofpotten en andere waterrijke gerechten, maar zelfs voor fijne sausen en subtiele bereidingen is er volgens bierman eigenlijk weinig reden om terughoudend te zijn met bier. Wie heeft er nu schrik van wat bitterheid?

Onafhankelijke journalistiek

De criticus uithangen is altijd plezant en dus moet bierman eerlijkheidshalve toegeven dat hij zich bij een vorige gelegenheid goed geamuseerd heeft met het schrijven van de uiterst individuele en snel wisselende stemmingen die door zijn hoofd schoten bij het bekijken van Vlaanderens meest gevierde bierprogramma tot op heden (Tournée Générale - seizoen 1). Maar al bij al bestaat zo een doorgedreven kritiek uiteindelijk toch alleen maar uit wat krabben met een roestige nagel aan de oppervlakkige laag afschilferend vernis, die Canvas twee jaar geleden op onze langzaam uit de internationale mode rakende bierwereld probeerde te plakken.
Ook bij de laatste aflevering kreeg bierman last van een breed scala aan bipolaire emoties waarbij een zware aanval van plaatsvervangende schaamte nog het langst bleef hangen. Maar bij deze laatste aflevering zat toch ook iets meer fundamenteel fout. Genoeg om er nog eens – ten derde male, maar nu echt de laatste keer, erewoord – op terug te komen.

Dat ze bij de nationale omroep indertijd besloten hebben om een programma te maken over bier is opmerkelijk en uiterst positief. Blijkbaar vond niet alleen bierman dit, want de presenatoren van het programma werden voor hun diensten aan het brouwerijwezen in de laatste aflevering opgenomen in de Orde van de Ridders van de Roerstok, een organisatie die iedereen die iets is of doet met bier in ons land verenigt.
Echt vrolijk werd bierman niet van deze wat vreemde vertoning. Maar veel meer nog dan over deze aandoenlijke ceremonie, fronste bierman de wenkbrauwen bij het eigenaardige feit dat er tijdens Tournée Générale onder dezelfde naam een middelmatig bier werd gebrouwen en in één beweging ook op de markt werd gebracht. Helemaal zeldzaam wordt het natuurlijk als dit bier tussendoor ook nog eens in de loop van het programma wordt gemaakt, geproefd en beoordeeld door dezelfde biermensen die in de voorgaande afleveringen ook al héél mooi hun brouwerij in beeld hebben gekregen. Persoonlijk is bierman van mening dat Tournée Générale een weinig opmerkelijk en weinig origineel bier is dat niet speciaal goed of slecht valt te noemen. Gewoon goed gemaakt bier Vlaamse stijl zonder weerhaken. Misschien zit bierman er met zijn oordeel helemaal naast, maar er was nu eenmaal niemand bij de beoordeling aanwezig die het bier objectief en boven alle verdenking verheven kon smaken. Jammer dus dat bierdrinkend Vlaanderen nooit zal weten wat specialisten nu écht van het bier vonden.
Ergens klopt er hier toch iets niet? Als politieke journalisten schrijven voor een partijblad krijgen ze bakken kritiek over zich heen (laat staan dat ze het zouden durven om de ideologische lijn van een partij uit te schrijven). Maar heel wat publicaties over bier op televisie of in de geschreven pers worden gemaakt door mensen die heel dicht aanschurken tegen de belangenorganisatie van de Orde van de Ridders van de Roerstok en dat maakt van hun teksten en prentjes één grote eenzijdig positieve en eigenlijk ook wat eentonige reclamespot voor Belgisch Bier. Voorwaar een vrolijke billenklets in de olijke cirkel van de bieroligarchie … en toffe jongens onder elkaar dat we zijn...

Uit dit soort doorgeslagen journalistieke inteelt worden doorgaans gedrochten geboren en eigenlijk … uiteindelijk … bewijst Canvas hiermee zichzelf en de nationale biercultuur geen dienst. Als het vals is, is het waardeloos, zo denkt bierman en dus moet iedereen die zich een oordeel wil vormen over een bepaald bier, dit ook zo onafhankelijk mogelijk proberen te doen. Dat betekent in de eerste plaats afstappen van dit soort oppervlakkige goed nieuws shows, waarbij alles wat door vrienden wordt gemaakt in het juiste land en met ongeveer de juiste ingrediënten boven alle kritiek verheven is. Wie kritisch is moet heeft niet de opdracht om elke bierscheet te parfumeren, maar moet duidelijk durven aangeven wanneer bepaalde bieren onder de norm scoren. Een onafhankelijke bierrecensent moet geen angst hebben dat hij een brouwerij niet meer zal binnen mogen of zijn goede vriend de brouwer zal schofferen. En brouwers zouden dankbaar moeten zijn dat hun producten in een eerlijk licht komen te staan want hier liggen de kiemen van blijvende successen, ook – vooral - internationaal. Niet in het zich omringen met al te zeer gelijkgestemden.
Overigens. Wie even rondkijkt kan heel wat degelijke bierrecensies vinden. Gewoon even door de bovenste laag heen bijten (en door de flauwe zever van bierman). Vanaf dan wordt het interessant.